ZÏER1KZEESCHË COURANT. voor liet arrondis- seiuent Zierikm. 1880. No. 58. Zaterdag' 24 Juli. 83ste jaargang. NIEU WS- en ADVERTENTIE-BLAD e uilleton. FEEST BIJ D£ BUREN. DE BASTILLE VAN PARIJS. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN. Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers- 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NT I EN Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van l6 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald. 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever li. LAIiËA'MAN. Als er bij de buren feest is, kan dat bezwaarlijk onopgemerkt blijven. Slecbts weinig huiselijke feesten, inzonderheid in groote gezinnen, blijven zoo geheel binnen de muren en gaan zoo stil om, dat bet gerucht er van niet bij de buren wordt vernomen. Nu zijn er genoeg huiselijke feesten, ook al weten de buren er van, die voorbijgaan zonder dat deze geïnviteerd worden en zonder dat dit hen hindert. Ja, liet gebeurt wel dat er pret gemaakt wordt bij de buren en dat men blij is als men maar niet verzoekt wordt om or aan te komen deelnemen. Dat hangt van de omstandigheden af, van de soort van menschen, van de meerdere of mindere vertrouwelijkheid over en weer, en van tal van andere zaken. Lastig kan 't soms zijn als men geïnviteerd wordt bij de feestvierende buren. Lastig al is men ook anders heel goed met elkaar, als goede buren levende. Dat hangt ook alweer van omstan digheden af, voornamelijk van de aanleiding der feestviering. Gesteld dat men vroeger met de buren in één huis gewoond beeft, maar omdat men toeh niet goed accordeeren kon, eindelijk met ruzie is gescheiden, en dat er toen van 't ééne buis twee gemaakt zijn, met een scheids muur er tussehen, en er komt dan een invitatie van de buren om samen pret te maken tot viering van 't halve eeuwjaar, dat de zooeven bedoelde ruzie zóó boog was geloopen dat men van elkaar afging en den tnuur beeft gebouwd, die er nog staat en op gemeenschappelijke kosten onderhouden wordt, zie, dan kan 't wel eens gek wezen als er een invitatie komt. Zoo iets is 't ongeveer tussehen ons en België. Onze Belgische buren maken lustig pret tot viering van dé herinnering aan lmn afscheiding van ons, vóór 50 jaar met groote ruzie begonnen en na negen jaar mokken en grimmen, zelfs niet zonder handtastelijkheden in 't begin, tot stand gekomen door het zetten van den muur. Inderdaad dat is een moeielijk geval; liever gezegd een geval, dat de kieschlieid over en weer, onwillekeurig zekere stijfheid, zekere terug getrokkenheid teweegbrengt. Wij stellen op den voorgrond dat verreweg de meeste Nederlanders hoegenaamd niet geër gerd worden door de Belgische nationale feesten. Wij zijn zeer goed met de Belgen eD zij met ons. Er zit geen veete meer tussehen de thans levenden. Velen die de dagen van '30 beleefd hebben zijn doodzij die nog leven, hebben ruimschoots tijd gehad om tot bedaren te komen, over het een en ander na te denkeu en ten slotte volkomen of nagenoeg tevreden te zijn met den tegenwoordigen staat van zaken. Doch dit neemt niet weg dat onze buren nu toch groote pret maken naar aanleiding van de scheiding tussehen hen eu ons. Ook de vorstenhuizen dezer twee buurvolken zijn thans met elkander verzoend. Ook bij ben is de veete weggenomen of gesleten, de hate lijkheden zijn vergelen. Toch vernamen we niets van officiëele felicitatie uit den Haag naar Brussel. Inderdaad dat is te verklarendat brengt de kieschlieid mede. In den Haag zal men, ondanks het officiëele en oflicieuse zwijgen over en weêr, de feiten te Brussel niet met leede oogen zien. Te Brussel zal meu het den Haag niet euvel duiden, dat er gezwegen wordt. Daar zijn zoo vau die vormen, die 't best uitvallen als men niet tracht er een vorm aan te geven. Ondertusscben zijn van Brussel toch talrijke uitnoodigingen uitgegaan naar het buitenland, ook naar Nederland, om op een of andere wijze deel te nemen in de feesten. Zoo b.v. voor ten toonstellingen, en o. a. ook is de Nederlandsehe pers nitgenoodigd op bet feest der journalisten te Brussel. Wij hebben ergens gelezen dat aan alle Nederlandsehe bladen een invitatie is ge zonden. Wij hebben er geen ontvangen, doch tellen dit niet, omdat we zoo klein zijn dat wij 't volstrekt niet kwalijk nemen dat men ons niet heeft meegeteld, en ook omdat we zoo van de moeielijkheid afkomen. Enkele bladen hebben een vertegenwoordiger gezondenheel enkele maar. Wij weten er met name slechts van één en dat is de Middelburgsche Courant. Dit blad is door zijn redacteur, den heer Pisuisse, te Brussel vertegenwoordigd. Wij zien daar niets in en twijfelen geen oogeublik aan den uationalen zin van de redactie der M. C. Wij releveeren het feit slecbts omdat de beer Pisuisse op het feest banket ook gesproken beeft en hetgeen hij gezegd heeft niet enkel daar aan den disch daverend is toegejuicht dit beduidt niet veel maar dient overgezegd te worden, omdat bet zoo goed gezegd is. Hij zeide ongeveer dit: De meeste Nederlandsehe journalisten, ofschoon allen met de beste gevoelens jegens België bezield, hadden uit kieschlieid jegens hun vaderland gemeend, zich van dit feest te moeten onthouden maar bij deelde die ziens wijze niet. Hij kon deelnemen aan de verkon diging van den roem van bet tegenwoordige, niet van bet verledene. De wederzijdscke volkshaat is verdwenen. De diplomatie heeft de vereeniging der beide landen tot stand gebracht an weer vernietigd. Men had twee volken ver- eenigd, niet ter voldoening aan bun wensch, maar ter verwezenlijking van politieke bedoe- Nadat dit gezet was zagen we dat ook het Utr. Dagbl. vertegenwoordigd is, doch meer waren er te Brussel niet. III. In dat voor het Koningschap en de geheele oude orde van zaken zoo hachelijk tijdsgewricht was Jacques Necker voor de tweede maal directeur-generaal van Financiën, of g;eIijk men thans zou zeggen eerste minister. Necker, een Zwitser van geboorte, een man met een vorstelijk fortuin, een man van groote talenten ook, doch veel meer geleerde dan staatsman, koesterde, gesteund door de wufte sympathie der menigte, de illuzie dat hij de onmisbare man was e.n verkeerde in den waan dat hij Frankrijk en het Koningschap van deu rand des afgronds kon terughouden en den val van alles beletten. Zijn effectieve vermogens waren echter niet geëvenredigd aan de zware eisciien van de crisis, waarin Frankrijk verkeerde; zijn populariteit zou alleen dan van veel beteekeuis hebben kunnen zijn, wanneer zijn genie als hervormer eenigszins in verhouding had gestaan tot zijn eigendunk en wanneer zijn kracht van initiatief had kunnen opwegen tegen den vreeselijk zwaren last, dien de manuen van het gezag destijds te torschen hadden. Tijdens de opening der groote vergadering van den 5 Mei werd hij wel de heiland geacht, van wien 't welzijn van Frankrijk afhing; maar gelijk hij tijdens zijn eerste ministerie niet veel meer gedaan had dan 't wrakke zinkende schip van staat drijvende te houden, door schulden te dekken met leeningen, gaten te stoppen met lappen, die hij van andere plekken weg knipte, zoo liep zijn tweede ministerie ook uit op ijdele illuzie. Om te beginnen beging hij de grove fout van de in de uitvoerige finantiëele memorie, met welker voorlezing hij het geduld der vergadering van 5 Mei beproefde, de tekorten slechts te berekenen op 57 millioen, in plaats van te spreken van eenige milliarden, gelijk de treurige werkelijkheid vorderde, liet schijnt dat hij ook den afgrond niet gezien heeft, die alreeds gaapte om 3t geheele oude regime te ver zwelgen. Hij peilde de wonden niet duidelijk zichtbaar genoeg en was te veel de zachte heelmeester. Ondanks zijn betrekkelijke onbeduidendheid echter, had Necker zich toch den gloeienden haal der blinde hofpartij op den hals gehaald, door in krasse termen te wijzen op de schromelijke geldverspillingen, waaraan men zich in de hoogste kringen schuldig maakte en waarvan men niet wilde aflaten. Hij schreef brochure op brochure, maar in plaats dat men den kundigen financier dank baar was voor zijn waarschuwingen, werd men tegen hem verbitterd en zon men op zijn verwijdering. Zoo werd, in een tijd dat men eiken eerlijken dienaar de handen had moeten kussen en Necker was in j de eerste plaats onbaatzuchtig, want hij had zelfs j nooit een centime tracteraent willen ontvangen in het duister gewerkt om hem te doen vallen, en de toeleg gelukte, men liet hem vallen. Lodewijk XVI was een man van te beperkt doorzicht om zijn wezen lijke vrienden van zijn verdervers te onderscheiden. Het is opmerkelijk, dat in die moeielijke omstandig heden het lot van Frankrijk Laat ons liever zeggen van 't Koningschap en van de door en door verdorven hofkliek nagenoeg geheel in handen was van vreemdelingen. Necker, de eerste minister, was een .vreemdeling; het leger, voor zoover het niet met hart en ziel deelnam in de beweging der geesten, die de geheele natie deed trillen, bestond uit vreemdelingen. Generaal de Besenval, die een oogeublik opperbevel hebber des legers is geweest, was een Zwitser. Het oogeublik kwam dat men in den hofkring om al het oude te redden en zelfs om Necker ten val te brengen, die zelf geen Franschman was, ging speculeeren op de vreemde elementen in het leger. Dit alles kan in deze schets niet zoo breed worden uiteengezetgenoeg, in de uiterste engte vatte men het idee op, om Parijs, dat woelde en gistte, en Versailles waar de nationale vergadering huisde, die men verfoeide, tegelijk te verpletteren door militair geweld. De regimenten, die te Parijs lagen, werden verplaatst en vervangen door Duitsche, Zwitsersehe en Vlaamsche regimenten, en tegen den II Juli werd een wezenlijke coup d'état beraamd waarvan men nu alles verwachtte. In het liberale kamp en in de nationale vergadering, waarvan de overgroote meerderheid, zoowel van de twee bevoorrechte standen als van deu tiers état uit eerlijke lieden bestond, die het met Koning en Vaderland goed en oprecht meenden, kreeg men de lucht van den onzinnigen, fatalen toeleg. Den 8 Juli zond de vergadering, op advies van Mirabeau, een adres aau den Koning om dien tot vertrouweu aan te manen eu om de verdachte troepenbewegingen te doen staken. Het mocht niet balen, men scheepte de

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1880 | | pagina 1