ZIEWKZEESCÏÏE COURANT.
semeiil Zierïkzee.
voor het ariondis-
1881. No. 4. Zaterdag 15 Januari. 84ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
F e u i 11 e t o n.
Binnenland.
Schetsen uit de werken van Emile Zola.
PRIJS DER AD V'ERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
Alle stukken, <le redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAIi EMS AN.
ZIERIKZEE, 14 Januari 1 8 8 L.
Naar wij vernemen heeft de algemeene collecte
voor de noodlijdenden door den watersnood in
N.-Brnbant en Limburg, gehouden door - de sub
commissie alhier, opgebracht f 417,36, welke gelden
aan de Algemeene Commissie te Amsterdam zullen
worden overgemaakt.
Gelijk bekend is, blijft tengevolge van de zonderlinge
regeling van het kiesrecht een groot deel der be
volking van dat recht uitgesloten en daaronder zelfs
velen in wie men wegens maatschappelijke betrekking,
genoten opvoeding enz. toch wel bevoegdheid mag
veronderstellen om deel te nemen in de behartiging
der openbare belangen, voor zoover 't kiesrecht dat
medebrengt.
Inzonderheid in de groote steden valt het in 't oog
hoeveel intellectueele krachten door onze gebrekkige
weiten eenvoudig worden geneutraliseerd, ten einde
plaats te ruimen voor b.v. houders van kroegen,
bordeelen en dergel. Het zal nog wel een paar
menschenleefiijden duren voor er hier te lande aan
algemeen stemrecht te denken valt, terwijl ook van
uitbreiding van liet kiezerscorps door wijziging der
betrokken wetten, vooreerst nog wel niets zal ko'inen.
De Hollandsche inertie is daartoe de natuurlijke
aanleiding.
Onderlusschen openbaart zich toch meer en meer be
langstelling in de publieke zaken bij de niet-kiezers.
Te Amsterdam heeft zich een vereenigitig van zulke
personen gevormd onder den naam van de Unie. Er
is een vergadering gehouden-en staande die vergadfring
onder leiding van den heer Starcke, traden 150
personen tot de Unie toe. Deze zal nu zoo spoedig
mogelijk geconstitueerd worden, waartoe een com
missie voor fl ontwerpen van statuten is benoemd.
Het doel der Unie is bevordering van het staat
kundig leven onder de van het kiesrecht uitgeslotenen.
Ook te Middelburg is door den apostel der pros
titutie (in goeden zin namel.) dr. H. Pierson van
Zetten, een rede gehouden om zijn denkbeelden te
doen kennen. Hij bestreed 't tot nu toe beslaande
politie—toezicht en in 't bijzonder de geneeskundige
visite.
Door dr. J. C. Bolle werd daarentegen dat systeem
op medische gronden ten zeerste voorgestaan en
verdedigd.
Te Scheveningeu hebben eenige ongeregeldheden
plaats gehad onder het zeevolk; vermoedelijk ontstaan
uit ontevredenhed wegens zekere gewijzigde conditiën
van loonsberekening en wegens het door de reeders
sinds eenigen tijd krachtig te keer gaan van liet
stelen van visch, welke laatste practijk op groote
schaal gedreven werd.
Er zijn vrij wat ruiten ingeworpen aan eenige ge
bouwen doch het krachtig optreden der politie heeft
den oproerigen hoop spoedig verstrooid en sedert
werd de orde niet meer verstoord.
Voor eenige jaren overleden te Hulst de twee ge
zusters van L., beiden ongeh. Zij hadden op denzelfden
dag een testament gemaakt, waarbij de eene tot
universeele erfgename instelde de kerk van den Heiligen
Marti luis, de andere de kerk van den Heiligen
Cornelius, beiden met nlgeheele uitsluiting der bloed
verwanten. Voor het geval de kerk niet kon of niet
mocht erven, werd tot algeheeleri erfgenaam ingesteld
de tijdelijke pastoor bij ieder dezer kerken.
Na liet overlijden van een der zusters werd aan de
kerk van den II. Marlinus de vergunning om te aan
vaarden geweigerd, waarop de tijdelijke pastoor, de
heer S., van den excecuteur de erfenis ontving.
Eenigen der bloedverwanten hadden hiertegen bezwaar
en dagvaardden den executeur tot rekening en verant
woording en den pastoor tot afgifte der nalatenschap
na nietigverklaring der erfstelling. De gedaagden be
weerden voor de Middelburgsche rechtbank, dat de
eischers 11 iet-ontvankelijk waren in de ingestelde vorde
ring, op grond dat deze niet door al de bloed verwanten
was ingesteld. Deze exceptie werd door de rechtbnnk
verworpen, doch overigens den eischers hun vordering
ontzegd.
Tegen dit vonnis kwamen zij in hooger beroep bij
het Gerechtshof le 's Gravenliage en namens hen werd
betoogd, dat de erfstelling van den tijdelijken pastoor
nietig was, op grond dat deze zou zijn een der lusschen-
beide komende personen, bedoeld bij art. 958 B. W.
De advocaat mr. W. A. van Hoek uit Middelburg
trachtte dit breedvoerig aan te toonen, vooral op grond
der bepalingen van het kanonieke recht. Volgens dit
recht konden geordende geestelijken slechts dan iets
voor zichzelf verkrijgen, wanneer het hun niet in hun
qualteit was vermaakt. Dit was echter hier wel ge
schied en zelfs in de sterkst mogelijke mate, omdat
de erflaatster, die n.b. lezen noch schrijven kon, niet
vooruit kon weten wie bij haar overlijden pastoor der
kerk zou zijn. Ook op grond van verschillende andere
omstandigheden trachtte pleiter aan te toonen, dat de
erflaatster met de erfstelling van den pastoor alleen
IV.
a.
Zomer.
Dien dag, toen ik tegen drie ure in den morgen
wakker werd, lag ik op den harden grond, geledebraakt
van vermoeidheid, 't gelaat met zweet bedekt. Een
warme en zwoele Julinacht drukte mij den boezem.
.Rondom mij lagen mijn kameraden, in hun kapotter)
gewikkeld, te slapen; zij waren als zwarte vlekken
op .den grijzen grond en de donkere vlakte hijgde als
't ware; 't was als hoorde ik de krachtige ademhaling
van een ingeslapen menigte. Onduidelijke geluiden,
't Uiunekeu vau paarden, wapengedreuu stegeu in de
sidderende stilte op.
Tegen middernacht had het leger halt gehouden,
en wij hadden order gekregen te gaan liggen en te
slapen. Wij marcheerden al drie dagen lang, verbrand
door de zon, verblind door 't stof. Eindelijk hadden
we de)» vijand voor ons, daar ginds op de heuvelkanteu
aan den hoiizon. Met het klieken van den dag moest
een beslissende veldslag geleverd worden.
Ik was zeer neerslachtig. Gedurende drie uren had ik
daar gelegen als verbrijzeld, ademloos en gedachtenloos.
Door de overmaat van vermoeienis was ik nu weer
wakker geworden, en nu zoo op den rug liggende,
de oogen wijd open, lag ik te denken, terwijl ik naar
den nnchteiijken hemel zag; ik dacht aan dien veldslag,
aan die slachleiij, die 'de zon zou gaan verlichten.
Dat was nu al sinds zes jaar, dat ik, bij het eerste
schot van elk gevecht, een vaarwel toeriep aan al wat
mij 't liefste was, aan Babet en oom Lazarus. En
zie, nauwelijks een maand voor ik mijn paspoort zou
krijgen, daar moest ik hun alweder vaarwel zeggen,
ditmaal voor altoos misschien
Toen werd mijn gemoed weeker. Met gesloLen
oogen zag ik Babet en oom Lazarus. Wat was dat
al lang geleden, dat ik hen omhelsd had Ik dacht
aan dien deg onzer scheiding; mijn oom beschreide
zijn armoede en dat hij mij zoo moest laten vertrekken,
en 's avonds had Babet mij bezworen, dat zij op mij
zou wachten, dat zij nimmer iemand anders dan mij
zou liefhebben. Ik had alles moeten verlaten, mijn
patroon te Grenoble, mijn vrienden te Dourgues. Nu
en dan had ik uit brieven vernomen, dat men mij
nog altoos liefhad, dat het geluk mij verbeidde in
mijn geliefde dal. En ik, ik moest gaan vechten, ik
moest mij laten doodschieten.
Ik begon te mijmeren over de thuiskomst. Ik zag
mijn armen ouden oom op den drempel van de pastorie
zijn bevende armen naar mij uitstrekken; en achter
hem stond Babet met een hoogen blos, in tranen en
toch glimlachend. Ik wierp mij in hun armen, ik
omhelsde hen, al stamelende
Plotseling rukte het geroffel van de trom mij weer
naar de vreéselijke werkelijkheid terug. De dageraad
brak aan, de grauwe vlakte verbreedde zich in de
morgendampen. Er kwam leven op den grond, van
alle kanten rezen gestalten op. Een toenemend ge-
druisch vervulde de lucht; 't waren appèls op den
horen, 't galoppeeren van paarden, 't rollen van hel
geschut, kommando's. De oorlog richtte zich op,
dreigend te midden van mijn teederen droom.
Ik stond pijnlijk op; 't was mij of mijn leden
gebroken waren en mijn hoofd van een zou splijten.
Haastig verzamelde ik mijn manschappenwant ik
moet i) zeggen, dat ik den graad van sergeant bereikt
had. Wij kregen aldra bevel ons naar den linkervleugel
le wenden en een kleinen heuvelkaut te bezetten, die
de vlakte beheerschle.
Toen we gereed stonden om af te marcheeren, kwam
de veldpost op een draf voorbij en riep:
Een brief voor sergeant Gourdon!
En hij gaf mij een verkreukten, besmeurden brief
over, die misschien al een dag of acht had rond
geslingerd in de lederen tasschen van de veldpost.
Ik had slechts den tijd om het schrift vau oom Lazarus
te herkennen.
Voorwaarts, marsch riep de kommandant.
Ik moest voort. Eenige seconden hield ik mijn
armen brief in de hand, ik verslond hem met de
oogen; hij brandde mij in de vingersalles ter wereld
had ik willen geven om te mogen gaan zitten en op mijn
gemak te kunnen schreien, terwijl ik hem las. Ik moest
hem toch lusschen mijn rok steken, tegen mijn hart.
Nooit had ik zulk een pijnlijken angst ondervonden.
Om mijzelven te troosten, zei ik, wat mijn oom mij
zoo dikwijls herhaald had ik was nu in den zomer
van mijn leven, 't was het uur van den vurigen strijd,
en ik moest dapper mijn plicht doen, zoo ik een
rusligen en vruchtdrngenden herfst begeerde. Maar
die vedeueeringen maakten mij nog neerslachtiger;
die brief, die mij daar kwam spreken van geluk,
brandde mij op 't hart, dat in verzet kwam tegen de
dwaasheid van den oorlog. En ik kon hem zelfs niet
eens lezen Ik zou misschien sterven zonder te weten
wat er in stond, zonder voor de laatste maal de goede
woorden van oom Lazarus te vernemen.
Zoo waren wij op de heuvelkling gekomen. Daar
moesten wij het bevel afwachten van voorwaarts te
gaan. Het slagveld was wondergoed gekozen om elkaar
op zijn gemak te kunnen kelen. De onmetelijke vlakte
strekte zich naakt uit, uren ver, zonder een boom,
zonder een huis. Hagen en struiken waren als schrale
vlekken op de witheid van den grond. Nimmer heb
ik weer zulk een veld gezien, een zee van slof, een
krijtachtige grond, hier en daar gebarsten, zoodat
men de bruine ingewanden kou zien. En nimmer heb
ik ook een hemel weder gezien zoo vurig rein, een
zoo schoonen en lieeten Julidag; om acht ure schroeide
de gloeiende lucht reeds onze aangezichten. O, Welk
een prachtige morgen, en welk een onvruchtbare vlakte
om te dooden en te sterven