ook omdat de school voor meer uitgebr. 1. ond. daardoor
welligt grooter nadeel zou lijden dan de bedoeling van den
Baad wel kon zijn. Intussohen zijn in de Commissie ook
leden geweest, die vrijgeviger wenscliten te zijn. liet
blijft evenwel altijd zeer do vraag, of de school voor meer
uitgebreid lager onderwijs niet zou benadeeld worden en
Burgem. en "Weth. geen moeilijkheden zouden krijgen.
Spr. is tot nu toe niet vrij van wijfeling geweest, doch
na den Directeur te hebben gesproken en te hebben gelezen
wat in andere gemeenten, o. a. Tiel, met succes geschied,
is hij ook hier voor onbeperkte toelating.
Het zou Spr. leed doen als de Raad op zulk een besluit
moest terugkomen. Hij gelooft evenwel, dat men door
zulk een besluit de school voor meer uitgebr. lager ond.
voor meisjes niet zal afbreken, daar er toch nog vele
meisjes zullen overblijven, die daar voor hen voldoende
onderwijs kunnen erlangen.
De heer Schneiders wil de stemming niet vooruitloopen
doch alvorens in deze een besluit wordt genomenzou hij
wenschen, met het oog op de omstandigheid, dat de ge
meente voor deze Hoogere Burgerschool eeno jaai-lijksche
subsidie van het Rijk van 7000 geniet, dat het gevoelen
van den Inspecteur voor liet middelbaar onderwijs over
deze zaak werd gevraagd.
De heer de Looze vraagt of de subsidie is gegeven voor
eene school voor jongens alleen, zoo ja, dan gelooft hij,
dat het noodig is het advies van den Inspecteur te vragen,
anders acht hij het onnoodig.
De lieer Schneiders zegt, dat de school alleen bestemd
was voor jongens en als nu meisjes worden toegelaten,
wordt de inrigting veranderd.
De heer de Looze kan zich dan wel met het denkbeeld
van den heer Schneiders .vereenigen.
De heer ran Manen acht liet twijfelachtig als hij de
verordening inziet en deze beschouwt in verband met de
wet op het middelbaar onderwijs, ot de lessen wel voor
jongens alleen behoeven te worden toegankelijk gesteld,
in do verordening wordt gesproken van «jongelieden".
De heer Moens vereenigt zich met het gevoelen van den
heer Schneiders. Hij wijst er op, dat over alles wat met
het onderwijs in verband staat, zelfs over de vaststelling-
van het programma, en over de aanstelling van leeraren
het advies van den Inspecteur wordt gevraagd. Ieder die
met het onderwijs bekend is, weet dat de school voor
meisjes anders wordt ingorigt; voor talen is het onderwijs
meer uitgebreid, terwijl dat in de exacte wetenschappen
voor de jongens meer uitgebreid is. Daar er nu bijna
niets gedaan wordt zonder den Inspecteur en soms zelfs
den Minister te hooren, gelooft hij, dat het ook wenschelijk
is op een maatregel van zulk een ingrijpenden aard het
oordeel van den Inspecteur te vragen, dan loopt men ten
minste geen gevaar de subsidie door dusdanig verzuim te
zien intrekken.
De heer Pilaar merkt opdat hij van den heer Schneiders
heeft gehoord, dat de zaak urgent is en ook hij is voor
eene spoedige afdoening. Spr. gelooft niet, dat het oordeel
van den Inspecteur behoeft gevraagd te worden; op de
Rijks Hoogere Burgerscholen toch worden ook meisjes toe
gelaten en nu neemt hij niet aan, dat men hier gevaar
zou loopen, dat de subsidie werd ingetrokken.
De heer van Nes zegtdat als de Raad oordeeltdat
het beter is hier niet te handelen zonder den Inspecteur
te kennen, dit gebeuren kan, doch dat dit evenwel nog
uitgemaakt moet worden. Hij moet opmerkendat hij bij
toelating van meisjes er tegen zou zijn om het onderwijs
te veranderen; het onderwijs voor jongens blijft de hoofd
zaak daarin moet geene verandering worden gebragt en
de meisjes moeten zich daarnaar regelen. Nu is het de
vraagof men onder die omstandigheden wel verpligt is
den Inspecteur te raadplegen, daar de toelating van meisjes
geen verandering in het onderwijs teweeg brengt. De do
centen moeten hun onderwijs niet voor de meisjes veranderen.
De heer Schneiders geeft te kennen, dat de heer van
Manen wel heeft gezegd, dat de verordening de toelating
ook van meisjes zou dulden, doch dat hij daarvan nog
niet overtuigd is en dat evenmin de Inspecteur er aan
denkt, dat er ook meisjes kunnen worden toegelaten. Zooals
de heer Moens heeft opgemerkt, wordt in bijna alle zaken
betreffende de Hoogere Burgerschool het oordeel van den
Inspecteur gevraagd. Spr. begrijpt niet, als men kleine
zaken, zij het dan ook uit wellevendheid aan dat oordeel
onderwerpt, waarom men het dan ook niet doen zal met
deze ingrijpende zaak. De school is onder Rijks-toezigt en
het is ook de vraag, wat het gevolg van de toelating-
van meisjes zijn zal. Het zou kunnen gebeurendat er
afdeeling-en moesten worden gemaakt en de taak voor één
leeraar te groot werd en wie zal dan de kosten betalen?
In de gemeente-begrooting komt nu reeds f 30,000 voor
kosten van onderwijs voor.
De heer Moens deelt mede, dat ook in finantiëele zaken
het oordeel van den Inspecteur wordt gevraagd, b.v. over
de aanschaffing van hulpmiddelen. Naar aanleiding van het
gesprokene dooi' den heer van Nesmoet spreker nog op
merken, dat hij met de bewering dat het onderwijs voor
meisjes anders is dan dat voor jongens, alleen heeft willen
aantoonen, dat deze school uitsluitend voor jongens be
stemd is. Ook hij zou tegen eene verandering van het
onderwijs zijn en het doet hem genoegen dat de heer van
Nes er ook zoo over denkt. De eerste voorwaarde van
toelating van meisjes moet zijndat in het onderwijs geen
verandering wordt gebragt.
De heer Boeije heeft gehoord dat de zaak urgent is.
De stelling dat bij toelating der meisjes geen de minste
verandering in het onderwijs mag komengaat niet geheel
op. Men kan de meisjes toch niet laten zitten; men zal
langzamerhand gaan combineeren. Hij vraagt, of er nu
bezwaar bestaat om eenvoudig op het adres te beschik
ken, n.l. om een meisje toe te laten tot de lessen in het
handteekenendan kan het voorstel der Commissie latei-
behandeld worden.
De Voorzitter merkt op, dat het verzoek van den heer
Ezerman niet beperkt is tot toelating tot de lessen in het
teekenen alleen.
De heer Schneiders zegt, dat de heer Ezerman vergun
ning vraagt om zijne dochter, die onderwijzeres wenscht te
worden, toe te laten tot die vakken, die voor hare oplei
ding wenschelijk zijn. De Commissie heeft de vergunning-
willen beperken tot het teekenen.
Hij gelooft niet, dat het de bedoeling is, dat zij tot
volledig onderwijs wordt toegelaten, zij heeft alle vakken
ook niet noodig. Iiij gaat dan ook niet mede met de
Commissie van onderzoek om eene algemeene toelating te
verleenenhij acht die onnoodig. Spr. volhardt bij zijne
meening, om den Inspecteur te raadplegen, omdat dit met
het oog op de subsidie in het belang der gemeente is.
Verder zegt hij nog, dat het woord «jongelieden" in de
verordening zou uitdrukken, dat ook meisjes konden worden
toegelaten, wordt tegengesproken door de wet; deze toch
erkent scholen voor jongens en scholen voor meisjes, en
deze school is uitsluitend voor jongens.
De heer van Manen blijft bij zijn gevoelen. De wet
sluit de gemengde school naar zijn inzien niet uit. Na
dit nog nader te hebben uiteengezetzegt hijdat men
als het besluit wordt genomen zonder hooger autoriteit te
hooren, geen slapende honden wakker maakt.
De heer Moens had het voornemen eene motie in te
stellen, orn over het voorstel van den heer Schneiders te
stemmen. Nu komt echter de heer van Manen de zaak
au fond bespreken. Deze heeft gezegd, dat de gemengde
school niet uitgesloten wordt. Spr. meent echter, dat uit
art. 21 der wet blijkt, dat de wetgever geen gemengde
scholen heeft gewild. Uit dit art. put hij een nieuw argument,
dat de school met de subsidie onder toezigt der Regering-
staat en dat het niet aangaat eigendunkelijk een besluit te
nemen. Hij wenscht daarom, dat eerst over het voorstel
van den heer Schneiders zal worden beslist.
Nadat de heer Schneiders nog had medegedeeld, dat hij
het niet eens is met den heer van Manen; dat de school
oorspronkelijk is ingerigt voor jongens en dat dit ook
overeenkomt met de wet, vraagt de heer van Nes in
welken geest men het advies van den Inspecteur zou
wenschen te vragen. Doet de Raad dit omdat hij zich
niet bevoegd rekent, dan is Spr. er tegen; is het alleen
uit wellevendheid, dan kan hij er mede instemmen.
De heer van Manen is het met den heer van Nes eens,
dat het advies alleen uit wellevendheid moet gevraagd
worden en de Raad zich daardoor niet gebonden moet
achten.
De Voorzitter gelooft ook niet
den Inspecteur te hooren, maar
dient te doen uit beleefdheid.
De heer Schneiders zegt, dat
Regering zal toestemmen, daar
worden ingetrokken.
De heer Goemans vraagt of het
plaatsen, waar ook meisjes word;
van den Inspecteur ingewonnen is
De heer Houwer merkt op,
Hoogere Burgerscholen meisjes w
de heer van Manen nog mededee'
te Zaandam meisjes zijn toegelaten
er van zweeg.
De heer Moolenburgh zegt, d
de Commissie hebben nagelaten
Inspecteur te vragen. Hij meent
van meisjes besloten wordt, de Rj
"Velen zijn het met den heer
Hoogere Burgerschool ook door
zocht. Hij wil daarom niet zeg
den heer van Manen boven die
te verkiezen valt, doch waar g
heeft de heer van Manen meer
Het toelaten van een meisje
evenwel het toelaten van een leei
van antecedenten voor, het gevoe
te winnen. De Raad blijft dan i
Het voorstel van den heer Scb
te houden en vooraf het gevoeh
te winnen, wordt daarna aangenomë
Namens Burgem. en Wethoude
eene voordragt ter benoeming va
aan de Meisjesschool, opgemaaki
waarop zijn geplaatst: -1". A. J. I
2°. L. E. Preem te Arnhem3°. V
Tot de benoeming wordt overg
Bij stemming wordt mejufvrol
stemmen benoemd.
Door den heer Moolenburgh
benoemde Commissie verslag uitgf
omtrent de rekening der dd. Se
advies strekt tot voorloopige v^
zooals is ingediend, op een ontva
een uitg
met een-
Dienovereenkomstig wordt beslj
De II.H. Moens en van Nes
rendanten van rekening niet mea
De vergadering wordt door d
gesloten.
Snelpersdrukkerij van H. Lakenman te Zierikzee.
i