Z1ER1KZEESCHE COURANT. 1880. No. 16. Woensdag 25 Februari. 83ste jaargang. Binnenland. EEN EERSTE STAP? in. STATEN-GENERAAL. Voor 't onderhavige geval hebben we niets te doen met den Staat als wetgever noch met de zuivere fiscale maatregelen en wetten. Ten aanzien van de vraag, die ons bezig houdt, is de Staat consument en doet als zoodanig bestellingen en inkoopen. Wanneer nu de particuliere consument bestel lingen van te maken werken te doen heeft of iets moet inkoopen, dan doet hij die bestellingen en inkoopen daar waar ze hem 't minst kosten, namelijk, na aftrek van allerlei invloeden van vriendschap, bloedverwantschap, gewoonte, ver plichting en berekening van indirect voordeel voor zichzelf van de zijde dergenen, die hij begunstigt. Dat deze factors vaak vrij wat te zeggen hebben bij op zichzelf heel eenvoudige transacties weet ieder, doch dit doet er voor 't oogenblik niet toe. De Staat heeft met die factoren schijnbaar niet te maken en gelijk de meer en meer gebruikelijke term luidt, enkel te rekenen met de belangen der belasting schuldigen. Tot op zekere hoogte willen we dit nu eens aannemen, met dien verstande echter, dat we alle leden des volks liever maar als belastingschuldigen aanmerken, omdat de Slaat toch ééu geheel is en niet bestaat uit twee stukken, een wèl en een niet belastingbetalend deel. Toch blijft de vraag dan nog van belang of de Staat zijn werken moet bestellen en zijn inkoopen doen daar waar hij die met het minste geld kan betalen Wij meenen dat hierop met een doorgaanden voor alle gevallen toepasselijken regel niet te antwoorden is. De gevallen zullen gesplitst moeten worden en zooveel mogelijk op zichzelf beschouwd. Alleen dit durven we als algemeenen regel voorop stellen, dat de Staat zeer wel de gelde lijke belangen van het geheel kan behartigen zonder daarbij de individuëele belangen van iudustriëelen en handelaars, ja zelfs van agenten en allerlei tussohenpersouen in liet eigen land uit het oog te verliezen. Wanneer men aldus redeneertde Staat moet even als de particulier zijn bestellingen en in koopen doen daar waar hij 't goedkoopst terecht kan, onverschillig of dit in liet buiteu- dan wel in het binnenland iswant begunstigt de Staat den iulandsehen leverancier boven den buitenlander, dan komt het meerdere dat de eerste ontvangt ten laste van de belastingschul digen, dan vergeet men daarbij dat niet elke uitgaaf onproductief is, niet een noodzakelijk kwaad, waarvan men zich zoo goedkoop mogelijk afhelpt evenals de particulier zich zoo goedkoop mogelijk afhelpt van zij u geldelijke verplichtingen jegens den Staat. Integendeel, van de bestellingen en leveringen moet de industrie en de handel leven. Eu gelijk de particulier ook niet consequent en blindelings uitsluitend daar te markt gaat waar de prijs het laagst is, maar ook andere omstandigheden in aanmerking neemt, zooals wederkeerige be gunstiging, zekerheid, familie- of vriendschaps banden enz., zoo zijn er ook voor den Staat van die omstandigheden, die volkomen analoog zijn. We herhalen nog eens, dat zoo er geen grenzen bestonden, de toestand anders zou zijn, ol'scboon ook dan nog als van zelf ïekere kringen zouden in wezen blijven, binnen welke ook de Staat (de algeineeue wereld-administratie zou 't dan moeten keeteu) zich zou voorzien. Maar nu er grenzen zijn, waardoor afzonder lijke staats-huishoudens worden afgeperkt, nu komt wel degelijk de verplichting van den Staat in aanmerking 0111 zooveel mogelijk de belangen van het eigen huishouden te behartigen; en dat dit niet langs den schoolsoheu weg, maar I met soldaat- en zeemanschap moet geschieden, behoeft schier geen betoog. Het gaat derhalve niet op, wat we boven eens veronderstelden, dat de Staat als con sument niet met allerlei omstandigheden zou te rekenen hebben en alleen naar de laagste markt zon moeten zoeken. Er zijn behoeften waarin de Staat en in enger kling de Provincie en de Gemeente niet voorzien kan zonder bij den buitenlander te markt te gaan. In die gevallen komen er tusschenpersonen te pas. Waarom zouden dit niet evengoed landgeuooten als buitenlanders kunnen zijn Hierbij behoeft alleen toegezien te worden, dat die tusschenpersonen geen stroo- poppec zijn, of gunstelingen, die het agent- of commissionairschap krijgen als een buitenkansje en dan zeker niet ten voordeele van den Staat. Maar er zijn veel meer gevallen, waarin de Staat öf even goed, öf nagenoeg even goed, óf mogelijk zelfs beter bij den landgenoot kan gaan dan bij den buitenlander. In zulke ge vallen is 't niet zuiver als de buitenlander met den penning begunstigd wordt en niet verstandig ook. Immers de som, die aan arbeidsloonen moet uitgegeven worden, komt dan öf geheel öf gedeeltelijk ten voordeele van den buitenlander en gaat de eigen werklieden voorbij. Neem 't artikel: bruggen. Als er één groote brug in Nederland ligt, die door Nederlanders gemaakt en goed gemaakt is, dan is er geen voldoende reden oiu ooit dergeljk werk aan buitenlanders op te drageu. Zelfs al kon de buitenlandsche fabrikant vvat lager inschrijven dan de landgenoot, dat zou al een groot verschil moeten zijn 0111 niet opgewogen te worden door het indirecte voordeel dat de Staat geniet, wanneer een belangrijke tak van industrie door arbeid gevoed wordt. Met den aanbouw van schepen is 't eveuzoo. Waarlijk, 't is een wat ver gedreven pessimisme, te beweren, dat de Nederlaudsehe industriëelen geen pantsersohepen kunnen maken. Zij kunnen 't wel. Dat zij 't niet op speculatie doen, gelijk dit de zooveel grooter Engelsehe ondernemers durven en kunnen wagen, bewijst niet dat zij 't niet zouden kunnen, als men 't hun maar opdroeg. Of dan zulk een drijvende ijzeren machine eeu week of wat eerder of later gereed was en een duizend gulden of wat meer kostte, zou er al heel weinig toe doen. Immers of 't vreemde werk goed is, moet ook pas later blijken en al leverden dan die wonderlijke zee monsters, gelijk hoogst waarschijnlijk is, ook nooit eenig nuttig resultaat, 't geld dat zij aau arbeid kosten, werd dan toch door den land genoot verdiend. Daardoor zou de draagkracht der zoo vaak genoemde belastingbetaleuden ver groot worden en de algemeene welvaart ook. bovendien blijft het de vraag of 't geen thans bij dergelijke leveringen aau commissie, agen tuur en kleverij mocht weggaan, wel zooveel minder zou zijn, dan het meerdere geld, dat de inlandsche arbeid zou kosten. Bij dergelijke bestellingen zou de Staat echter hebben toe te zien, dat de arbeid ook wezenlijk in Nederland gedaan werd. Anders kou b.v. aau eeu Haagsclien pasteibakker wel de levering van eèn pan tserschip worden opgedragen, terwijl deze dan toch naar de Clyde zou gaan eu tevreden zijn met een aardig commissieloontje. Op die wijze zou de vadeilandschc industrie er niet bij gebaat ziju. Slot volgt. TWEEDE KAMER. De overeenkomst tusschen den Staat en Z. K. li. Prins Frederik, houdende regeling der afdoening van schuldvorderingen - tot goedkeuring waarvan dezer dagen een wetsontwerp is ingediend beoogt: lo. den Staat le ontheffen van zijn verplichting tot uit- keering eener som van 37053,50, welke som de Staat reeds in 1850 aan Z, K. H. had moeten voldoen voor de overgave aan den Slaat van een partij hei degronden, en die thans door Z. K, H. wordt toe gevoegd aan de domeingoederen door de belegging er van op hel Grootboek 2% pCt. N. S. onder het hoofd Domeinen; 2o. Z. K. H. te ontslaan van de verplichting tot beta ling van f 80000, die Z. K. H. schuldig zal zijn, wanneer de Staat de gebouwen, die voor de Kon. Mil. Academie te Breda gebruikt worden, niet langer tot dat einde in gebruik verlangt te houden, terwijl de Staat er evenzeer van afziet die som terug te vorderen van 's Prinsen erfgenamen, wanneer de goederen, omschreven in de wet van 25 Mei 1816 (Stbl. No. 25) na HD. overlijden bij den Staat terugkeeren. In de Memorie van Toelichting tot het eerst dezer dagen ingezonden wetsontwerp tot goedkeuring der overeenkomst met Luxemburg ter beëindiging van liet bestaande geschil met Nederland nopens wederzijdsche vorderingen waarvan de inhoud reeds bekend is uit het in Luxemburg ingediend ontwerp geeft de Regeering harerzijds een overzicht van de pogingen sedert jaren gedaan om deze zaak te beëindigen. De nu tot stand gebrachte algeheele liquidatie met ge sloten beurzen werd reeds in Februari 1848 door wijlen Z. M. den Koning Willem II wenschelijk geacht. De Regeering acht deze oplossing der kwestie dan ook de meest natuurlijke en de meest waardige, die aan al te lang bestaan hebbende ge schillen kan worden gegeven, tusschen Stalen, die, geplaatst onder het bestuur van denzelfden Vorst, er grooten prijs op moeten stellen, dat niets de ge- wenschte onderlinge goede betrekkingen moge verstoren. Zij ontslaat ook zoowel Regeering als vertegenwoordiging van de verplichting, nogmaals de gronden uiteen te zetten of na te gaan, waarop de vorderingen vati Nederland ten laste van Luxemburg berusten, of wel die, waarop het Groothertogdom zijn tegenvorderingen bouwt, opnieuw te onderzoeken. Immers de onder- werpelijke overeenkomst laat die gronden ongedeerd, maar snijdt de daaruit te maken gevolgtrekking eens voor altijd af, en maakt zoodoende het debat over de oude thans ter zijde gestelde grieven even doelloos als overbodig. Eindelijk verdient zij ook de voorkeur boven beëindiging vau liet geschil door scheidsrech terlijke uitspraak, omdat het einde van het scheids rechterlijk proces nog geenszins te voorzien ware geweest. Zierikzee, 24 Febr. Volgens heden morgen ont vangen bericht van den vuurtoren van Westenschouweii, zit er een brik op de //Zeehondenplaat" en is de reddingsschokker kort daarbij. De reddingskotter eu nog eenige vaartuigen zijn van hier derwaarts vertrokken om zoo noodig adsistentie te verleenen. Naam en natie is nog onbekend. Na den langdurigeu strengen winter is het weder sinds eenige dagen betrekkelijk vroeg lenteachtig ge worden. Verscheidene dagen waren bepaald zacht en aangenaam. In het groeiend rijk is dan ook reeds vrij wat ontwikkeling te bespeuren. Het wintergraan staat frisch op het veld. De trekvogels keeren van liever lede terug. De merel laat reeds zijn helderen slag liooren en alles voorspelt een vroege en schoone lente. In de behoefte aan drinkwater is door de overvloedige regens der laatste dagen weder voorzien. Mogen nu de verwachtingen uitkomen, dat na een ouderwetschen winter een gulle zomer zal volgen! Te Middelburg is overleden op bijna 96-jarigen leeftijd, doctor Ripping, de oudste burger van die stad. Door den heer J. L. Koole te Ter Neuzen is voor f 8730, zijnde f 10 beneden de raming, aangenomen het maken van eeu terp met put en gebouwtje voor een zelfregislreerende peilschaal te Borselen. Zoo gaandeweg wordt het een aardig kapitaal, nu reeds vele duizendeu beloopende, dat het llijk belegt in van die inrichtingen, waar men zien kan hoe hoog het water staat en gestaan heeft. IJinuiden wordt thans door gas verlicht.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1880 | | pagina 1