MRKZEESCHG COURANf.
voor liet arrondis-
seiiient Zierikzee.
18B0. No. 81. Woensdag 13 October. 83ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
ïbriek.
Een standbeeld voor een Wijsgeer.
v.
9
•a
EN.
Ham:
40.— u,
40.—
11.—
40.—
40.—
44.—
40.—
40.—
44.—
40.—
40.—
Ct. 65i/s
77 Va
4041/is
4013/s
96V8
22 »/1B
393/is
515/IB
82'/»
76'3/«
1347/a
601/.
605/a
61'/.
9
00
123/„
1» 131
56
I» 505/g
112»/»
f l,22
- 2,47i|,
I langzaam.
|li verkocht.
I a f 10.50
s - 10—
- 8.25
- 5.75
- 5.50
- 4.—
- 5—
i> - 10—
- ïaiöo
- 7.75
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,— Franco per post
Afzonderlijke noramers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, <le redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKE\5IASI.
Kieriltzee.
(Slot.)
Wij spraken van het fatalismns van Spinoza.
Ziedaar weder moeielijkheid door't gebruik van
dit woord. (Sp. gebruikt 't echter niet.) Maar
wanneer bij b.v. zegt wat hierop neerkomt:
„Bestaat ia de stoffelijke wereld geen werking
zonder oorzaak, zoo is op het gebied des geestes
geen besluit van den wil mogelijk zonder daartoe
leidend motief', weshalve er geen werking zonder
oorzaak en dus geen indetermiuistisehe vrijheid
van wil bestaat", dan vragen wij wat is dat
anders dan fatalismus? Daarom is Spinoza
toeb nog geen determinist; want bij die dan
zou moeten détermineeren, d. i. een persoonlijk
heid buiten 't universum, komt in zijn stelsel
niet voor eii daarvoor is er ook geen plaats in.
Men berinnere zich bier dat er voor hem slechts
één heelal bestaat en dat de ouderscheiding
van geestelijk en stoffelijk hier alleeu ongeveer
't zelfde beteekent als de onveranderlijk vast
staande wereldorde van den idealen of wel van
den reëelen kant beschouwd, doch iu den grond
geheel dezelfde.
Op een andere plaats betoogt hij dat de aard
en volgorde der verschijnselen in het deuken
en in de stof niet door doelbeoogeude maar
enkel door werkende oorzaken bepaald zijnzij
zijn dus noch goed noch kwaad, maar alleen
noodzakelijk. Als zoodanig is de wereld noch
de beste noch de slechtste onder de mogelijke
werelden, maar de éénig mogelijke.
Men lette wel op dat dit fatalisme de godheid
niet ontkent. Immers ook met aanneming van
een persoonlijk God moet dat toch ook wel
juist zoo blijven. Er is niets en er geschiedt
niets dat niet zijn en niet geschieden moet of
mag, en inderdaad kan er, van 't godsbegrip
uitgaande, geen sprake zijn van goed of kwaad,
alleeu van feiten.
De slotsom van zijn wijsbegeerte is, dat de
mensch zich door inzicht uit kennis verkregen
leere opheffen tot de hoogte der Godheid en
zoo iedere bijzonderheid, denkbeeld, lichaam,
gebeurtenis, in verband met en als deel van
het oneindig geheel beschouwe. Dat leidt,
volgens Spinoza, den mensch tot een gemoeds
gesteldheid, die gelegen is in berusting in bet
onvermijdelijke en in liefde tot God, die uit het
besef van de oorspronkelijke goddelijkheid van
den loop der dingen voortvloeit.
Kennen, weten, inzien, ziedaar de sleutel om
de geheimnissen van 't bestaan te ontsluiten.
Is dit niet ook schering en inslag bij de diep
zinnigste der bijbelscbe schrijvers? Eu gelijk
die, kwam ook Spinoza tot het resultaat dat
liefde en berusting de wezenlijke vruchten dier
kennis zijn. 't Is ook niet anders; wie recht
kent, die mint recht, en was 't niet 't ideaal
der hoogst vereerde wijzen van alle eeuwen
God te kennenwas dat niet liet ideaal van
de volkomeuste zaligheid
Weinig tijdgenooteu begrepen recht de wijs
begeerte van Spinoza, 't geen ons niet ver
wondert; want hij was zijn tijd enorm ver
vooruit. Van Vloten ziet in hem bij voorkeur
den consequenten protestant. Wij zien vrij wat
meer in hemde naam protestant voldoet niet
om hem te karakteriseeren. Wij zonden dan
maar liever zeggen dat hij do eerste Spinozist
waswant dat hij een eigen zelfgezoebte en
gevonden overtuiging had, dat dient wel erkend
te worden. Een eeuw na zijn dood herleefde bij
voor goed in zijn leer eu mannen als Lessing,
Jacobi, Herder en Götlie werden zijn discipelen,
Fichte, Schilling, Hegel zijn apostelen.
Wij willen hiermee niet zeggen dat zijn
ideeën thans algemeen bekend zijn en aange
nomen, begrepen worden door ieder die wijs
wil heeteu. Nog zijn er die uil onbekendheid
voor hem vreezeu en onbekendheid geeft allicht
baat, evenals keunis liefde geeft; er zijn er nog
die wel zouden willen zeggensmijt steeneu
naar dat brons, dat stelt Spinoza voor.
Het is ook niet bewezen dat liet laatsle woord
in de leer van 't onzienlijke, van 't oneindige,
door Spinoza gesproken is. Zeker nietmaar
dat bij die leer een groot eind verder gebracht
heeft dan zijn voorgangers is niet te ontkennen.
In feestredenen, als b.v. die, waarmede dr.
v. Vloten de onthulling van 't slaudbeeld heeft
opgeluisterd, en die uit den aard der zaak
ietwat in den toostvorm uitvallen, wordt licht
overdreven, en nog lichter onjuist gekarakteri
seerd. Van Vloten stelde Spinoza voor als den
consequenten Geus, den voortzetter cn voleiudiger
van de Hervorming. Onjuist, meen en wij, en
slechts door te laten als retliorische figuur. Men
l:an aannemen dat Spinoza meer met de Refor
matie dau met de Roomsche kerk en met
't Jodendom ophad en na door dit laatste uit
geworpen te zijn, zich Protestant genoemd heeft:
maar bij moest met zijn begrippen bij de toen
malige en ook bij de hedeudaagscbe
Protestanten noodwendig ketter wezen. Immers
't hoofdpunt, 't gezag van het Woord tegenover
en althans boven 't geen dan mensclielijko ver
zinsels genoemd werd, had voor hem hoegenaamd
geen waarde. Hij erkende geen openbaring,
allerminst een geschrevene of gedrukte.
Wij vinden, dau ook meer juist hetgeen
Berthold Anerbach dezer dagen beeft geschreven
iu het artikel „'Iets uit den tijd, locu ik den
roman Spinoza schreef", dat ook in 't Utr. Dagbl.
te lezen geweest is. Hij zegt namel.:
„Had Luther den bijbelsehen kanon als regel
van geloof en wandel heroverd op de kerk,
Spinoza moest zulk een vrije beweging van bet
denkeu binnen de grenzen der bijbelsche oor
konde als eén soort vestingvrijheid beschouwen.
Hij verwierp de opsluiting der vrije gedachte
in een oorkonde en ging verder: uit het geheel
vrije bewustzijn, uit het oorspronkelijk wezen
der algemeene natuur en dat des menschen
schiep bij zijn zedeleer. Hij zelf was de eerste
eu wellicht, de volkomeuste homo liber (vrije
man), dien hij voorstelde als het reinste ideaal.
Spinoza heeft den ideaal mensch uit de wolkeu
der legende doen nederdaleu en hem in het
helderste licht doen zien als homo liber, als liet
vrije individu. Spinoza was de eerste selfmade
man in den uitnemendsten zin des woords en
dat is liet kenteeken der moderne wereld ge
worden".
Dit vinden we juist gezegd. Zoo laat zich
verklaren dat in ile nieuwste tijden het Spinozisme
meer tot zijn recht komt.
Mag bet daarom de Godsdienst der toekomst
genoemd worden, zooals v. Vloten doet? Wij
meenon van niet. Ook dit is slechts een manier
van zeggen, die weinig zin heeft, liet Grieksche
Pantheïsme is ook eenmaal de godsdienst der
toekomst geweest, 't Jodendom ook, ja welke
leer niet? Dit zegt niets, al is dc uitdrukking
tegenwoordig druk in omloop. Dat „der toe
komst" als attribuut aan iets toegevoegd be
teekent niets bestemds, men beeft er niets aan.
Weldra zal men da aardappelen van een aan
staand jaar nu al willen eten als spijze der
toekomst.
De theorieën van Spinoza gaan zoo diep,
zij breken zoo geheel en al mot het meeste
van 't geen tot nu toe onder de menschen
voor onorastootelijk, voor uitgemaakt waar,
voor van God iugegeven doorgaat, dat de dag
nog in de verte niet te zien is, dat bet Spinozisme
algemeen gekend en zijn inzichten algemeen
gedeeld zullen worden. Het is eén ijdel werk
zieb te vermoeien met de bepeinzing van liet
eind, waarop de ontwikkeling van 't naar 't
schijnt ingeschapen idéé van 't oneindige, 't on
zienlijke, uit zal loopen. Daar zal nog wel
donkere schemering blijven vele eeuwen door,
vóór er daaromtrent helder eu voor ieder be
vattelijk licht opgaat. Maar in de reeks van
edelen van ons geslacht, wieu het uitnemende
voorrecht te beurt viel die ontwikkeling weder
een schrede verder le mogen brengen, verdient
gewis de eenvoudige, nederige Spinoza een eer
volle plaats.
We hebben 't in den loop van dit artikel
reeds opgemerkt, het is jammer dat Spinoza
den leerstoel te Heidelberg niet beeft aanvaard.
Dan waren we wellicht thans beter in staat
reebtstreeksohe vruchten van zijn onderzoek te
plukken; dan was ook het ware, blijvende van
zijn leer gebleken en hetgeen daarin dwaling
of misvatting is, er afgescheiden. Nu zal dit
toch nog wel geschieden, maar 't zal lang
duren, en men loopt gevaar van den voor twee
eouweu levenden mensch van gelijke bewegingen
als wij een mythische figuur te maken, gelijk
met alle groote profeten geschied is, en waar
door do menschen ev toe komen bun eigen
dwaze ideeën, valscbe stellingen en opgeraapte
verzinselen uit te geven als wijsbegeerte van
Spinoza.
Tot beden toe is 't daar nog ver af, daar
zorgt de clericale beut wel voor en vindt haar
kracht in de inertie der menschen.
Er is van Spinoza's werken vrij wat bekend
en uitgegeven; doeli veel wordt nog gemist.
Hij gaf in 1670 zijn zooveel geruchtmakend
Tradalus theologico politicus uit. Na zijn dood
is eerst zijn meesterwerk uitgegeven, namel. zijn
Ethica, waarvan de uitgave is bezorgd door
zijn vriend den geneesheer Lodewijk Mayer.
Dit is een bewerking in streng wetenschappe-
lijken vorm van eenige vroeger door Spinoza