ZÏËRÏKZEESCHE COURANT. voor kei arrondis- neuent Zierikzee. 1881. No. 5. Woensdag 19 Januari. 84ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uille t o n. Schetsen uit de werken van Emile Zola. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke uomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NTI EN Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEXMAN. Binnenland. ZIERIKZEE, 18 Januari 188 1. Tegen Woensdag-avond is door het bestuur van het Departement Zierikzee der Nederlandsche Maat schappij van Nijverheid een openbare vergadering uitgeschreven met genoodigde belangstellenden, ter bespreking van een "plan tot oprichting van een Ambachtsschool alhier. Een Ambachtsschool is ongetwijfeld een hoogsf- belangrijke zaak voor een gemeente. Het doet ons geuo.)gen, dat //Nijverheid" het initiatief genomen heeft tot bespreking van dat onderwerp. Bestond hier vroeger eeh industrieschool en is deze later door de burger-avondschool vervangen, 't behoeft geen betoog, dat een eigenlijke ambachtsschool iets anders en wat meer is, zeker iets meer practisch en waarvan het niet bewezen behoeft te worden dat zij bij uitnemendheid nuttig kan zijn voor de vorming van goede, degelijke ambachtsleerlinge'n, waarvan met grond degelijke werklieden te wachten zijn. Ja, 'tis zoo, gelijk de bladen zeggen, we hebben weer ruimschoots gelegenheid om al 't onaangename van ons isolement te beseffen. De vaart op Holland gestremd, alleen de Spoorboot rest ons nog om althans het vaste land te kunnen bereiken. De Spoorboot! Men mag de Maatschappij die haar doet varen, de Provincie, die haar subsidieert, wel dankbaar wezen. Zij althans houdt nog zoolang mogelijk 't algemeen belang de hand boven 't hoofd. Jammer dat ook zij er zoo op uit is om als 't kan 't mes aan twee kanten te doen snijden 1 Zoo vernemen wij, dat het concert van Vrijdagavond a.9. niet doorgaat, omdat de reis voor de artisten te bezwaarlijk, ja ondoenlijk wordt, want de Spoorboot heeft het tarief verhoogd en de retourbiljetten inge trokken, of geeft deze niet uit. Zoo moet zelfs 't eenige middel van gemeenschap, 't flink gesubsidieerde lokale haast schreven we openbare middel van vervoer, uit den nood der omstandigheden geld kloppen. En dan dacht men nog dat 't publiek belang alleen dien dienst vorderde en in 't leven hield Van alle zijden komen berichten in over de staking der scheepvaart tengevolge der felle vor9t. Op de rivieren is zeer veel drijfijs, de vaart grootendeels gestremd en de overtocht aan de veeren zeer moeielijk of zelfs ondoenlijk. Met reden maakt men zich zeer ongerust over 't lot dat sommige punten der over stroomde streken dreigt, vooreerst door dé vorst zelf, maar vooral als 't weer zal gaan dooien en er dan misschien storm bijkomt, die het ijs in beweging brengt, boomen en woningen zal medevoeren en ver nielen wat nog door het water gespaard was of slechts half verwoest. De weldadigheidszin laat zich ook thans niet onbe tuigd, maar in den ongewoon grooten nood is ook buitengewoon veel noodig. Niet zonder trot3 mogen we er op wijzen, dat, terwijl de meeste havens en riviermonden meer en meer ontoegankelijk worden door het ij9, Vlissingen, Ter Neuzen, Zierikzee, Brouwershaven nog steeds totaal vrij van ijs blijven en evengoed toegankelijk als in den zomer. Verleden Woensdag hebben de gemeentenaren van Ooltgensplaat hun burgemeester mr. I). v. Weel, een prachtig feest bereid ter gelegenheid zijner 25jarige ambtsvervulling. Er werd een optocht gehouden, de gemeente was feestelijk versierd en den jubelaris werden vele geschenken aangeboden, waaraan door de ingezetenen zonder onderscheid van kerkgenootschap werd deelgenomen. Ook de armen en behoeftigen werden ruim bedacht. Van de werf de Schelde te Vlissingen is te water gelaten een loodsschoener van compositen bouw, bestemd voor deu dienst van het Belgisch loodswezen. De kunstschilderes Schwnrze te 's Hage is bezig met het maken van een schilderij in olieverf, voor stellende H. M. de Koningin met de kleine Prinses op den schoot. Ondel Boxtel is door eeuige heeren een drijfjacht gehouden en een mooi wild zwijn geschoten vau 100 kilo zwaar. v. Toen ik weer tot mijzelven kwam, lag ik op mijn zijde in het stof. Ik was als door doodschrik vernietigd. Met wijdgeopende oogen staarde ik voor mij uit, zonder iets te zien; het wa9 mij aUof ik geen leden meer had en alsof mijn hersenkas ledig was. Ik had geen pijn, want het leven scheen uit mijn vleesch geweken. De brandend heete zonnestralen vielen op mijn gelaat als gesmolten lood. Ik voelde het niet. Lang zamerhand keerde 't leven in mij terug? mijn leden werden lichter, slechts mijn schouder bleef als 'c ware vermorseld. Toen beproefde ik, met het instinct van een gewond dier, te gaan zitten. Ik gaf een schreeuw van pijn en viel weer op den grond. Maar nu leefde ik dan toch, ik zag en begreep. De naakte breede ylakte was daar, wit van de middag- zou. Zij ontplooide al haar verslagenheid onder de gloeiende klaarheid des hemels; hoopen lijken sliepen daar in de warmte en de omvergeschoten hoornen schenen andere ilooden, die lagen te verdorren. Geen tochtje was er in de lucht. Een schrikwekkende stilte ging uit van die hoopen lijken; en dan, bij wijlen, zetten doffe klaagtonen, die de stilte afbraken, daaraan als een langdurige siddering bij. Aan den horizon, op de heuvelklingen hingen dunne rookwolken en teekenden zich als grauwe vlekken tegen het schitterend blauw des hemels af. Daar op de hoogten werd de slachting voortgezet. Ik ging nu denken dat wij overwinnaars waren, 't was mij een soort van zelfzuchtig genoegen, bij mijzelven te zeggen, dat ik thans in vrede kou sterven in die woeste vlakte. Rondom mij was de gror.d zwart. Het hoofd opheffende, zag ik eenige meters van mij af de vijandelijke batterij, op welke wij 9torm- goloopeu hadden. De worsteling w«9 zeker vreeselijk geweesthet bergje was bedekt met gekorven en misvormde lichamen; het bloed had zoo overvloedig gestroomd, dat het stof een breed rood tapijt geleek. De kanonnen staken hun sombere muilen boven de lijken uit. Ik huiverde over dat stilzwijgen van die kanonnen. Eindelijk gelukte het mij heel voorzichtig op den huik te gaan liggen. Ik liet mijn hoofd steunen op een grooten met bloed bespatten steen en haalde den brief van oom Lazarus uit mijn borst. Ik legde hem voor mijne oogen; mijn tranen beletten mij hem te lezen. En de zon brandde mij op den rug, een scherpe bloedlucht sloeg mij naar de keel. Ik voelde rondom mij de droeve vlakte en ik vva9 als verstijfd door de stijfheid der doodeu. Te midden van die heete en walgelijke stilte van den moord schreide mijn arm hart. Oom Lazarus schreef: z/Mijn lieve Kind. z/Ik hoor dat de oorlog verklaard is, en ik hoop nog dat gij uw paspoort zult krijgen vóór de opening van den veldtocht. Eiken morgen bid ik God dat hij u behoede tegen nieuwe gevarenhij zal mij verhooren, hij zal wel veroorloven dat gij mij eenmaal de oogen kunt sluiten. //Ach, mijn arme Jan, ik word oud, ik heb uw krachtige» arm zoo noodig. Sedert uw vertrek voel ik uwe jeugd, die ook mij verjongde, niet meer naast mij. Herinnert gij u nog onze morgenwandelingen in de eikenlaan Ik durf thans niet meer otitier die boomen gaanik ben alleen, ik beu bang. De Durance schreit. Kom spoedig mij troosten, mijn onrust stillen." Snikken stokten mij in de keel, ik kon niet voort gaan. Op dit oogenblik deed zich een snijdende kreet hooreu eenige schreden van mij af; ik zag een soldaat zich plotseling oprichten, met vertrokken gelaat; in doodsangst hief hij den arm op en viel neder op den grond, waar hij op vreeselijke wijze in elkander kromp in de doodsstuipentoen bewoog hij zich niet meer. z/Ik heb mijn hoop op God gesteld, ging mijn oom voort, hij zal u fri9ch en gezond te Dourgues terug brengen, en dan zullen wij 0119 zoet leventje hervatten. Laat ik eens hardop droomen en u mijn plannen voor de toekomst zeggen. Gij zult niet meer naar Grenoble gaan, gij blijft bij mijik zal van u een zoon der narde maken, een boer, die vroolijk leven zal te midden vau den landelijken arbeid. //En ik kom dan op uw hoeve wonen. Mijn bevende handen zullen weldra de hostie niet meer kuuneu vasthouden. Ik vraag vati den hemel slechts twee jaren nog zoo gelukkig te leven. Dat zal mijn loon zijn voor eenige goede werken, die ik misschien gedaan heb. Dan zult ge mij dikwijls langs de voetpaden van on9 geliefkoosde dal geleiden, waar elke rots, elke heg mij uw jeugd zullen te binnen brengen." Öp nieuw moe9t ik ophouden. Mijn schouder deed mij zulk een hevige pijn, dat ik op 't punt was op nieuw in zwijm te vallen. Een vreeselijke onrust overviel mij; het scheen mij toe, dat het geweervuur naderbij kwam en ik zeide met schrik tot mijzelven, dat ons leger wellicht tot wijken gebracht werd, dat het op zijn vlucht hierheen en over mijn lijf zon gaan. Maar altoos nog zag ik de dunne rookwolkjes, die over de heuvelen rolden. //En wij zullen met ons drieën zijn om ons onder elkander lief te hebben, voegde oom Lazarus er bij. O, Mijn lieve Jan, wat was dat goed van u, toen gij haar eens op een morgen te drinken gaaft, aan den oever der Durance. Ik voor mij, ik was bang voor Babet, ik had een kwade bui, en nu ben ik jaloersch want ik zie wel dat ik u nimmer zoo zou kunnen liefhebben als zij u lief heeft. //Schrijf hem, zei ze gisteren al blozende tot mij, dat, als hij zich laat doodschieten, ik in de rivier zal springen op de plek waar hij mij heeft te drinken gegeven." //Spaar toch om 's Hemels wil uw leven. Er zijn dingen, die ik niet kan vatten, maar ik gevoel wel, dat het geluk u hier verbeidt. Reeds noem ik Babet mijn dochter; ik zie haar al aan uw arm in de kerk, als ik uwe vereenigitig zal zegenen. Laat dat miju laatste mis zijn. z/Babet is nu een groot en mooi meisje. Zij zal u bij uw arbeid helpen Het geweervuur liet zich nu weder hooren. Ik schreide in stilte. Sommige met den dood worstelende soldaten hoorde ik liggen kreunen tusschen de radereu der kanonnen. Ik merkte er een op, die alle moeite deed om zich te ontdoen van een eveneens gekwetsten kameraad, die hem met al zijn zwnarte op de borst Ing; en daar deze gekwetste klagend tegenspartelde, duwde de soldaat hem ruw van zich af, zoodat hij van de helling van 't bergje rolde en brulde van pijn. Op deze kreten steeg er een nlgemeene weeklacht op ouder deu hoop lijken. De neigende zon zag bruiu-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1881 | | pagina 1