voor liet arrondis- aJ&k seineit Zierikzee.
I860. No. 76. Zaterdag 25 September. 83ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Een standbeeld voor ean Wijsgeer.
mmk/nsciii connVI.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Plu we lij ks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contantbetaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betredende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEN MAN.
i.
De tijdgenooten slaan de profeten dood, maar
liet nageslacht bouwt hun graven en richt
gedenkteekeneu voor hen op.
Er ligt veel hards, veel schril hinderlijks in
deze uitspraak, doch ze is maar al te waar en
't zon dwaas zijn daarover bitter te klagen of
zich dat aan te trekken, daar 't wel een nood
zakelijkheid schijnt, en al wat noodzakelijk is,
dat dient rnen te nemen zooals 't is, ja misschien
mogen we er bij voegen dat is goed.
Men dient om dit te vatten en 't niet te
houden voor nog harder uitspraak dan de boven
staande zich op een ietwat verheven standpunt
te plaatsen, nog vrij wat hooger dan de drie
of vier meter hooge voetstukken waarop de
menschelijke rjdelheid de monumenten stelt,
opdat ze van de mensehen gezien worden.
Is er iets mistroostends in, dat de tijdgenoot
den wijze een dwaas noemt en een slechtaard
zelfs als hij door zijn wijsheid ver boven den
tijdgenoot uitstaat zoodat deze. niet bij machte
is hem te vatten, er is ook niet weinig
vertrooslends jn, dat liet nageslacht, al begrijpt
het den wijze ook nog niet geheel en algemeen,
hem toek in liefde wil gedenken, hem gaarne
vergeeft een profeet geweest te zijn en zijn
nagedachtenis wil eeren. Yoor den doode geeft
dat niets meerdie heeft zijn strijd om 't bestaan
op zijn manier gestreden en is bezweken aan
longtering, maar voor de levenden kan 'tgoed
zijn, voor de naneven moet bet goed zijn, dat
er van die nobele kampioenen op 't gebied des
geestes opkomen, hun levenskamp volbrengen
tot ze er in bezwijken, doch om later als
overwinnaars te worden gelauwerd door volgende
geslachten, die, op de schouders der vaderen
staande, ietwat hooger reiken en ietwat verder
zien, ietwat meer kennen en daardoor ietwat
meer liefhebben en waardeeren kunnen.
O, gewis, 't zal nog lang duren eer de menigte,
die langs den voet van 't bronzen beeld in den
Haag wandelt, goed zal vatten welke de ver
diensten van dien eenvoudigeu man toeb wel
geweest zijn, dat men hem een standbeeld heeft
waardig gekeurd. Het zal evenzeer nog lang
duren eer een burgemeester van den Haag
openlijk iets meer daarvan zal durven zeggen
dan: ik dank u voor 't monument, 't zal al
weer een verfraaiing te meer zijn van onze
nette residentie. Maar ook dit moet men weten
te schikken. Ook hier geldt het: veel kennen
doet veel vergeven.
Er is doorgaans zwaar geboot voor de vrij
moedige uitingen van ongewoon begaafde vrij
denkende geesten; al de genieën op dat gebied
zijn min of meer martelaars geworden. Aan
den anderen kant moet erkend worden dat geen
van die genieën te vergeefs geleefd heeft, het
wartelaarsbloed is altoos vruchtbaar geweest.
Als er ergens een vonkje wezenlijk licht wordt
ontstoken, dat gaat niet verloren, de duisternis
neemt er op den langen duur wat van op en
zal 't eindelijk wel geheel vatten.
Het moge derhalve hard schijnen, dat de
vaderen de profeten hebben gedooddat de
nazaten de graven der profeten versieren is
een goed teeken. De mensehheid moge hard-
leerscli en weerbarstig zijn, onvatbaar is zij niet.
Laat dus het beeld van Spinoza nog lang
een opgericht teeken zijn dat wedersproken zal
worden, dat het er nu staat daarin verblijden
we ons; 't is een bewijs dat wij thans levenden
iets vooruit zijn op zijn tijd- en stamgenooten
die hem uit de synagoge wierpen, en op de
Christenen van zijn tijd, die hem al weinig
minder verafschuwden.
Met ongemeen genoegen hebben we de geest
rijke en pittige rede gelezen, door dr. v. Vloten
uitgesproken, bij de onthullingsplechtigheid.
Die van Vloten is er ook een, die vrij wat
boven de meesten van zijn tijd uitstaat en ook
niet altoos door iedereen begrepen en verdragen
is. Wij dachten zoo al lezende: ziedaar den
rechten man 0111 openlijk te getuigen voor
Spinoza, den man die 't kan en die 't durft.
Moet men Spinozist 2iju om dat te kunnen
doen? Zijn wij met Spinozisme besmet omdat
we met ingenomenheid het feit begroeten dat
te 's Hage een standbeeld voor Spinoza is
verrezen? Is geheel de residentie mogelijk ietwat
Spinozistiseh omdat er geen politie-agenten en
huzaren zijn opgeroepen om dr. van Vloten,
graaf van Styrum, Berthold Auerbach en heel
den stoet van de Paviljoensgracht te jagen, en
omdat 't gemeen niet is opgekomen om de
plechtigheid der hulde aan de nagedachtenis
van een atheïst gebracht, te verstoren met slijk
en straatsteenen, argumenten waarmede wel
eens meer 't geloovige gepeupel is opgetreden
tegen de ongeloovige wijzen? Misschien. Doch
waarlijk, dit alles komt er niet op aan.
Wat was 't geval De meeste, verreweg de
meeste menschen onderzoeken niet naar de
waarheid en naar 't wezen der dingenhet
voorrecht om dat te kunnen doen is maar aan
zeer enkelen geschonken, één of twee per mil-
lioen hoogstens. Spinoza was zulk een die zocht
en 't niet zonder succes deed, al waren de
resultaten van zijn onderzoek ook voor een
groot deel negatief, n.l. dat hij zonneklaar in
zag, dat wat als vaste waarheid geijkt den
mensehen opgelegd werd om 't voor waar te
houden toch niet waar was, niet waar kou zijn.
Nu is 't een eigenaardig gebrek van de
mensehen van alle tijden, en vooral in geloofs
zaken, dat ze ernstig boos worden ais hun de
vermeende gronden van hetgeen zij wanen te
gelooven onder de voeten worden weggehaald.
Dan moet de onderzoeker 't bezuren. Dat heeft
Spinoza ondervonden gelijk de andere wijzen.
Maar dat noemt niet weg, dat het onderzoek
toch noodzakelijk is, dat de drift daartoe den
menschen toch is aangeboren en zich bij de
edelsten in gaven ook altoos opnieuw openbaart.
En zoo komt er eens een tijd dat meu minder
schuw is van de stoute onderzoekers van vroeger,
omdat men inderdaad door ervaring heeft ge
leerd, dat zij 't niet zoo geheel mis hadden.
Daarom zal ook steeds de ware verdienste
op geestelijk gebied eerst miskend, doch later
erkend en geprezen worden.
Bij de groove van den armen teringlijder
Spinoza, die de wereld door zijn genie verbaasd
bad, heeft een rechtzinnig predikant verachtelijk
uitgeroepen: „spuwt op dit graf; daar ligt
Spinoza!" We betwijfelen 't dat één der recht
zinnige Haagsche predikanten van thans, die
woorden nog zon durven of ook willen nazeggen.
Ziedaar waarom thans een hulde zóó groot
mogelijk is aan een man, die zich toch tegen
do vrome ijdelheid en de godzalige pedanterie
zoo gruwzaam heeft vergrepen.
Een standbeeld voor een uit de syuogoge
geworpene, voor een op wiens graf de recht
zinnigheid spuwde, voor een die zelfs dooreen
anders vrijzinnig man en tijdgenoot van hem
(Bayle) een atheïst gescholden en veroordeeld
werd't Is een teeken des tijds, dat, goed
begrepen, een goed teeken mag'geacht worden.
Werd niet de man van Nazareth gekruisigd
En diens overtreding was ook geen andere dan
dat hij do dwaling wilde vervangen door de
waarheid en dwaling noemde wat hij voor
dwaling hield.
Doch niet onwaarschijnlijk zullen sommige
lozers vragen: maar wie was dan toch die
Spinoza? Och, Lezers, dat is een heel een
voudige geschiedenis. Luistert.
Barnch of Benedictns Spinoza, eigenlijk
d'Espinoza, was de zoon van een Portugeesck
Israëliet te Amsterdam, waar hij den 24 Nov.
1632 geboren werd. Hij toonde een ongewoneu
aanleg' voor wiskundige studie en vervolgens
voor de geheele wijsbegeerte. Maar hij was
zulk een ongewoon geniaal mensch, kwam met
zulke vreemde denkbeelden voor den dag, legde
zijn gcloofsgenooteu in kleiner en grooter kring
zoo nuehteren de dwaasheid en onhoudbaarheid
van vele hunner meeningen bloot, waaraan zo
toch nooit hadden getwijfeld omdat ze er nooit
zoo diep over hadden gedacht, dat ze hem met
zekeren schrik gingen beschouwen, dat vooral
't priesterlijk element en dat is in Israël
ook sterk daar vreeselijk tegen in opschud
ding kwam, zoodat men hem eerst met goede
woorden, toen met mooie beloften en eindelijk
mot geweld het zwijgen op wilde leggeu en
toen niets hielp hem uit de gemeente wierp
en afsneed als een rot lid.
Maar een zoon Israels laat zich niet zoo
licht uitbannen. Ondanks den vloek die op
hem ruste en den smaad, dien liij te verduren
had, hield Spinoza zich nog lang bij zijn broe
deren. Hij zocht geen strijd, maakte geen
scheuring, stichtte geen school, noch riep een
secte achter zich. Hij werkte op 't gebied
der wetenschap en verzweeg de vruchten van
zijn deuken niet, dit was al wat hij deed.
Doch dit was meer dan genoeg om vinnigen
haat op zijn schouderen te laden en den dolk
van 't fanatisme te wetten. Op een avond
dat hij uit den schouwburg kwam, werd hij
door een dweepzieken Jood aangevallen, die
hem met oen mes verwondde. Van dat oogeublik
af, beschouwde hij zich feitelijk ais gebannen
hij verliet zijn natie en zelfs Amsterdam, om
elders een goed heenkomen te zoeken.
Wordt vervolgd.)