1879. No. 38.
Woensdag 14 Mei
82ste jaargang.
F e ui lie t o n.
MEI-BkSPiËGELiNG.
Mijn "Vrienden, het is nu Mei, de van onds
door dichters bedongen, door kind en grijze
j ii'tocr»<4 sympathie begroete liefste maand
r an lief jaar. Komt, laat ons na naar buiten
gaan eu deu oélioonen Mei waarnemen terwijl
j tig er is straks komen de ons eompeteerende
Ibeew zomerdagen, en hoe spoedig daarna volgen
dan iveêr de New-Yorker buien en zijn we in
de macht van den Winter, schier vóór we
'v merken. Er uit dus, 't genot aangegrepen
ierwjj! 't geboden wordt!
Maar gij glimlacht, althans sommigen van si.
Wcluu, blijft gij liever thuis de smaken
verschillen, we willen daarover niet twisten
j doet uw zin. stookt dan echter de kachei maar
vrat op, doe <fe achterdeur toe ea laaide voor
deur niet opeaj-Hff'ook de tochtlatten eens na,
jüi ze nog wel goed sluiten, en o'w 'i; de solioon-
j ionakster "iet hindert, laat dan nw schoorsteen
i nog. eens veger. jc-o kan nooit weten, er
is zpo dikwijh braad tegenwoordig en met die
uopfejenb, noordoosten- of oosten-winden is dies
pul verdroog. Enfin, blijft gij liever thuis,
i.oi. dan i'.oe gij 't schikt.
Maar wij gaan via-'i- Irweehet is immers'
Mei, geen Maart met zij» aaugematigden naam
v .n Lentemaand, maai' Mei, cie tijd van de
iwasseu Lente, en gelijk 's leveus lento, duurt
f'l k de heusche Lente van alle jaren maar kort.
'We doen ouze overjassen aan, de dames de
jV' intermanteis om; vergeten we ook niet onze
arme winter-handrciioenen aan te doen. V-w-a:
i er misschien over een nieuwe démi-saison
ten matten, stelt dat maar uit tot tegen
visdagen, en doet het au nog maar met
.teijiis.
t ons zoovee! mogelijk de zonnekanfen
'e straten houden om buiten te komen
andere zijden komt Lentes frissche adem
o duchtig bar tegemoet, dat de overgang
(e warme- kachel in dien lenteadem wat
i.e groot is en ons licht slecht! zou bekomen.
i Deze Lente zal vast wel heel lang duren;
-■ is of zc ons is toegezonden in ijs gepakt
lm ze lang te conserveeren.
I Het de spreeuwen op de daken, anders echte
hansworsten ea zorgelooze grappenmakers, hoe
Jze nu blijkbaar het land hebben en klagen
tjover slechte tijden en niets te verdienen: geen
{wormen, geen rupsen, geer. beestje te vangen.
Ook de zwaluwen schijnen niet in hun humeur
ste zijn: 'i is of ze er aan denken samen te
spannen om subsidie te vragen wegens de j
slechte mnggeuvaugot, die totaal dreigt' te mis
lukken, omdat de muggen het verstandiger
achten maar larven te blijven, al is 't Mei, of
te verkleumd zijn om deu zwaluwen in deu
mond te vliegen, gelijk ze anders in hun dartele
danspartij plegen te doen.
Ziezoo, nu zijn we buiten, de muffe stad
ontvlucht, "'ui. was 't daar erg tochtig bij de
poort eu hoe kwistig o' tu'vtoedig golfde hot
stof ons daar om de ooreis
'i Ziet er helder uit buiten, vindt ge niet?
Uren ver knui ge zien; ge ziet de duinen
blinken en verafgelegen pannendaken opdoemen,
zoodat ze als in do wolken schijnen te drijven. De
wegen zien er uit of zo fonkelnieuw zijn of
opgeschuurd. De iucln ook, 't is of ze opge
poetst is. Ze is juist niet van koper als iu de
dagen van Achab, maar van blik lijkt ze toch
wel to wezen; de oogen staren er van zoo
blinkt alies in die scherpe, zuivere noorderlucht,
zoo regelrecht, ongebroken en uvervalscbt uit i
Lapland en Siberië aangevoerd, of misschien
wel voor de koude van al 't ijs daar ginds j
hierheen gevlucht. Nog eens, wat lean men j
toch ver zien bij zulk een helder weertje, te
meer daar de nieerendeels nog geheel kale
boomeu het uitzicht volstrekt niet belemmeren, i
We zien zelfs heel duidelijk die asehgranwe j
hagelbui daar heel in de verte aankomen en
in snelle vaart naderen. Die is vast ook uit
Lapland afkomstig en nog een restje van de j
winterprovisie van vader1 Boreas, dis dat met. i
-•iiii bekende gulheid aan zijn nichtje Lente
toezendt, die 't op haar beurt aan haar inten-
daut Mei overgeeft ter distributie ourb>r öiis, i
die bunkeren naar malecbm .Meiregen.
Zet uw kraag op,"daar is de bui! Foort ge
die nijdige korrels wel op uw hoed trommelen
Ziet hoe onbarmhartig ze neerbuiteleu op dat
teêre, van frischhcid bibberende, pas half ont
loken loover van hoornen en struiken! Ge kunt
het aan die balfilif gekomen knoppen wel zien,
dat ze het niet. bijzonder naar de-i /iu hebben
in hun jonge leven, 't Is erg ook, nog zoo
jong eu nu al ter prooi aan de gure vlagen
van het leven! Waren ze nog maar wat inge
bakerd gebleven; na sterven ze vóór hun tijd
of blijven huu gansche leven door verminkt.
Brri Hoe ijzig strijkt Lentes adem over dien
akker met vlas! 't Is immers vlas, dat kleine j
goedje daar? Ziet hoe armoedig die plantjes i
bij elkaar kruipen en neerhurken om zoo mogelijk j
weg te schuilen achter de aarukluitjes! Ja zoo'
tvaar, het is vlas; arme sukkels van plantjes!
ge hebt iu den nawinter al zooveel uitgestaan,
wat zullen er veei ouder u zijn, die huu be
stemming zullen missen en w'cr vezelen nooit
de eer zullen genieten door fijne vingeren tot
garen gesponnen eu door een prinsesje gedragen
te worden in den vorm van ecu of ander
intiem fcleedingstuk.
't, Is nu Mei; nu zijn' de vogels op Ltnn
kracht en allo vogels leggen een ei, ec watt
daar verder volgt. Hoort ge den koekoek wel
roeji.e l 't. Is net of hij andera roept dan anders,
't Is of hij ook aan t murrimreeren is over do
schaarschheicl van de rupsen. Wat moot er van
koekoekb welvaart terecht komen zonder rupsen!
„In onzen tijd", hoor ik er daar een piiilosofeeren,
„in onzen tijd zaten' we dik in de rupsen, en
mi is er geen kost te verdienen. En nu hebben
wij koekoeken niet ecus een gezin te onder
kenden 1 Hoe moeten de met kroost gezegende
vogels 't we! maken, die ook in 't vak van'
rupsen, muggen eu vormen doen". Jawel,
antwoorden we hem, maar in (let) goeden ouden
tijd dien hij op 't nog hebt, was 't misschien geen
Mei, gelijk 't ua is; t was toen mogelijk nog
maar April of zoo iets.
Wat zijn cr altoos een bloemen in Mei!
't Is de bloeimaand. Daar hebt u de meidorens,
de siriugen, de appel- eu perenbloesems en dia
van de kastanje, om niet te spreken van al
het nederige goedje nil Lente's i rf' 'c-w ge
bloemen Ja toch, - Vm er. Ziet, daar in
'l. doddio» sT1''S schuilen de gele. paardebloemen.
Hvje krimnerig eu hoi zien ze er uit. 't ls of
de kwade tijd hen ook al drukt. Anders kunnen
ze om dezen tijd vt»m fier op hun met melk
gevulde malsche stengels staan wiegelen op
Lente's geurigen adem; uu kruipen ze weg
daarvoor.
Zou 't wel Mei wezen'? 't Is tegenwoordig
allemaal scheurkalenders; almanakken met een
behoorlijke portie mooi weêr er in ziet men
haast niet- meer Hebben we soms cok een
verkeerde maand afgescheurd, of zitten de
maanden verkeerd op hot bundeltje geliecht?
Neen, 't is toch wel degelijk Mei. 't Is zelfs
al 12 Mei, 't is ven daag juist vijf jaar geleden
dat het zulk een groot nationaal feest was en
dat het zoo fameus ragende. Wat is er veel
gebeurd sinds dien tijdMaar zoo'n frissche,
klare, koude, zonnige en zuinige Mei-Maand
hebben we nog niet gehad.
Bijdrage tot de Natuurlijke Historie
der Vogels.
Bij gelegenheid van een eendenjacht in het lage
I land van Schouwer, dat geiijk bekend is, zoo
wel door do Jagers ais door de watervogels druk
.-•ezoeist worn., werd long eend levend gevangen.
Het zag er uit nis een tamme, die toevallig onder
de v,Mde verzeild geraakt was, want het was bijna
wit en had alleen wat bonte vlekken. Toch was
t volgens kenners wel degelijk een wild eend. Hel
diertje werd om de aardigheid in 't leven gehouden
en naar de stad overgebracht, waar het later een woerd
tot gezelschap kreeg en zich zoo goed in de gevasvgên-
schap heeft weten te schikken, <iat het niet slechts
jdruk aan 't leggen ie gegaan, maar dezer dagen ook
een negental jongen heef:, uitgebroed, die 't met de
gewone i-eederheid verzorgt en ondanks de bekrompen
omstandigheden, wat het water om te ploeteren be-
treft, zeer tifrig houdt en opkweekt. Het mannetje
voor jonge goedje echter alles behalve teeder,
vOo zelfs dat hij tijdelijk is moeten verwijderd worden
•oor zijn onbehouwen leederheden of hardbékkigiieid
jegens cie kleintjes «stelde hij hun leven in gevaar.
biu doet zich 't merkwaardige geval voor, dat het
cendj ofschoon pas sedert eeiiige dogen met- een be
trekkelijk talrijk kroost gezegend, weder vlijtig nan
't leggen is gegann en wel een ei per dag, terwijl zij
toch haar moederlijke plichten zorgvuldig waarneemt.
Dit is een zeldzaam geval in de eenden-wereld
zoo zeldzaam dat dnju'cuntrcnt inlichtingen gevraagd
zijn in de hoven bedoel.!c lage landen van Schouwen,
waar men tal van waarnemingen betreffende 'net hui
selijk leven van eenden en andere water- en moeras
vogels kfiu doen en dus wel op de hoogte is. Welnu,
een geval als 't hier verhaalde is daar totaal onbekend.
Men hoore de.gegeven inlichtingen, zooais zij voor
komen in een brief, die te njtrdig gesteld is om hem
niet geheel op te nemen.
Mei 1879.
\miceZoodra ik te luis kwam heb ik mijn
waarden buurman N. N., die nu sedert 1 Mei Li.
rentenier in ons dorp is geworden, geraadpleegd over
tuve merkwaardige mededeeliiig van het lamraê' eend.
N. N.l gij kent hem wel? is in de onmiddellijke
nabijheid van .//het Dakenest/j en van A V'lakewater"
bij de eenden geboren, met de eenden opgegroeid,
mei eendenbout en eendeneieren gevoed en doortrokken,
en om zoo te zeggen in de omgeving van eenden oud
geworden, en heeft door maar 3teeds eenden te melken,
in dien tak van nijverheidi een renteniers-verschiet
voor zich zien dagen, waarvan hij, zooals ik daareven
zei de j sedert 1 Mei genoegen smaakt.
Geen wonder dat hij bij zijn bovendien fijne op
merkingsgave, de geheels natuurlijke historie, de ma- j
mialen, ja zelfs de taal van dit pluimgedierte tot in
de kleinste bijzonderheden kent en met het instinct
matige van deu woerd even goed op de hoogte is,
als met het vrouwelijk dier, dat neiging heeft of op
liet punt staat van te zullen leggen, dat eindelijk
eieren legt., dat broedt, dat kinderen krijgt en tijd
perken noodig heeft cm weer van meet af aan te
beginnen mei vader woerd.
I)e rnaii stond verbaasd over de mededeeling, die
ik hem deed en sloeg met zijn vrouw de handen te
zamen onder den uiiroep: //El, el, el 1 hei je noe
van zen levendas 't grootste wonder daer 'k nog
ooit van hoard e.
r'k Zou 't onmogelijk kunnen gfóove as me dat
een aere verleide".
Ziedaar in haast de mededeeling van mijn onder
zoek. Wellicht h'Li ge ook uwe information genomen
>ij de gebroeders X of IJ, doch ik twijfel geenszins
of 't zal wel op l zelfde neerkomen: dat wil zeggen,
dat zoo iets nooit iu de Vereenigde Nederlanden is
voorgevallen en wel de moeite waaru is om er der
wereld kondschap van te doen".
t.t.
Z.
Inderdaad, we meenden dit laatste ook e?< vermel
den daarom het geval van 't jongenhebbende en toch
dapper eierenleggende eendje als een bijdrage tot de
keunis van de dierlijke zeden eu' gebruiken.