De Zweedsche schoener //Olivia Maria'', die eenige dagen onder Walsoorden op de steenglooiing omhoog heeft gezeten, is afgebracht en al pompende boven gehouden, naar Antwerpen gesleept. Te Ede, een gemeente van 1300 zielen, is in twee maanden niemand gestorven. Tot bibliothecaris van het Rotterdamsch Leeskabinet is benoemd de heer R. Yan der Meulen te Amsterdam. Naar wij vernemen, hebben er zich voor het aan staand te houden examen voor de betrekking van adelborst der 3e klasse voor den zeedienst en het korps mariniers op het Koninklijk Instituut voor de marine te Willemsoord 160 aspiranten aangemeld. Fad. Naar uit de Residentie gemeld wordt, zijn nu reeds veel kamers in de hotels te Scheveningen besteld en wacht men daar dezen zomer een druk bezoek. Wil men weten hoe oud een hoenderei is, dan lost men '120 gram keukenzout in een liter zuiver water op en in die oplossing legt men het ei, dat men beproeven wil. Is 't van denzelfden dag, dan zinkt het op den bodem van den vorigen dag, dan bereikt het den bodem nietvan drie dagen, dan blijft het in het water drijven; is het vijf dagen oud, dan drijft het aan de oppervlakte, en hoe ouder hoe hooger. Benoemingen, Besluiten, enz. Te Yeere is tot gemeente-secretaris benoemd de heer J. A. Geldof, ambtenaar ter secretarie aldaar. Z. M. heeft benoemd tot lid van het bestuur der waterkeering van den calamiteusen Vlietepolder, J. L. Kluijt; tot dijkgraaf van het waterschap Gouweveer en Zelke, I. Bevelander; lot lid van het bestuur van het waterschap der Sluis aan de Wielingen, mr. P. C. J. Heunequin; tot dijkgr. van den Westerenban van Schouwenpolder, C. M. Bolle; in het bestuur vati den polder de Vier Bannen van Duivelend, tot dijkgraaf E. Bouwman en tot gezworenen I. Bevelander en A. Capelle. Landbouw en Veeteelt. Eenige weken geleden vereenigden zich eenige be langstellenden in onze Nationale Veeteelt en Zuivel bereiding oiu maatregelen te beramen, opdat ook in ons land het besef meer algemeen levendig worde, dat Nederland, in navolging van andere landen, eens in ruimer kring, in het middelpunt van den wereld handel behoort te toonen, wat liet op bovengenoemd gebied kan voortbrengen, wanneer althans de noodige samenwerking niet ontbreekt. Andere naburige landen bezitten een bijna onuit puttelijke bron van rijkdom in den mineralen- en ertsenrijken bodera, of zijn door een milder klimaat in staat millioenen uit te voeren, door hun wijnbouw voortgebracht. Nederland kan tegenover die schatten slecht9 zijn duizenden aaneengelegen hectaren natuurlijke wei- en hooilanden stellen, zooals men die in weinig staten aantreft, en bogen op een melkgevend ras, als elders te vergeefs wordt gezocht. Tot nog toe heeft Nederland niet het bewijs ge leverd, dat het niet bij andere volken achterstaat op 't gebied van zuivelbereiding en veeteelt, üe ervaringen, opgedaan op de tentoonstelling van vee en zuivel bereiding te Kilbhrn bij Londen, gehouden in 1879, hebben aangetoond dat Nederland daar een poover figuur heeft gemaakt, 't welk geenszins onvermijdelijk was geweest als men hier gedaan had wat men kon. Een latere tentoonstelling, te Londen, bewee9 dat wij zelfs de andere buitenlanders kunnen overtreffen als we maar met energie de zaak aanvatten. Maar dan moeten we niet langer door afwezigheid schitteren, maar door ferm de handen in een te slaan het bewijs leveren, dat: 1°. ons vee als melkgevend ras voor geen ras be hoeft onder te doen, maar wij de markt voor dat ras in handen hebben, evengoed als de Engelsche fokkers voor vet vee, mits wij hun voorbeeld, zij 't ook in 't klein navolgen; 2°. onze zuivel (boter en kaa=>) voor die van Scandinavië, noch voor Duitschland en Oosten rijk, dat zich voorstelt den uitvoerhandel naar onze Nederlandsch Indische bezittingen, vooral Java, in handen te krijgen, niet behoeft onder te doen, maar dat wij integendeel in de gunstigste omstandigheden verkeeren om èn voor ons vee èn voor onze zuivel de hoogste markt te bedingen. De commissie, die benoemd is in de bovengenoemde vergadering van belangstellenden, heeft zich daartoe voorgesteld dat de Netlerlaudsche zuivelbereiding en veeteelt op de aanstaande internationale tentoonstelling te Londen, in Oct. e.k. te houden, zal dienen ver tegenwoordigd te worden op waardige wijs, waartoe krachtige c «menwerking noodig is en medewerking van den Sinat zeer wenschelijk wordt geacht. De commissie heeft zich reeds gewend tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid met verzoek om een subsidie van plusminus 10.000. De Minister heeft dat verzoek met welwillendheid ontvangen, doch te kennen gegeven, dat van de zijde van belangheb benden en belangstellenden het initiatief moest uitgaan, omdat de hulp van den Staat //alleen dan te pas komt, wanneer zonder deze, de direct-belanghebbenden niet voldoende in het noodige kunnen voorzien". De Minister liet verder als zijn meening blijken, dat de gezamenlijke landbouwinaalschappijen en de direct-belanghebbenden moeten beginnen met pogingen aan te wenden om in deze iets nationaals tot stand te brengen. Het is dus voor het slagen der commissie of liever om de eer van Neêrlands zuivelbereiding en veeteelt noodig, dat belanghebbenden en maatschappijen samen werken. Dan kan er een nationaal comité tot stand komen en mag geldelijke steun van den staat worden verwacht. Ofschoon Edward Rooze, die verleden jaar zooveel heeft toegebracht tot het succes te Londen en die nog zoo krachtigen steun kon aanbrengen, dood is, zijn er te Londen nog energh-ke Nederlanders, die de eventueele nationale commissie krachtig zullen helpen. Nederland moet op de internationale Dairy Show (vee- en zuivel-tentooustelling), te Louden in October 1880 te houden, waardig vertegenwoordigd worden. De commissie acht het noodzak lijk, dat wij daar en bepaald nog dit jaarniet middelmatig of goed, maar zoo mogelijk uitmuntend voor den dag komen tegenover het buitenland, tiet daarvoor noodige geld kan door de Nederlaudsche landbouwers, veehouders, grondeigenaren en handelaren bijeengebracht worden, wanneer slechts niet de een het op den ander laat aankomen, wanneer de landbouwer niet zegt: ik zal toch geen hooger prijs voor mijn product ontvangen, dat ik in Amsterdam of elders aan mijn vaste klanten verkoop. De grondeigenaar dient te begrijpen dat de oude toestanden uitgediend hebben en hij te meer welvaart zal genieten iu verhouding tot de meerdere opbrengst zijner gronden, die in zoo nauw verband staat met de opbrengst van den veestapel. De handel moet inzien dat, hoewel Londen voor onzen handel onmisbaar is, de handel der tropische gewesten zeer waarschijnlijk hoofdzaak kan wordeu. Nederland mag niet berusten iu de nederlaag te Kilburn, waar de groote tentoonstelling ten deele door het ongunstige weer mislukt is, noch in de twijfel achtige overwinning later te Londen behaald. Een colleciieve inzending uit Nederland, in navolging van het even kleine Denemarken, maar dan goed en flink uitgevoerd en ook uitgebreid tot onzen veestapel, kan ons een wezenlijke, onbetwistbare overwinning doen behalen. Daartoe roept de commissie d?n geldelijken 9teun van belanghebbenden en belangstellenden in en noodigt zij uit inschrijvings-biljetteu ten blijke daarvan in te zenden, liefst vóór 31 Mei, aan den heer Jules van Hasselt, burgemeester van Kamperveen, te Kampen, die voorloopig als penningmeester optreedt. Wij hopen dat ook onze Zeeuwsche landbouwers en grondeigenaren het belang dezer zaak zullen inzien en dat de uitnoodiging der commissie ook hier bij velen gehoor zal vinden. Het voorloopig comité ter bevordering van inzending van melk- en fokvee en zuivel op de Internationale tentoonstelling te Londen wordt vertegenwoordigd door de heeren C. J. M. Jougkindt Coninck, voorzitter, L. Broekema, secretaris, beiden te Wapeningen, en Jules van Hasselt, penningmeester, te Kampen. Om te doen zien hoe Denemarken iu de laatste jaren verbazend is vooruitgegaan op het gebied van zuivelbereiding, wijst de commissie op de cijfers. Van 18661869 voerde Denemarken slechts 8.000,000 Deensche ponden uit, tegen 24 000,000 in 1874-'77. Nederland bleef napenoeg stationair (1866 18.373,000 ponden, 1877 23.110,000 pond.) Denemarken voert voor een waarde van f 23.000,000 zuivelproducten alleen naar China en Japan Nederland niets. Zelfs de uitvoer naar onze eigene Indische bezittingen is van weinig beteekenis. In ruwe trekken is het plan der commissie voor een nationale vertegenwoordiging van Nederland te Londen: een inzending van een collectie van 15 a 20 stuks uitmuntend fok- en melkvee; eene volledige flinke collectie van boter en kaas, net geëtaleerdeen in werkiug zijnde N.-Holl. kaasmakerij. In een correspondentie uit Noordgouwe in de N. Rott. Ct. wordt de hoop of 't uitzicht uitgesproken op een in Schouwen iu te stellen paardenmarkt. Met de ervarhig voor oogen van den ijver met welken jaarlijks aan de paarden9chouw van halfvasten wordt deelgenomen door al wat paarden heeft, hebben we van die paardenmarkt de beste verwachtingen. Onder Apeldoorn doen de herten veel schade aan de te veld staande rogge. De boereu mogen ze echter voor geen geld ter wereld schieten. Zij plaatsen nu bordjes aan staken met het opschrifteigen ro^e van X of' Y of Z al naar 't valt, in de hoop dat dit helpen zal, daar het voor de bescherming van 't jachtterrein zoo goed helpt, als er van die bordjes staan met //eigen jacht" van dien of dien. Kunst, Wetenschap en Letteren. STEMMEN VOOR ZOLA. Wij hebben meer dan eens ongunstige oordeelvel lingen over Zola, meer bepaaldelijk naar aanleiding van //Nana", aangehaald. De billijkheid vordert, dat ook stemmen voor //Zola" hier worden vernomen. Lenigen tijd geleden wijdde Emile Bergerat een artikel aan //Nana", eji wel in „La Vie Moderne". Het gunstig oordeel van Bergerat heeft daarom te meer waarde, omdat hij indertijd, naar aanleiding van een door hem bezorgde uitgave van de-werken zijii9 schoon vaders Théophilc Gautier, door Zola vrij onzacht was gecritiseerd. „Welk een boek!" zegt Bergerat van „Nana". Het is vreeselijk, monsterachtig, maar „quelle cranerie Een roman is „Naua" eigenlijk niet het is veeleer een preek, een „sermon en action". Evennis de be roemde predikers van de 16de eeuw, de vrouwen uit de groote wereld onder hun vernietigende taal gebukt hielden en de dingen bij hun naam noemden, zoo geesclt de schrijver van „Les Rougon-Macquart" de moderne maatschappij en hoe meer hij haar uitscheldt eu beleedigt, hoe meer zij hem bewondert. Neen, een roman is „Naua" niet Zola zegt ons de waarheid. Ik vind hein groot en moedig en voorbeeldig; weinige boeken hebben zooveel praciisoh nut als „Nana". Het is niet alleen het werk van een artist, maar de ont boezeming van een fatsoenlijk man, verontwaardigd over het bederf van onze maatschappij. Men kan „Nana" niet amusant noemen een nachtmerrie is niet amusant, en dit is een nachtmerrie. Men zal ongetwijfeld den schrijver verwijten, dat hij andermaal zijn streven naar waarheid te ver dreef door woorden te laten drukken, die in Frankrijk sedert Rabelais niet meer worden gedrukt. De Fransche lezer wil, sedert hij Boilenu leest, geëerbiedigd worden, zelfs wanneer hij dronken is, en ik vind dat Zola op dit punt wel een concessie had kunnen doen. Maar laat ons daarom niet te veel van schandaal spreken en airs van walging aannemen, omdat men ons een ge lijkend portret voorhield. Heilige bourgeoisie, ziehier een kerel, die u zegt, waarop het aankomt! Er rest u niets dan zwijgend de les aan te nemen; de „Folies- Bergère" zijn, voor zoover ik weet, nog geen tempel geworden, zelfs niet een tempel van de rede; de straat madelieven zijn 's avonds niet daar om giflen voor de armen in te zamelen. De les is goed en de preek goed. Des te slimmer voor ons, dat er een man ie gekomen, die nergens hang voor is en zijn fakkel over den misthoop liet schijnen. Dat hij voor geen stank terugdeinst, dat is zijn gave; in elk geval doet hij zijn taak eerlijk en zonder ooit tegen zijn geweten in te gaan. De letterkunde van onze dagen, verzakt in de dwaze sentimentaliteit, die aan de Revue des deux Mondes zoo dierbaar is, vastgeraakt op de begane wegen van de conventie en den „chic", zal liet aan Zola te danken hebben, dat zij voor langen tijd verlost is van de jonggestorven dichters, die in proza ver ademing zoeken voor hun Lamartiniaansche koliek. Voortaan zal men, wanneer men een boek schrijft, iets te zeggen moeten hebben, de een of andere waarheid te bewijzen hebben, of op een behoorlijke som van waarnemingen moeten kunnen wijzen. Al had „Nana" ons alleen den dienst bewezen van het breede banale pad van de republiek der letteren een beetje te hebben schoongeveegd, dan nog zou het een goed boek zijn, een kostbaar, zeldzaam boek, een boek, dat van groot talent en grooten moed getuigt." Ziehier hoe de Revue de France, die in het begin van dit jaar een afkeurende critiek van het naturalisme (door Paul Perret) bevatte, over „Nana" spreekt. „Het lijdt geen twijtel, dat geen Fransch romanschrijver sedert Balzac zooveel kracht en fantaisie bezeten heeft als Zola. Evenals „l'Assommoir" stelt „Nana" de ondeugden in het licht, die men dagelijks op straat kan waarnemen. Niet de beschrijving van onze zeden, maar die zeden zelf zijn walgelijk. Waarom zou het verboden zijn, die in haar waar daglicht te doen zien? Dat is geen schoon werk, maar „Naua" bevat daarom geen laster. Men verwijt Zola zijn naaktheid, zijn „argot", waarvan de „Académie" niets wil hooren. Toch is de taal, die hij bezigt vrij algemeen gebrui kelijk bij intieme gesprekken. Boeken als „Nana" zijn teekeneu des tijds. Zola heeft het bederf, de algemeene verrotting niet verzonnen, maar hij heeft er ook geen doekjes om gewonden. „Nana" is de krasse uitdrukking van den tegen woord igen toestand onzer maatschappij, van een zedelijk standpunt bezien." Paul Lindau, die onlangs in Nord und Süd een studie van Zola over Balzac opnam, beoordeelt „Nana" aldus: „Reeds dadelijk bemerkt de lezer, dat hij met een ongewoon talent te doen heeft; de waarheid en aanschouwelijkheid van Zola's schilderingen verschaffen een waar genot. Ondanks alles is dit boek een kunstwerk

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1880 | | pagina 2