ZIERIRZEESCHE CRI RAM.
voor let arrondis- sesnent
1880. No. 61. Woensdag 4 Augustus. 83ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton»
BRIEVEN UIT HOLLAND.
DE BASTILLE VAN PARIJS.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEMIAA'.
M. de Red.
De manie om geld te slaan uit antieke
kunstvoortbrengselen begint weer 't hoofd op te
steken. We hebben dat vóór eenige jaren ook
eens gehad. Vau den Dollart tot de Schelde
regende 't toen klaaggezangen over den geld
dorst der natie en de gruwelijke minachting
van 'voorgeslachtelijke erfenissen. Thans is
Middelburg begonnen, volgt Leiden en 't einde
is niet te voorzien, wanneer de epidemie eenmaal
voortwoekert, 't Is dan ook een lastig en
verleidelijk bezit, zoo'n oud stuk gedreven goud
of een paar portretten of gesneden meubelen,
vooral als dergelijke zaken onder 't beheer van
een corporatie staan. Zoolang ze in banden
van één persoon zijn, bestaat er zelden gevaar.
De liefhebber bewaart zijn schat, aanbidt hem
soms en zou er voor geen Rothsckild-bod van
scheiden. Niet aldns wanneer ze aan de hoede
van velen toevertrouwd worden. Op honderd
Nederlanders zal men ongeveer één bewonderaar
van oudbeden vinden, één die iets gevoelt als
hij voor een antieken gevel of een raam met
in lood gevatte ruitjes geplaatst wordt, de overigen
hooren liever 't gerammel en geklingel van
goudgeld of 't klateren van bankbiljetten. Een
prachtige beker in banden van den verren naneef,
van i. g. praktische lui, is gevaarlijk speelgoed,
't Zoet gefluit van den vogelaar laat zich even
hooren en zelden lokt dit te vergeefs, 't Geldeke
klingelt zoo luid en zoo liefelijk!
Er is in ons land een man wiens scherpziend
kunstenaarsoog niets van dat alles ontgaat,
't Is alsof zijn voorgevoel hem waarschuwt,
wanneer hier of daar eenige zonde tegen de
Kunst staat bedreven te worden. Al staat de
heer Victor de Stuers niet meer in officiëele
betrekking tot de vaderlandsche kunst, zijn
hart klopt er desniettemin even vurig voor en
zijn scherpe pen is steeds gereed de bedrijvers
van wat in des kunstenaars oog een gruwel
is, aan 't oordeel der publieke opinie over te
leveren.
Thans heeft hij o. a. de hoogheemraden van
Rijnland voor dit veemgericht gedaagd, hetzelfde
Rijnland, dat ter verbetering van zijn water-
keeringen pas te vergeefs om anderhalve ton
bij de Provinciale Staten van Zuid-Holland
heeft aangeklopt. De Staten, gedachtig aan het
polderlandsche spreekwoord: „dien 't water deert,
die 't water keert", hebben Rijnland door het
gevraagde te onthouden, tot zijn plicht gebracht;
de belanghebbenden zullen thans zonder geld
uit de algemeene kas hunne bijzondere belangen
moeten behartigen, 't geen niet meer dan billijk
is. Rijnland nu toch over strjving der kas
mijmerende, misschien wel onder een lekkeren
maaltijd ge weet, polderbesturen zijn ware
gastronomen Rijnland liet het oog rondgaan
en terwijl het zich vestigde op een paar oude
portretten en een oudervvetscben schoorsteen
mantel, besloot het die voor klinkend metaal
in te wisselen, 't Zy Rijnland nu restaureeren
wil, wellicht meent het met een paar oleo
grafieën van Koster en een gemarmerden houten
schoorsteenmantel even mooi te zijn, 't zij
het in een opruimingswoede verkeert of aao
groot geldgebrek lijdt, dit is zeker, de eventuëele
verkoop zal in betrekking tot anderhalve ton
niet veel aarde aan den dijk brengen en die
heeft Rijnland iu letterlijken zin noodig, aange
zien 't op de nominatie staat voor een watersnood.
Van de Lek aan welker dijken ik thans
al schrijvende genaderd ben naar zee, is
niet bijzonder ver en ik kan dus hier gevoeglijk
't een en ander op laten volgen omtrent onze
voormalige goudmijn, de haringvisscherij, waar
van de bladen maar zelden gewag maken.
De jagers zijn achtereenvolgens rijk bevracht
binnengekomen met een voorraad van 2613 ton,
die aan de markt gebracht is voor omenbij
f 60,000. De jagerij is een overeenkooist van
de feeders, waarbij ze zich verbinden niet vóór
een zekeren datum (24 Juli) hun schepen binnen
te laten loopen, tenzij ze meer dan tien last
(140 ton) aan boord mochten hebben. De vóór
dien tijd gevangen baring wordt van de vloot
gebaald en binnengebracht door de z. g. jagers,
een zestal schepen, voor dat doel gehuurd tegen
een prijs, die varieert tussehen 1000 en f 1400.
Dezen zomer echter kwamen reeds eenige schepen
vóór den laatsten jager binnen, dewijl de vangst
buitengewoon groot en de kwaliteit van dien
aard is, dat met de warmte spoedige opruiming
wenschelijk is. Dag aan dag komen thans de
visschers binnen met rijkbeiaden schepen. Dezen
morgen vóór 8 uur te Maassluis en Vlaardingen
reeds 15, elk bevracht met c. 20 last. De haring
is dan ook wat men noemt geen geld waard.
De prijs is c. f 15, tegen j 30 verleden jaar
in denzelfden tijd. Blijft nu de vangst zoo
overvloedig aanhouden, dan zullen er toch nog
goede zaken gemaakt worden, doch wanneer
met de warmte ook de haring verdwijnt, is het
verlies niet te berekenen, want het product dat
thans gevangen wordt, kan zooals ik reeds zeide,
onmogelijk bewaard blijven.
Men zegt dat in 't volgend jaar de gansehe
vloot gelijk zal uitzeilen en dus de oude buisjes
dag weer in zijn eer hersteld worden. Ofschoon
daarmee niet al het eigenaardige kan terug
geroepen worden dat in vroeger jaren dien dag
tot een nationale gebeurtenis stempelde, zou het
toch goed zijn dien dag tot een feestdag te
verheffen, zoolang de „groote of zout-liaring-
visscherij" nog zulk een belangrijken tak van
verdiensten uitmaakt. Wat onze vaderen goeds
deden, laten wij dat in eere houden en wat ze
ons nalieten, laten we dat bewaren. Zoo blijft
de baud hecht ,die ons aan het voorgeslacht bindt,
en de nationale zin levendig.
En zoo bemerk ik dat ik toch al dobberende
benoorden Schotland en haringvisschende, niet
verdwaald ben en weer bij 't punt van uitgang
ben aangeland.
In den Haag bereidt men zich tot een avond
feest op den 2den Aug., den jaardag van
Koningin Emma, die nog op 't Loo vertoeft
en den 3den naar de Residentie zal terugkeeren
om daar de groote gebeurtenis af te wachten.
Ofschoon H. M. dus van de feestelijkheden ter
VI.
{Slot.)
De geheele episode der inneming van de eenmaal
zoo zeer gevreesde Bastille is in vier uren afgespeeld.
De overdreven ontboezemingen en theatrale vertoo
ningen met de verloste gevangenen zetten aan 't feit
zekeren glimp van bespottelijkheid bij; zij waren
echter ondergeschikt aan de groote gebeurtenissen
als zoodanig. Als wraakneming op 't verledene had
de bestorming der Bastille zeer geringe beteekeiiis;
als eerste gewelddadige handeling der revolutie be-
teekende zij veel. Eeu reeks misverstanden gepaard
met de gisting der nieuwe denkbeelden, ook in velen
van de bewakers der Bastille, ontnemen aan de ge
beurtenis als oorlogsfeit alle glorie. De in menig
opzicht altoos geduchte vesting is noch ernstig aan-
gevalleu nog ernstig verdedigd. Hoogstens zou er
sprake zijn van overrompelen met behulp van zwak
heid aan verraad grenzende van binnen. Doch het
vooral als het eerste feit van belang door een
op
staand volk gepleegd, dat de inneming der Bastille
groote beteekenis heeft gehad. Als zoodanig werkte
zij als een electrieke schok. In den nacht, die op
den veelbewogen 14 Juli volgde, kreeg Lodewijk XIV
te Versailles bericht van het gebeurde. De koning
was reeds te bed gegaan, na zich eerst de handen
gewassen te hebben, die vet en vuil waren van zijn
liefhebberijwerk, het siotenmaken. //Dus een opstand",
zeide hij, zich de oogen uitvrijvende. uEeu revolutie
Sirewas 't toelichtende antwoord daarop.
Men liet het echter dien nacht maar zoo blijveu.
Den 15 begaf de Koning zich vergezeld van zijn beide
broeders, Artois en Provence, naar de Nationale Ver
gadering. Op advies van Mirabeau zeide men niets.
Lodewijk had echter, ofschoon te Iaat, de verstan
digste partij gekozen, n.l. toe te geven, ten einde
niet geheel alleen te blijven staan. Hij kondigde der
vergadering aan, dat hij bevel gegeven had aan de
troepen te Parijs om zich terug te trekken en de
handhaving der orde aan de Nationale garde over te
laten. Generaal Lafayette was benoemd tot opper
bevelhebber der garde; Baiily tot maire van Parijs.
Het reactionaire ministerie was ontslagen; Necker
werd teruggeroepen. De onbeduidende Lodewijk
meende bet waarschijnlijk wel goed. Had hij nu nog
maar de kracht gehad consequent te blijven, en zich
geheel in de armen der beweging te werpen, die hij
toch niet keeren kon. De graaf van Artois, de prinsen
van Condc en Conti, de Polignacs, de ministers
Broglie en Breteuil verlieten !t land de adel begon cle
koffers te pakken en hen te volgen. Hiermede ving
de emigratie aan, waaruit spoedig de eerste coalitie-
oorlog en de glorie der Republiek geboren werd.
Den 16 Juli ging cle Koning naar Parijs. Dat
was een daad van moedmaar Lodewijk bezat den
moed der gelatenheid wel. Parijs ontving hem somber
en met onheilspellend gelaat. Toch bleef de schijn
van 't koninklijk gezag nog bewaard. Aan de barrière
werd hij door een deputatie van den stedelijken raad
verwelkomd en reikte Bailiy hem de sleutels der
hoofdstad over. Dat was echter twee dagen nadat
het gepeupel gerammeld had met de sleutels der Bas
tille. Met de driekleurige kokarde op den hoed ver
scheen Lodewijk op 't balcon van 't stadhuis om de
vergetelheid van de inneming der Bastille aan te
kondigen bij monde van Bailly en Lally Tollendal.
Ach, al spoedig zou de erfgenaam van den Heiligen
Lodewijk zich met de Jacobijnenmuts moeten tooien,
zonder den troost te hebben, dat het volk nu te
vreden was; want dit dorstte naar bloed.