STATEN-GENERAAL.
honderden buffels, die verdacht zijn. En dan, waar
dagelijks de veestapel met eenige honderden vermindert,
kan het cijfer der aangetaste beesten absoluut geringer
worden, zonder dat de ramp daarom in omvang ver
mindert.
Volgens de laatste berichten van den resident der
Preanger-regentschappen o. a. zijn in vijf dagen tijds
in dat gewest alleen 18-1- aangetaste en verdachte
buffels afgemaakt. De resident van Bantam constateert
wel, dat het aantal ziektegevallen in de eerste helft
van Mei geringer was dan in de laatste helft van
April, maar met dat al zijn in die 14 Meidagen in
dat gewest 291 aangetaste en 297 verdachte buffels
afgemaakt. In Palembang en Benk'oelen verbreidt de
ziekte zich.
Met het tegenwoordig afmakingsstelsel is het mogelijk,
dat de veeziekte over eenigen tijd op West-Java zal
verdwijnen, omdat er geen buffels meer zullen zijn.
Doch met dien uitslag is de bevolking niet gebaat.
In de Preanger-regentschappen wordt het verlie9
van den veestapel ook gevoeld in het transportwezen.
Men dringt daar dan ook ernstig er op aan, dat de
meest mogelijke spoed met den aanleg der Preanger-
spoorweglijn worde gemaakt.
In de Minahassa heerscht ontevredenheid. Het
Soeraö. Handelsblad ontving van een paar hoofden te
dier plaatse een stuk, dat zoo dreigend en oproerig
was, dat de redactie hel niet wilde opnemen.
De pandjeshuizen-pacht is te Batavia ook mislukt.
Geen Chinees, geen Europeaan wilde er aan bijten.
De tegenwoordige ongecontroleerde pandhuizen geven
aan zoovele Chineezen brood, ten koste der bevolking,
dat het een heele slag voor de Chineescke maatschappij
zou zijn, als de pacht weer werd ingevoerd.
Een kolossale slang, circa 26 voet lang en zoo dik
als een pinangboora, viel uit een boom te midden van
een aantal mannen en vrouwen der desa Boegen-Lor,
die zich daaronder bevonden, om een sedekali te geven
ter gedachtenis hunner afgestorven betrekkingen. Het
dier deed niemand eenig leed, doch de Javaan Soemo
schrikte er zoodanig van, dat hij flauwviel en een uur
later oveideed. Een kedjineman van den loerah der
genoemde desa heeft de slang gedood. I. V.
TWEEDE KAMER.
De zitting van Maandag i9 zeer weinig belangwekkend
afgeloopen. Op de tribune was veel publiek, 't zij uit
belangstelling in de wet tot uitvoering van de wet,
't zij uit zucht naar 't bijwonen van een standje,
ons goede volk wei zoo wat eigen als 't volgens den
Voorzitter der Kamer den heer Gralema eigen is, nu
en dan eens een hartig woordje te zeggen.
Het leelijke incident van Vrijdag 9 Juli kwam wel
nog even op de proppen, doch geen der aanwezigen
kan bevredigd geweest zijn door de wijze hoe. De
heer Moens maakte de gegronde aanmerking dat in
het Bijblad wel zijn interruptie van den Spreker wegens
een persoonlijk feit, maar niet de rechtstreeksche
aanleiding daartoe was vermeld. De heer Wintgens
heeft zich stilgehouden en alleu hebben er 't zwijgen
toegedaan, 't Is of een soort paniek de leden ge
troffen heeft door dat leelijke incident. Ondertusschen
bleven ook de uitdrukkingen van den heer van Nispen
in hun waarde.
Onderscheidene sprekers hebben tegen de wet van
1878 gesproken: de heer van Wassenaer van Catwijck,
de heeren Keuchenius, Insinger, Lohman, van Nispen,
van Houten.
De heer Fransen van de Putte sprak voor de thans
aanhangige credietwet. Zijn herinneringen aan den
toestand onder de wet van 1806, in vergelijking van
dien onder die van 1857, gaven den heer van Nispen
aanleiding tot een vrij spitsvondige redeneering. De
heer Bastert verklaarde zich vóór de wet.
Benoemingen, Besluiten, enz.
Z. M. heeft benoemd tot burgemeester van Osse-
nisse I. F. Rossell.
Door Gedep. Staten van Zeeland is de opening
der jacht op waterwild in deze provincie bepaald op
24 Juli e.k.
Landbouw.
Te Kruisland onder Steenbergen is weder een geval
van longziekte geconstateerd. Het aangestoken beest
is afgemaakt, terwijl 7 andere runderen, die in dezelfde
wei liepen, onteigend en afgemaakt zijn.
Uit Hendrik-Ido-Ambacht zijn reeds drie mandjes
met uien als monsters naar Engeland verzonden. Zij
zijn in den tuin van Vlaggaard geteeld.
In het Nederi. Rundvee-Stamboek zijn than9 reeds
ingeschreven 408 koeien en 96 stieren.
Kunst, Wetenschap en Letteren.
De bankier Bisschoffsheim, die onlangs zulk een
vorstelijk geschenk aan de wetenschap gaf tot stichting
van een sterrenwacht, heeft op nieuw een bewijs vau
belangstelling gegeven. Op zijn kosten laat hij een
jong geoloog en botanicus deel nemen aan de weten
schappelijke expeditie in Centraal-Azië.
De beroemde miniatuurschilder De Pommayrac is
overleden. Onder zijn meesterstukken tellen o. a. de
portretten van ex-keizerin Eugenie, van den koning
van Spanje en van grootvorst Koustantijn.
Dr, Paul Broca, de beroemde Fransche antbropoloog,
is plotseling overleden. Hij was senateur voor 't leven.
Jhr. Mr. G. De Bosch Kemper te 's Gravenhage,
oud-referendaris aan het Ministerie van Biunen-
landsche Zaken, thans ref. bij het Dep. van Waterstaat,
is op de 31e Alg. verg. der Ned. Maatschappij tot
bevordering der geneeskunde, te Tilburg gehouden,
benoemd tot eerelid dier Maatschappij als erkenning
van de gewichtige diensten aan de Maatschappij be
wezen bij de bewerking van de tweede uitgave van
den sterfte-atlas van Nederland.
Te Delft is in den ouderdom van 63 jaar een ta
lentvol musicus overleden, de heer I. A. Klerk, or
ganist der oude kerk en piano-onderwijzer. Den 5
Januari j.l. mocht hij zijn eerste optreden als solist
vóór 50 jaren herdenken en ontving bij die gelegenheid
talrijke blijken van sympathie. De heer Klerk is een
der eerste en tevens een der bekwaamste piano-solisteii
van ons land geweest en heeft veel bijgedragen om de
werken van Haydn, Mozart en Beethoven meer al
gemeen bekend te maken, in dien tijd dat er nog
weinig piano-solisten waren. Ook als orgel-virtuoos
en als onderwijzer stond hij hoog aangeschreven. Aan
zijn groote talenten paarde hij een beminnelijken
eenvoud, die allen aantrok, die met hem in aan
raking kwamen.
Op de plaats van het oude Metapontura, aan de
Golf van Tarente, heeft men de overblijfselen ontdekt
van een Dorischen tempel, die, blijkens een daarbij
gevonden opschrift, aan Appollo was toegewijd, en
uit de zesde eeuw voor onze jaartelling afkomstig is.
is zoowel te Rotterdam als in dón Haag door het
publiek zeer beleefd behandeld en door eenige belang
stellende heeren geleid en geïntroduceerd. De ontvangst
en al de genoten pret moet de Vlaamsche meisjes zoo
bevallen hebben, dat ongetwijfeld nog andere gezel
schappen een dergelijk uitspanningsreisje zullen doen.
Te 's Gravenhage had dezer dagen veel bekijks een
meubelstukje, dat in gezinnen van jonggehuwden
steeds met zekere belangstelling gezien wordt. In deu
winkel n.l. van den heer Th. A. A. Simonis, fabrikant
van ledikanten en beddenwas het wiegje tentoon
gesteld, dat eerlang in het Koninklijk gezin dienst
zal moeten doen. Het is van koper, fraai verguld en
balanceert aan twee sierlijk gewerkte standaards, die
tevens een vierkant raam dragen waarom de prachtige
neteldoeken gordijnen met rood-wit-blauwe franje ge
hangen zijn. Het bedje, de kussens en dekens zijn van
blauw satijn.
Nos. 21 en 22 van de //Haagsclie Pennekrassen//,
van den heer J. A. De Bergh, waarmee de 3e serie
opent, zijn verschenen.
Een terugblik op vele veranderingen, naar aanleiding
van zijn bescheiden opmerkingen reeds ingevoerd, doet
den schrijver een woord van dank uiten jegens allen,
die hem tot bereiking van zijn doel wijzen op
gebreken, die in het nadeel der stad en van haar
bewoners zijn hun steun hebben verleend.
Bij dit deeltje behoort een prent, volgens aanduiding
van den schrijver door den heer J. Holswilder geteekeiul.
Deze prent hekelt op geestige wijze de overhaaste voor
zorgen, uit overdreven vrees voor een gelukkig niet
bestaande epidemie genomen. Schrijver en teekenaar
hebben zich een kermis gedacht, waarop een tent voor
//stoomkoepokinenting" zich bevindt. De gewone mid
delen om publiek te lokken worden aangewend. Een
uitgespannen zeil geeft het //vreeselijk drama" van het
heerschen der epidemie te aanschouwen en terwijl de
muziek blijkbaar een oorverdoovend geweld maakt,
hij3chen een drietal clowns met groot geschreeuw een
kalf in de lucht, waarop door den directeur der
onderneming met een stok gewezen wordt. Het publiek
stroomt in en uit. Met de Standaard in de band
tracht dr. Kuyper de //het heil der vaccinatie begee-
rigen// terug te houden.
Uit Soerabaja wordt gemeld, dat zich te Batavia
zekere graaf Taubenheim heeft aangemeld, om als
soldaat dienst te nemen bij het Indische leger. Deze
graaf Taubenheim is komraandeur der orde van de
Eikenkroon, ridder van onderscheidene andere orden
en, naar men zegt, vermaagschapt aan het vorstelijk
huis van Waldeck Pyrraoiit.
Dat men zich in vredestijd voor den oorlog moet
gereedmaken, leert het Indische bestuur in de ramp,
die nog steeds den veestapel treft. Van alle kauten,
te midden der cijfers van gestorven en der nog grooter
cijfers van afgemaakte verdachte buffels, hoort men
klachten over de weinig wetenschappelijke hulp, waar
over men bij den strijd tegen den verschrikkelijke!!
vijand kan beschikken. In den Oosthoek van Java,
eon land, zoo groot als heel Nederland, is thans geen
enkele veearts. In het westen en midden van Java
de vier veeartsen, die altijd in dienst zijn, versterkt
met een paar uit Nederland ontboden jonge veeartsen,
vreemdelingen voor land en volk en daarenboven zonder
voldoende ervaring. Buiten Java eigenlijk geen hulp.
Inmiddels woedt de ziekte steeds voort. Heden iets
minder in deze streek, doch worgen plotseling in een
tot nu toe verschoonde streek uitbrekende. Er worden
minder ziektegevallen geconstateerd, maar dit beteekent
nog niet veel. Want de groote vermindering van den
veestapel ontstaat ook door het afmaken van de
waardoor de schutters, ofschoou walgeweren of zoo
genoemde dubbelhaken gebruikende, daarmede zeer
slecht konden mikken. Deze omstandigheid was de
voornaamste oorzaak, dat de vesting eeuwendoor zoo
gevreesd, toch voor den eersten aanval van een orde-
loozen, slecht gewapenden hoop volk bezweek. Hoe
zwaar en sterk ook gebouwd was de Bastille toch meer
berekend om een schrikverwekkend vertoon te maken,
dan om wezenlijken dienst te doen, tot afwering van
den vijand of lot beteugeling van oproer.
De cellen voor de gevangenen waren in de torens
en in onderaardsche kelders. Het voorste gedeelte van
het hoofdgebouw diende voor wapenmagazijn, de
overige voor kazerne der bezetting, die uit infanterie
en artillerie bestond. Tijdens de bestorming lagen er
Zwitsers, invaliede grenadiers en kanonniers. Op het
voorplein tusschen de buitenste gracht en de binnen
gracht was de woning van den gouverneur, het wacht
huis en de keuken, alle houten gebouwen. Twee
ophaalbruggen voerden over de grachten, de eene
van het plein bij de poort St. Antoiue naar 't voor-
pleiu en de andere van het voorplein direct in de
hoofddeur.
De cellen waren donker, daar zij slechts door nauwe
getraliede openingen in den meer dan 10 voet dikken
muur licht kregen, doch zij waren althans droog. De
onderaardsche kerkers (cachots) waren afschuwelijk.
Het waren holen op 6 meter beneden den beganeu
grond van het binnenplein, 't was er altoos vochtig
en geen lichtstraal drong er in door. Onder Lodewijk XI
werd er nog een ijzeren kooi in een der gebouwen
geplaatst, mede om gevangenen in te sluiten.
Een geheimzinnig donker omhulde eeuwenlang de
gruwelen, die in deze kerkers gepleegd werden en
't lijden dat er werd uitgestaan. Daar werd Jaques
d'Arraagnac, een zoon van Bernard VII, door Lodewijk XI
gepijnigd, vervolgens een tijdlang in de ijzeren kooi
opgesloten en eindelijk onthoofd. (1477.)
Het zou tot niets dienen de lange lijst van bekende
slachtoffers van vorstenwraak of priesterhaat langs te
gaan, die in de Bastille gemarteld of gedood zijn.
Van velen, die daar gesmacht hebben naar recht en
gerechtigheid, zijn zelfs de namen niets eens bekend.
Onder Lodewijk XIV en XV werd het karakter der
Bastille als gevangenis nog afschuwelijker. Toen werden
de //Lettres de cachet// uitgedacht, n.l. bevelschriften
in blanco tot aanhouding en gevangenzetting in de
Bastille. Niet enkel de Koning maakte van deze
raachtschriften gebruik om personen uit den weg te
ruimen, die hij niet voor 't gewone gerecht kon brengen,
maar ook zijn maitre9sen en ministers hanteerden dit
afschuwelijke middel. De slachtoffers waren vooral
schrijvers, uitgevers en boekhandelaars, die aan de
handelingen der regeering of aan de hofschandalen
bekendheid durfden geven. Richalieu, Philippeaux,
Amelot, Maurepa9 en Breteuil heerschten ten deele
met behulp der //Lettres de cachet//. Onder hen die
daardoor achter de tralies der Bastille geraakten worden
genoemd d'Armand, Blondel, Dupré de Richmond,
Langlet du Fermoys, Marmontel, Linguet, die later
de bekende //Jaarboekeu der Bastille//heeft geschreven,
Belleport en Brissot.
Van velen die eenmaal achter de beslagen poorten
verdwenen, vernam men nooit iel9 meer. Sommigen
gevangenen zuchtten er jarenlang zonder zelfs te vernemen
waarvoor zij gevangen genomen waren. Idiotisme,
razernij werden daar in die duivelsholen van 't abso
lutisme onder de slachtoffers teweeggebracht.
Bovendien maakte ook de kerkelijke inquisitie van de
cellen der Bastille gebruik. Zelfs kinderen van 8 en 14
jaren zijn in de cachotten der Bastille geworpen, beschul
digd van Jansenistische gevoelens. Wordt vervolgd.