Buitenlandse^ Overzicht.
Een zestal polderwerkers hebben Dinsdag-morgen I
aan en in de woningen van twee gezinnen die naar
de Kampermarkt waren, verregaande balddadigheid j
gepleegd. Zij zijn door acht agenten, uit Kampen daartoe
afgezonden, opgespoord, gevat en gevankelijk binnen
de stad gebracht.
Men schijnt te Groningen maar geen graafwerk te
kunnen leeren. Bij het afgraven dér vestingwallen zijn
nu al onderscheidene menschen omgekomen door be
dolven te raken onder*neerstortende aardklompen, en
toch hebben gedurig al meer dergelijke ongelukken
plaats.
In het water aan de Cool vest te Amsterdam is een
jongmensch van 21 jaar verdronkenhij moet beschon
ken in het water geraakt zijn.
Te Oud-Beierland is een arbeider omgekomen door
een slag van een paard. Het paard schrikte, sloeg den
man een been aan stukken, 't welk nog geamputeerd
is, doch de ongelukkige overleed aan de gevolgen en
laat een weduwe met 4 kinderen na.
De vrouw te Haarlem, die verleden week brandwonden
heeft gekregen, terwijl zij bezig was den pot te koken,
is aan de gevolgen overleden.
Te Empel bij 's Herlogeuboscl» is de bliksem in de
spits van den toren geslagen en heeft die eenigszins
beschadigd. De tegen den toren staande kerk geraakte
in brand, docli het vuur werd spoedig gebluscht en
yde schade was onbeduidend.
Aan de Zaan zijn drie molens door den bliksem
getroffen; een er van brandde af.
Te Alkmaar heeft bij een apotheker een geweldige
ontploffing plaats gehad bij liet maken van Bengaalsch
vuur. Een bediende werd gedood; liet huis geheel
vernield en de omliggende huizen beschadigd.
Op een dorp in het Utrechtsche heeft men bij een
winkelier meer dan een kilo arcenicum gevonden in
een vat met stroop. Alle lui, die van die stroop in de
pap gedaan hadden, zijn ziek geweest; docli gelukkig
werd het gevaar nog tijdig ontdekt, voor het vat
ledig gekocht was.
Koning Humberto van Italië heeft dezer dagen
(Zondag) een waar woord gesproken, dat wel behar
tiging verdient. De deputatie» uit den Senaat en
uit de Kamer kwamen hem de antwoorden op de
troonrede brengen, waarmede na de crisis de nieuwe
Kamers geopend zijn. Hij ze.ide daarbij o. a. dat hij
den strijd der partijen en zijn nut begreep, maar dat
hij de onvruchtbare afgunst betreurde, die den par
lementairen strijd vertraagde. Hij betreurde ook de
twisten tusschen personen, die ten gevolge hadden,
dat men 's avonds niet kon voorzien, wat den volgenden
dag gebeuren zou. Hij beval eendracht aan.
Gewis dat is een waar woord en 't was daar goed
op zijn plaats. Hoe vaak echter zou 't ook in elk
ander parlementair geregeerd land dienen herhaald te
worden! Maar al te veel loopt wat men gewoon is
parlementair of constitutioneel leven te noemen, uit op
een heilloozen personenstrijd met veel woordengeschreeuw,
waarvan het land geen het minste nut heeft, ja in
tegendeel groot nadeel lijdt.
De uitkomst der Juni-verkiezingen in België is
geenszins zoo verblijdend als misschien vele liberalen
wel gehoopt hadden. Het was daar dobberende om de
meerderheid en het is weder zoo gebleken. Een paar
stemmen gewonnen is wel iets, maar het beslist weinig.
Daartegenover is de niet herkiezing van Leopold de
Wael te Antwerpen een ware nederlaag en een groote
teleurstelling. Antwerpen is het Leiden van België:
de clericale buitengemeenten óverheerschen er het
liberale centrum. Maar Antwerpen is als kiesdistrict
van ongelijk veel meer belang dan Leiden. Uit het
gebeurde in België blijkt wederom de waarheid van
de woorden van Koning Humberto: men kan 's avonds
niet voorzien wat er morgen zal gebeuren.
Vorst Bismarck heeft weder eens uitvoerig van
zich laten, spreken. De KöllnZeitung is zijn orgaan
geweest. Dit blad geeft verslag van een onderhoud
met vorst Bismarck en zegt het volgende:
De Rijkskanselier uitte zich zeer heftig over de
reeds meermalen vertoonde parlementaire intrige, zoo
als hij het noemde, waardoor het gerucht werd ver
breid, als ware hij onverschillig tegenover het tot
stand komen der wet. Dit kan na het openbaar maken
zijner instructies aan vorst Reu9s niemand ter goede
trouw meer beweren. Hij zelf kon bij de behandeling
in den Landdag, wegens zijn gezondheidstoestand niet
aanwezig zijn; in deze aangelegenheid zou door ééne
verschijning ook niets gewonnen ziju, wanneer hij
niet voortdurend tot het eindbesluit toe, in de com
missie en tijdens de verschillende lezingen, met de
zelfde inspanning werkzaam bleef. Daartoe was hij
niet in staat. Daarenboven zou door het ingrijpen
van den Rijkskanselier, nadat hij zich van allen an
deren arbeid had teruggetrokken, aan de nadcelige
fictie voedsel gegeven, dat de kerkelijkeu strijd in
Pruisen geen territoriale, maar een Rijkszaak was.
Maar ook zijn positie als kanselier en zijn gevoel van
eigenwaarde zouden hem niet veroorloven, zich in den
Landdag evenals in den Rijksdag bloot te stellen
aan het gevaar, met verspilling zijner laatste krachten
in den wind te redeneeren. In den laatsten Rijksdag
was van de met zorg en inspanning voorbereide ont
werpen nauwelijks het derde deel afgehandeld, en alle,
die betrekking op de belasting-hervorming hadden,
waren in 't geheel niet in behandeling genomen, zoo
niet afgestemd. Door de beslissing in de Samoa-
kwestie voelde hij zijn gezag gecompromitteerd, maar
nog meer door de afstemmingen in het Hamburgsche
vraagstuk, waarin hij niet anders had gemeend, dan
zijn plicht als kanselier te vervullen en daarin door
een factieus partijdrijven was verhinderd. Met liet
oog op deze neerlagen, zou hij reeds thans zijn ambt
hebben neergelegd, ten ware de persoonlijke wil van
den keizer hem niet weerhouden had. Door een en
ander was hij echter genoodzaakt, zich zoo ver van
de staatszaken verwijderd te houden, als hem dit door
de wet werd toegestaan. Het was hem niet mogelijk,
in dezen toestand aan verdere bezigheden in Pruisen
deel te nemen, vanwaar hij zich twee jaren lang ver
wijderd had gehouden, of verdere verantwoordelijkheid
op zich te nemen. Ook zou hij, wanneer het ontwerp
na een energieke verdediging van zijn kant, toch werd
afgestemd, zich aan zulk een nederlaag bloot stellen,
dat voor zijn persoonlijk gevoel een aftreden onver
mijdelijk werd, ook zelfs zonder toestemming des
Keizers. Een dergelijke oplossing der zoo langdurige
en gewichtige betrekkingen met zijn Koning en Heer
stuitte hem tegen de borst, en wanneer de Koning
liever in een ontbinding van den Landdag dan in het
aftreden van zijn minister zou bewilligen, zoo kon
hij voor de toekomst toch de besluiten niet prejudi
cieeren van hen, die de staatszaken zonder zijne
medewerking zouden drijven. Tegenover de parle
mentaire werkzaamheden moest hij zich daarom, in
liet eene zoowel als in liet andere geval, dezelfde te
rughouding opleggen. Hij zou zich voor de toekomst
alleen met de buitenlandsche betrekkingen van het
rijk bezighouden, een arbeid, die in andere landen
den geheeleu tijd van een minister innam. Ziju positie
tegenover het parlementaire leven kon door iedereen
met hetzelfde gevolg worden ingenomen als door hem
nog onlangs, want minder invloed op den parlemen
tairen gang, dan hem toen ten dienste bleek te slaan,
zou een ander wel niet kunnen uitoefenen. Ook zag
hij de noodzakelijkheid er niet van in, dat juist hij,
die meende recht op rust te hebben, zijn jaren en
zijn gezondheid in de waagschaal zou stellen door in
een vruchteloozen parlementairen strijd zijn laatste
krachten uit te putten. Het parlementaire leven
ontbrak leiding, of liever deze leiding was in handen
dei' massa's, in plaats van door den generalen staf
der intelligentie van iedere partij te worden gevoerd.
Men had bij een ontwerp niet meer te vragen, wat
den lande en zijn toekomst doelmatig en nuttig was,
maar alleen naar de mate van populariteit van het
onderwerp bij de kiezers. Bij de waardeering dezer
populariteit verkeerde men in groote dwaling; de
aanstaande verkiezingen zoudeu dit aan 't licht brengen,
maar voor het oogenblik was zijn indruk, dat in
verschillende oorden een Byzantijnsch servilisme voor
den wil der kiezers, den toestand beheerschle. Tegen
bevreesdheid en ficti°s zou hij te vergeefs strijden. Om
tegenover den uitgedrukten wil der massa's, die geen
oog hebben voor politieke inzichten, te staan, daarvoor
zijn jongere en krachtiger ministers noodig.
Het is niet de eerste maal dat de ijzeren diplomaat
en politicus zich zwak en afgemat veinst. Men is
het al van hem gewoon en het gaat daardoor zelfs
effect verliezen. Men zou ook uit deze uitlatingen
haast opmaken dat er weder wat broeit in het nest
der groote Europeesche politiek. De jonge Berlijner
Conferentie heeft weinig om 't lijf. Er blijven nog
zooveel groote vragen over, die daar niet eens zullen
aangeroerd worden. Wie weet wat er nog in de
lucht zit, voor er ernstig aan een aftreden van een
man als Bismarck kan gedacht worden.
Het blijkt meer en meer dat de strijd met de
Roomsche Curie niet zal uitgevochten worden door
de herzieningswet op de Meivvetten. Eerst was er
verteld dat de Paus de denkbeelden in het nieuwe
ontwerp nedergelegd eenvoudig verworpen hadthans
blijkt meer en meer dat Bismarck het spel weder
verloren heeft. De Paus laat niet onduidelijk blijken
dat hij het zoo opvat, dat Bismarck in beginsel ver
klaart overwonnen te zijn, en daarom neemt hij den
schijn aan alsof alleen de vorm hem niet bevalt. Er
zullen nu weder nieuwe onderhandelingen worden
aangevangen, waartoe Jacobini te Weenen weer last
heeft bekomen. En de grondslag zal zijn: Bismarck
doet concessies maar hij moet positieve concessies
doen, anders nemen we ze niet een9 aan, maar eischen
meer. Vertelt men te Berlijn dat Bismnrcks doel alleen
geweest is om het eeutium er in te laten loopen en
dit onschadelijk te maken, de Curie zet het geheele
centrum tijdelijk op non-activiteit, door te verklaren
het is OM9 onverschillig hoe het centrum stemt, het
centrum is Rome niet. Daar zit 't hem ook juist.
Als Bismarck denkt dat hij 't met centrum te doen
heeft, dan veronderstelt hij toch alloo9 nog dat dit
Duitschers zijn. Men zal liet heui wel beter beduiden
met Duitschers heeft hij niet te doen maar met sluwe
Italianen en met cosmopolieten, die vrij wat slimmer
zijn dan Joden.
Men spreekt weder van een gunstige ommekeer te
KonstantinopelDe Sultan zou een ministerie kiezen
van mannen die nog niet gecompromitteerd zijn door
al het gedraai en gehaspel over al of niet hervormen
en wat dies meer zij.
De republikeinsche Conventie te Chicago heeft na
een kleine dertig stemmingen eindelijk den heer Gar
field tot kandidaat voor het Presidentschap gekozen.
Garfield is lid van den Senaat van Ohio en van liet
Huis van Afgevaardigden.
Ook in Erankrijk is de uitslag van een paar ver
kiezingen van dien aard dat hij ontnuchterend kan
werken. In het clericale Noord-Westen werd de
aartsbisschop Ereppel gekozen tot lid der Kamer van
Afgevaardigden. Dat een clericaal het iu die streken
wint is niet verwonderlijk, maar dat men een krijgs
haft igen bisschop afvaardigt om de dingen van het
koninkrijk dat van deze wereld is te behartigen, dat
is een veeg teeken. Het gebied waarop zich de priesters
zeggen te bewegen is dat, waarvan eens gezegd is
dat liet niet van deze wereld is. Zij vatten het door
gaans andersom op en doen alsof hun terrein wel
van deze wereld was. Wordt nu een geestelijke gekozen
dan is daar op zichzelf niet9 in, want hij is burger
als ieder ander. Maar als afgevaardigde van het volk
wordt hij dan gezonden en hij matigt zich daarbij
levens aan vertegenwoordiger des hemels te zijn, en
daarin ligt een wapen dat -niet gelijk is inet de wapenen
der anderen, die deze pretentie niet hebben. Welda
diger kan misschien zijn het gebeurde teLyon, waar
Blanqui gevallen is tegenover een gematigd liberaal.
Moge het algemeen de Eranschen tot gematigdheid
aansporen. Inderdaad het radicalisme is de gevaarlijkste
vijand van de republiek.
Bijaldien de Evansche Regeeving gehoopt heeft,
dat de geestelijke corporaties, die door de bekende
decreten van Maart met opheffing of uitdrijving be
dreigd worden, zullen komen om erkenning te vragen,
dan kan zij thans op een gewonnen zieltje bogen.
Dat moet een corporatie of congregatie, enfin, een
vrome club van vrouwen zijn. Het feit is eerst door
de ullramontanen geloochend; doch het is toch waar.
Nu zegt de Univers: O, 't is maar een troepje vrouwtjes,
maar de mannen-clubs zullen zich niet naar de wetten
schikken.
De zoon van Henri Rochefort is weggezonden van
de kostschool waar hij leerde. Nu, zulk een kostleerling,
die het wagen durft de voornaamste personen van
den staat uit te dagen, is al wijs genoeg.
Gemengd Buitenlandsch Nieuws.
Twee generaals, verscheidene andere officieren en
200 minderen van de opstandelingen op Cuba hebben
zich aan liet Gouvernement onderworpen. Men hoopt
thans te Madrid dat dit de voorbode zal wezen van
de algeheele onderwerping en bevrediging van het
eiland.
Te Valencia heeft een studenten-oproer plaats ge
had. De aanleiding was gelegen in de berispingen
die de jongelui moesten ervaren van den rector en de
professoren wegens huu menigvuldig schoolverzuim.
Door de lamlendigheid der polilie heeft men het tumult
zoover laten komen dat ook hel gepeupel ging meedoen en
er veel balddadigheden zijn gepleegd, glazen ingeworpen
enz. De rector, bang voor ziju leven, is de stad uit
en naar Madrid gevlucht om den Minister zijn ontslag
te vragen. Men denkt echter dal het niet zal aangenomen
worden en dat de oproerlingen streng zullen gestraft
worden.
Naar men verneemt begint de partij te Pretoria,
die zich verzoenen wil met de annexatie, zooveel
zelfvertrouwen te krijgen dat er een adres circuleert
om zich tegen de intrekking der annexatie te verklaren.
De krijgsraad van St. Petersburg zal binnenkort
twee politieke processen behandelen. Het eer9te betreft
dat van de vóór;twèc maanden te Vassiliostroff ontdekte
geheime drukkerij; het tweede dat van de geheime
drukkerij uit de straat Sapenny. Tegen het einde
van den zomer zal waarschijnlijk het proces behandeld
worden van de personen, beschuldigd ter zake van
de ontploffing in het Winterpaleis op 17 Februari j.h