i I
*te jaargang-.
I
I
ro\
Jarop do
prklaart
nu het
I met het
fernaat
Irgh, op
lolge vsa
jervonale
bnte aau-
fezegd, d«
It in wer-
Ihappen fe
Raau
I wèl, daa
(on wat mi|
ivordt dan
.ent merk
iteld omdai
beweren,
verbinden
r van des
komen, all'
YÓór
lien
I; zijn mattl
ar te kuiiratfi
amendemftf
timing, nafcj
Lbrijn dit i
tegen 1, il-
de firms A:|
een stuk a f
koopen
pn.de tut inn-l
vorige verjil
[lende bezv® 1
aan genoeM I
Keif in eigenfaj
J'en den Boa*'.
verklaard, fc
.et verzoek ®j
Veth. Baadhaii1
dat alstój
fezen, tevons>
Jirden beschot»'
■rzoek ecu go"|
liwmeestev c.s.
1 waarop de k
denken over I
j hebbenW
van Barge®/..
rng van 27 Mei ik
leweert op eea
Ji hij den oorsj»
J Burgom. en fie®,
I opsporen.
I het voorste' i»M
Jetast blijven '5|J
Bki'ijffen dan
f is echter dsarffll
li nu zegt de '!tf'
I :t- rlü
bestaan, zie
brvlakkig zonB
met eene kleine zaak te doen te hebben, doch wijst er op,
dat de weg langs hot terrein druk bereden en begaan
wordt; dagelijks rijden er wagens naar Zjpe, vele vracht
wagens en andere, voertuigen rijden er voorbij; bovendien
vestigt hij de aandacht op de uitoefening dor landbouwers-
bedrijven en op die van wagenmaker en smid. Een wagen
met hooi of veldvruchten geladen, zegt hij verder, is 3 AL
breed, de diligences 2 M., terwijl de weg op het minste
punt 5 M. breed is. Als liet terrein nu wordt uitgegeven
en de afscheiding gemaakt wordt zooals voorgesteld is,
wordt de weg te naauw en onveilig; de weg is toch
moeijelijk genoeg, men kan elkander met rijtuigen niet
zien aankomen dan door het opene terrein; wordt dit nu
verkocht en aan de houtloods getrokken, dan kan men
niets meer zien. Men zal elkander dan ontmoeten op een
veel te naauweti weg en van den kant van den Zuidhoek
kan men dit ook niet zier.
Aan die bezwaren kan worden tegemoet gekomen, als
men bij den afstand van grond uit de helft van de be
staande afheining eene regte lijn trekt, met bepaling dat
het naauwste punt van den weg 5% M. zal bedragen,
opr. verduidelijkt zijne bedoeling en wijst de locale gesteld
heid op een door hem gemaakte teekening nader aan.
Hij vreest, clat aan het publiek anders groot ongerief zal
veroorzaakt worden, en stelt op dien grond voor, dat de
Raad het verzoek in beginsel zal toestaau en vervolgens
Burgem. en Weth. zal magtigen den afstand van het ter
rein in overleg met de verzoekers zoodanig te regelen,
clat de weg minstens eene breedte behoude van 5'/2 M
Mr. Moens zegt, dat hem blijkt, dat volgens de bedoeling
van den beer Zuurdeeg een deel van het terrein dat de
verzoekers zelf bezitten, door hen zal moeten worden
afgestaan. Men dient dus eerst aan adressanten te vragen
of zij daartoe genegen zijn. Hij geeft daarom in overwe
ging de zaak aan te houden en Burgem. en Weth. te
magtigen nader in overleg met de adressanten, te treden.
De heer Zuurdeeg kan zich daarmede vereenigen.. Zijne
bedoeling was alleen het beginsel uit te maken en het
overigens aan Burgem. en Weth. over te laten.
De heer. Moolenburgh deelt het denkbeeld pan den heer
Zuurdeeg omtrent de smalheid van den weg en acht nader
overleg nuttig, doch hij merkt op, dat als met adressanten
in overleg getreden wordt en zij met de voorgestelde
regeling genoegen kunnen nemen, zij daaruit niet begrijpen
moeten dat de Baad dan gehouden is hun verzoek toe te
staan. Hij wenseht hierop wel de aandacht te vestigen.
Nadat de lieer Moens had verklaard die opvatting te
deelen, komt de heer Moolenburgh nog nader op de zaak
zegt uitstel toch minder gewenseht te vinden.
Hij acht het'heter dat de Raad eene beslissing zal nemen
of het terrein zal worden afgestaan en onder welke voor
waarde; geschiedt dit, dan moeten adressanten weten of
zij er genoegen mede nemen of niet.
De lieer Houwer merkt vervolgens op, dat als dit
voorstel nu aangenomen wordt, van zelf aan Matthijsse
geweigerd wordt wat hij vraagt. Deze beweert het terrein
noodig te hebben voor zijne wagens en gereedschappen en
dat zijne zaak zeer benadeeld wordt als het terrein aan
de verzoekers wordt afgestaan. De Raad dient nu dien
verzoeker niet te vergeten.
De lieer van Nes geeft te kennen, dat hij gaarne wil
medewerken om Matthijssete gerieven, als het blijkt dat
hij dit werkelijk noodig heeft, doch dat hij dit niet doen
wil als lij het terrein vraagt om de verzoekers te be-
moeijelijken. Hij vraagt vervolgens naar de grootte van
het gedeelte terrein bij Matthijsse in gebruik. Nadat de
Voorzitter daarop inlichtingen had verstrekt, zegt de heer
Fokker dat M. geen regt had behalve de travaille van het
terrein iets meer te gebruiken en hij er ook geen verder
gebruik van gemaakt heeft dan een zijner buren er van
_L
maakte, n.l. voor het neerzetten van goederen; dit is door
anderen ook geschied. De travaille aileen had hij in ge
bruik en om hem nu ter w;ltó te zijn, hebben Burgem.
en Weth. hem nog iets meer dan de travaille willen afstaan.
Den heer Labrijn komt het voor, dat als men met de
verzoekers in onderhandeling treedt,' als het ware wordt
uitgemaakt, dat de gemeente het terrein wil verhoopen.
Hij voor zichzou den verkoop van dat terrein betreuren
ware het dat het terrein aan de firma werd in gebruik
gegeven, dan zou hij do eerste zijn om daaraan mede te
werken. Wordt het verkocht, dan is dit tegen het publiek
belang; elk opvolgend eigenaar kan er op stichten wat hij
goedvindt. Spr. zou wenschen eerst te zien uitgemaakt of'
het terrein zal worden verkocht of niet.
De heer Moens merkt op, dat thans zijne motie aan de
orde is, waarmede de heer Labrijn instemt, evenwel met
de verklaring dat hij bepaald tegen afstand van het terrein is.
De Voorzitter brengt daarop ih stemming.
Het voorstel van den lieer Moens om de zaak aan te
houden, ten einde Burgem. en Weth. met adressanten
nader zouden kunnen in overleg tredenwordt aangenomen
met 8 stemmen tegen 1die van den heer Labrijn.
De lieer Moolenburgh heeft gedurende de beraadslagingen
de vergadering verlaten.
Namens Burgem. en Weth. stelt Ct Voorzitter voor,
overeenkomstig het advies der Plaatselijke Schoolcommissie
met ingang van I Aug. e.k. eervol ontslag te verleenen
aan Mej. A. O. van der Zalm geboren van der Poel, uit
liare betrekking van onderwijzeres in de nuttige handwerken
voor meisjes aan de Armenschool en de Tussehenschool.
Dienovereenkomstig vvordt besloten.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomeneen verzoek
schrift van Mej. Ié. J. Kastelijn, om tegen I Augustus e.k,
om redenen van gezondheid te worden ontslagen uit hare
betrekking van vroedvrouw, en stelt namens Burgem. en
Weth. voor het gevraagde ontslag eervol te verleenen.
Alzoo besloten.
De Voorzitter deelt vervolgens mede, dat eene oproeping
van sollicitanten is geschied en dat zicli één sollicitant heeft
aangemeld, Mej. M. A. Steketee te Seherpenisse.
De heer Zuurdeeg vraagt het woord en zegt, dat in
deze gemeente eene vroedvrouw niet lean worden gemist en
de ingezetenen groot ongerief zullen hebbenindien niet
tijdig in de vacature wordt voorzien. Hj stelt daarom
voor, reeds dadelijk tot de benoeming over te gaan en
kan er voor instaan dat de sollicitante'geschikt is.
Hierover ontstaat tussohen den heer Zuurdeeg en den
heer Fokker eene gedachtenwisseling.
De heer Fokker vindt het bedenkelijk nu reeds tot de
benoeming over te gaan. Het verzoek van Mej. Steketee
is zoo vroeg ingekomen, dat zj' bepaald onder de hand
mededeeüng moet hebben gekregen van het vertrek van
Mej. Kasteljn. De oproeping van sollicitanten is dan ook
slechts eeuige dagen geleden gedaan. Het is derhalve
waarschijnlijk, dat dozer dagen nog andere sollicitanten
zullen inkomen. Hij wil op de bekwaamheid der sollicitante
niets afdingendoch ei kunnen toch sollicitanten komen
die de Raad nog beter acht.
De heer Zuurdeeg verklaart, dat Mej. Steketee wist,
dat de nu ontslagene vroedvrouw zou vertrekken; dat zij
hem heeft geschreven om voorspraak en hij haar daarop
naar het Gemeentebestuur heeft verwezen. Iiij vindt geen
bezwaar de benoeming nu te doende vacature moet
spoedig vervuld worden en de sollicitanten uit andere ge
meenten kunnen alles maar niet terstond in den steek laten
de gemeente zal men dus ongerief veroorzaken als men
nu niet tot de benoeming overgaat. Hij lieeft naar de
sollicitante geïnformeerd; zj heeft te Amsterdam hare op
leiding gehadzij is bekwaam eu heeft een gezond en
sterk gestel.
ozr
iir d? RêgëSmè, -
vaar mjn inzien
Naar mijn inzien mee: L~l -
don strijd regen bet toezihi op dopro^S
Jl,li '7f>.