Bmtenlandsch Overwicht.
Volgens het N. v. d. D. wil men te Amsterdam
een manége stichten, die door grootte en inrichting
alles zal overtreffen wat van dien aard tot dusver in
Nederland gezien is.
Naar men verneemt zal te Amsterdam ook een
Eden-theater gebouwd worden. Met zou komen ach lei
den schouwburg op het Leidsche plein. Als die
weelderige inrichting er eenmaal is, zullen vrome,
bezorgde vaders niet meer naar Brussel behoeven te
reizen om hun volwassen zonen afschrik van zulke
zaken op 't terrein zelf in te boezemen.
Op de veiling van curiositeiten en kostbaarheden,
nagelaten door wijlen den heer J. Josephus Jitta te
Amsterdam, hebben o. a. 11 groote en kleine snuif-
doozen opgebracht f 4078. De kostbare horloges
brachten van f 200 tot f 400 op. Een nécessaire, 16
c.M. hoog, van onyx, met goud en met drie vrouwen
kopjes in émail, bracht 1800 op. Een gouden
zakflacon met bloemen van émail ging voor f 585,
een gouden étui met émail en diamanten voor f 910,
een étui van onyx met een diamant gold f 275 en
een ivoren étui met goud f 270.
Naar men verneemt, is bij het dep. van Justitie
een wetsontwerp in bewerking tot nadere regeling
van de preventieve hechtenis.
Uit de discussies in de Tweede Kamer over de
Indische begrooting bleek o. a. dat tot heden de
Atjeh-oorlog 85*/^ millioen heeft gekost.
Als vertegenwoordiger der Nederlandsche Regeering
in de internationale commissie, belast met de herziening
zoowel van het bestaand reglement op de rechterlijke
organisatie in Egypte als van de nieuwe Egyptische
wetboeken, is aangewezen de heer J. N. Anslijn,
Nederl. agent en consul-generaal te Alexandrië, met
bevoegdheid als gedelegeerde te doen optreden mr.
J. H. De Stoppelaar, rechter in de gemengde rechtbank
te Cairo, alwaar de zittingen 15 Nov. j.t. zijn geopend.
Bij bevelschrift der Arrondissements-rechtbank te
Middelburg is tegen A. R., laatst ontvanger der re
gistratie en domeinen en bewaarder der hypotheken
en van het kadaster te Goes, wegens misdrijven,
strafbaar met criraineele straffen, rechtsingang verleend,
met bevel dat hij zal worden gevangen gehouden tot
nadere beschikking in het huis van arrest te Middelburg,
ter zake: onder meerder, dat hij in zijn genoemde
kwaliteit heeft ontvangen gelden, zoo voor rechten
verschuldigd wegens overgang van hier te lande ge
legen vaste goederen aan vreemdelingen toebehoorende,
als voor koopsommen, kosten en interesten van dooi
den Staat verkochte onroerende goederen, welke
door hem niet verantwoorde gelden zijn verduisterd
en ten eigen bate aangewendvoorts het valschelijk
in strijd met de waarheid afgeven van bewijzen van
onbezwaardheid van verschillende pereeelen lands,
gelegen in de gemeenten 's Heer Arendskerke en
Wol fa arts dijk, welke goederen nog met hypotheek ten
behoeve van den Staat waren bezwaard.
Op 75jarigen leeftijd overleed te Arasterdam de
heer George August baron Tindal, gepensioneerd kapt.
ter zee, adjudant in buitengewonen dienst van Z. M.
den Koning, ridder der orde van den Nederlandschen
Leeuw, officier van het Legioen van Eer en ridder
der St. Anna-orde 2e klasse.
Benoemingen, Besluiten, enz.
Z. M. heeft benoemd tot plaatsverv. dijkgraaf van
den Remoortere-polder P. Duraoleijn; tot pi. dijkgr.
van den Seydlitz-polder P. Dumoleijntot pl. dijkgr.
van den Westdorpe- of Nieuwe Vogelschor-polder
J. v. d. Bulck; tot lid van het besuur van de
waterkeering van den calam. Yliete-polder A. A.
v. d. Maas; tot lid van het bestuur van 't calam,
waterschap "VValzoorden J. van Sikkelerus.
Z. M. heeft benoemd tot bewaarder der hypotheken,
het kadaster en de scheepsbewijzen te Goes jhr. S. N.
E. Fiulii van Aspermont, thans inspecteur der registratie
en domeinen 2e kl. te Dordrecht.
Bij beschikking van den Minister van Waterstaat
enz. wordt met 1 Januari 1881 geplaatst aan het
ijkkantoor te Middelburg de adj.—ijker C. Krediet,
thans tot voltooiing zijner practische oefening werkzaam
te 's Hage.
Door Z. M. is den len luitenant op non-activiteit
J. S. G. van Karnebeek, van het wapen der infanterie,
op zijn aanvrage, een eervol ontslag uit den militairen
dienst verleend.
Door den Minister van Oorlog is bepaald, dat,
wanneer gepensionneerde, gegadeerde of gepasporteerde
militairen en militaire schepelingen, die hier te lande
of in de koloniën en overzeesche bezittingen des
Rijks trouw en eerlijk gediend en zich ook na dien
tijd goed gedragen hebben, aan het departement van
Oorlog een aanvrage inzenden oiu plaatsing in eenige
burgerlijke of sedentaire betrekking, welke onder het
Dep. ressorteert, van die aanvrage bij dat Dep. aan-
teekening zal worden gehouden, voor zoover de
adressant voor de gevraagde betrekking in aanmerking
kan komen.
Van de aldus aangeteekende aanvragen zal iedere
maand bij algemcene order voor het leger, aan de
autoriteiten der landmacht opgave worden gedaan.
Deze zullen bij het begeven dier bedieningen,
waarover zij kunnen beschikken, op de bedoelde op
gave nauwgezet letten, en bij voorkeur uit de daarin
vermelde personen, de openvallende of opgevallen
plaatsen aanvullen, en daarvan aan het Departement
kennis geven.
Gemengd Buitenlaiidsch Nieuws.
Men wil te Londen als afdoend middel tegen de
plaag, die bekend is onder den naam van Londensclie
mist, die wolk van steenkolendamp en alegeur, in
het vervolg in plaats van gewone kolen glanskool
of anthraciet gaan branden. Het anthraciet verbrandt
zonder rook. Volgens een schatting van den heer
Perkins bevat het groote anthraciet-bed van Wales alleen
5.000.000.000 ton. Deze voorraad zou, gerekend
op een jaarlijksch verbruik van 100.000.000 ton,
voor 50 jaar voldoende zijn, terwijl er bovendien in
de andere Britsche kolenbassins ook nog veel anthraciet
te vinden moet zijn.
Er zijn thans in Frankrijk 18 vrouwel. kandidaten
in de letteren, 8 vrouwel. kandidaten in de weten
schappen, 2 licenciées in de wetenschappen (tot het
geven van hooger onderwijs bevoegden) en 5 vrouwel.
doctors in de medicijnen.
Het Pruisische Huis van Afgevaardigden heeft zich
dezer dagen bezig gehouden met een onderwerp dat
wel aan de orde van den dag is, n.l. de Joden-kwestie.
Het is bekend, dat sinds eenigen tijd zich in
Pruisen een sterke beweging tegen de Joden openbaart.
De Berlijnsche hofprediker en orthodoxe ij veraar Stöcker,
die tevens zelf lid van den landdag is, gaat algemeen
als de ziel, het hoofd van die beweging door. Voor
eenigen tijd is een adres ,aan de regeering onder het
volk in omloop gebracht tot het werven van hand-
teekeningen en welk adres liet verzoek inhoudt om als
maatregel tot beteugeling van den toenemende» invloed
van 'b Joodsche element, de Joden van alle staats
ambten en bedieningen uit te sluiten. Dr. Stöcker
heeft in den loop der nu gevoerde discussie verklaard,
dat hij zelf dat adres niet heeft geteekend. Dit kan
wel zijn; hij zou 't alsnog kunnen teekenen als de
discussies afgeloopen zijn en zijn verklaring, dat hij
niet heeft geteekend, haar effect heeft gedaan. Of hij
zou 't ook wezenlijk kuunen nalaten, en doen als
sommige drijvers by ons in den anti-vaccinestrijd en
in den schoolstrijd, die wel agiteerden en onderteekenaars
verzamelden op de adressen, maar zelf hun kinderen
lieten vaccineeren of, erger nog, hun kinderen naar
de openbare school zonden. Hoe dit zij, er is vrij
wat over de Joden-kwestie verhandeld. Men wierp
elkaftr om zoo te zeggen met Joden naar 't hoofd.
Toen Strousberg's naam genoemd werd, zei de spreker,
die toen juist aan 't woord was (Richter) ,/dieu geef
ik je present". Waarlijk dat was karakteristiekmen
zit in Pruisen met de Joden in de maag; zij moeten
't loodje leggen, wegens de slechte tijden, die Pruisen
zich mogelijk met de 5 milliards heeft op den hals
gehaald.
Ondertusschen waren er onderscheidene mannen,
die voor de staats-burgerlijke en algemeene raenschelijke
rechten der Joden met vuur en terecht opkwamen.
Zelfs de ultramontanen kwamen voor 't kroost van
Jacob op, doch blijkbaar niet uit Joden-sympathie
maar om en passant een goed woordje te doen voor
de verdreven en vervolgde Jezuïeten, 't Was of ieder
Jood een Jezuïet achter zich op den ezel zou moeten
mededragen door 't land van melk en honig.
Van onderscheidene kanten trachtte men de regeering
te provoceeren tot bepaalde uiting van haar gevoelen
in deze moeielijke zaak. Zij bepaalde zich tot algemeene
uitdrukkingen en kwam niet uit den hoek. Velen
houden 't er voor, dat, zoodra von Bismarck de kans
gunstig ziet, hij zich ook anti-semistisch zal verklaren.
Men verdenkt hem van reactionnaire politieke plannen
op alle punten. Voor 't overige is in den loop dezer
besprekingen door de verschillende partijmannen vrij
wat belangrijks over deze belangwekkende stof gezegd.
Waar eigenlijk de wortel van de kwestie zit, wilde men
elkander niet bekennen; mogelijk wist men't ook niet.
//Rassenhaat", zei de een, maar allen riepen dan //neen 1"
//Godsdiensthaat" waagde een ander te zeggen; doch
zelfs Stöcker zei daarop; //\vat denkt gij, Godsdienst
haat? volstrekt niet." Maar wat 't dan wel was,
daarover is men 't niet oens geworden. Ondertusschen
zal von Bismarck als hij eventueel weer eens geld
noodig heeft voor een of anderen grooten oorlog,
wel bij niemand anders aankloppen, dan bij de geld-
Joden, en mocht Keizer Wilhem ooit weer een campagne
in Frankrijk gaan maken, Ferrières zou niet versmaad
worden als hoofdkwartier; als is 't ook de buitenplaats
van een rijken Jood.
Wij noemden daar Frankrijk. Dat werd er in de
discussie ook bijgehaald. Men vernoemde n.l. 't lief
dadige genootschap van Israëlieten, waarvan in Frankrijk
de oude Crémieux 't hoofd is en in Engeland de oude
eerwaardige Sir Mozes Monteflore. Wij bedoelen de
Alliance Israelite. ITet scheelde weinig of men had
van deze zuiver liefdadige verceniging, een gevaarlijk
politiek genootschap gemaakt, dat mogelijk wel zon
op de revanche, of op de heerschappij der socialisten.
Tn de Fransche Kamer hebben de brandende vragen
nog steeds 't leeuwendeel der besprekingen. De ver
dreven en nog niet verdreven congregaties, de verdachte
toestand van ?t corps der rechterlijke ambtenaren,
ziedaar een paar punten.
Het laatste punt komt ons voor belangrijker te wezen
dan het eerste. Als er bij een groot deel der natie
twijfel gaat komen in de onkreukbaarheid der rechters,
dan is dat een eïnstig verschijnsel. Daar is echter
maar al te veel grond voor dien twijfel. Het corps
is nog voor een groot gedeelte een erfstuk van liét
Keizerrijk en ouder het Keizerrijk is inderdaad de
klad in de rechters gekomen. Daar zijn er velen onder
die der Republiek verklaard vijandig zijn en zoodra
een rechter een politiek partijman is geworden, of
zijn benoemiug of promotie aan zijn partijschappelijkheid
te danken heeft, is zijn karakter niet zuiver meer.
Hoe 't met deze zaak gesteld is, heeft men eenigszins
kunnen nagaan tijdens de jongste campagne tegen de
verboden congregaties.
Maar wat men ook van den politieke» toestand
van Frankrijk moge zeggen, uit een économisch oog
punt verdient de Fransche natie de ongeveinsde
bewondering der wereld. Men oordeele: de begroo-
ting voor 1881 wordt vastgesteld op de som van
2.762.931.289 frs. inkomsten en 2.762.480.817 frs.
uitgaven, gevende dus een goed 3lot vati bijna een
half millioen. Dit schijnt weinig, doch is zeer veel,
daar immers de meeste andere staten met tekorten
te worstelen hebbendoch 't blijkt bij nader bezien
een zeer schoone staat van zaken te zijn, als men er
bij in aanmerking neemt, dat van 1877 tot 1880 de
belastingen met 262 millioen verminderd zijn. In
1877 heeft men de belasting verlaagd op liet zout,
in 1878 op post- en telegrafie en op 't vrachtgoederen-
vervoer, in 1879 op het wisselzegei, de cichorei en
de olie, 't patent, paarden en rijtuigen en in 1880
scheepvaartrechten, suiker en wijn. Bovendien zijn de
kleine tractementen vnn duizenden kleine ambtenaren
verhoogd. De begrooting voor onderwijs, die het
laatste jaar van het Keizerrijk 26 millioen bedroeg, is
gebracht op 63 millioen, enz.
Van 't onderwijs gesproken. Dit kwam ter sprake
in den Senaat, naar aanleiding van 't wetsontwerp
op 't middelbaar onderwijs voor meisjes. Voor ons,
Nederlanders, die alles wat de onderwijsvraag raakt
nog zoo versch in 't geheugen hebben, moet het aan
genaam zijn te liooren hoe eminente Fransche staats
lieden, aan wier bevoegdheid om een oordeel uit te
spreken wel niemand twijfelt, het volkomen eens zijn
met de beginselen, die bij ons door de meerderheid,
Goddank! zijn gehandhaafd. //Wat vooral ons van
onze tegenstanders scheidt", zeide de rapporteur de heer
Henri Martin, //is het verschil van opvatting van het
begrip van Staat. Voor ons is de Slaat een moreel
persoon, de vertegenwoordiger van aller belangen." -
Zoo is 't inderdaadmaar daar, «venals bij ons, zijn er,
die meenen of althans voorwenden te raeenen, want
doorgaans meent men het wel niet, zooals men't zegt,
dat de Staat eeu soort van domein van God is, waar
over zekere kaste van lieden "zich tot rentmeesters,
zaakbezorgers en opzichters opgeworpen heeft. Vandaar
altoos dat alarm zoogenaamd voor God en diens eer
en dat geroep dat men de liberalen God wil
bannen uit de school, uit den Staat, ja overal uit.
Dat dit een onzinnig idéé is, wordt te weinig bedacht
ook door lien, die aan 't alarm niet meedoen. Wat
Henri Martin zeide, is waar: //Men zal God evenmin
van de school bannen als de raenschelijke ziel."
Inderdaad zoo is 't. 't Is onzin dat geschreeuw over
dat bannen van God. Maar de drijvers meenen met
z/God" ziclizelven en hun leer, en als de priester niet
de baas mag spelen in de school en overal, dan heet
het, dat God gebannen wordt. Een poging van
Cliesnelong om indirect toch, om zoo eens te spreken,
God te redden en van overheidswege in de school te
zetten, mislukte. Art. 4 luidde //Het onderwijs omvat
in de eerste plaats de zedeleer". Cliesnelong wilde
aldus lezen //en liet godsdienstonderwijs". De mond
der regeering bestreed het araendement op grond,
dat men toch het godsdienstonderwijs niet wil verbannen,
maar 't opdragen aan de godsdienstleeraars en 't niet