Men wil den dag, waarop Thomas Moore honderd y. H. 8, afd. 4, art. 20 (Vooi k en inschepen van zelkasch). Namens Burgem. en Weth. stelt de sten van uitgraven 427,18? V, i -J - - -Voorzitter veer beschikken over d^n post voor Onv. Uitg. begrooting 18? lOt een bedrag van 7.0 et,ier m* van de boekhandelaren 8. Oebr man Zéaai wegéns 'everine vnn een exemplaar van het Weekblad voor de Bur<., rlffi Administratie, jaargang 18/7, waarvan de nota te kat ingediend. De Weth. Fokker zegt, dat deze vordering te laar ingediend om op den dienst 1877 in uitgaaf te komen ei dat alzoo de verjaring kan worden ingeroepen. Hij moe er op wijzen dat liet een kwestieus punt is of degemeent wel het regt heeft om afsland te doen van de verjaring hij zegt dit ten einde de Baad niet later door zulk oe bezwaar van de Gedep. Staten zou ko -.en worden verrast Burgem. en Weth. stellen echter*de betaling t) doen op den dienst 18/8, meenende de gemeente het regt heeft van de verjaring af te H u. Overeenkomstig het voorstel wordt besloten. De Voorzitter deelt mede. dat in 1878 is afgeleverd aan zelkasch voor 14047,82-'*; aan leem voor de steen bakkerij van den heer Moolenburgh voor j 147.44; aar schorgrond en schorzodon voor 93,80 en aan graszodej en korenaarde voor f 18.40; dat is ontvangen voor he gebruik van gemeentegrond f 51.15 cn de opbrengst de: weekmarktgelden is geweest f 182,37"; voorts-dat de o: 4 dan. 1.1. gehouden houtverkooping heeft opgebrao-t aai; levende boomen 400 en aan docde hoornen "en hakhouj f 200,25. Deze mededeelingen worden voor kennisgeving aangenomen Naar aanleiding dier mededeelingen vraagt de heei Moolenburgh naar de oorzaak, dat, terwijl de opbrengsi der zelkasch. geraamd op f 18,000, beneden do raming i| gebleven, de kosten van uitgraving en scheepbreuging, dii) zeker naar do f IS,000 opbrengst zijn geraamd, boven dc raming komen, zooals straks gebleken is uit het besluit toi het doen van af- en overschrijving. De Voorzitter deelt mede, dat voor die kosten 300C was geraamd, doch dat voor die raming, die na yooi 't eerst geschied, geen zekeren maatstaf was. De heet' Fokker herinnert dat in de begrooting steed." zulk een hoog cijfer voor opbrengst van zelkasch word; gebragt, dat dit meestal op verre na niet wordt bereikt en dat dit geschied om wijziging van begrooting te voor bij eveniueele hoogere opbrengst. (Jok nu is niet gedacht, dat de som can f 18,OW zou worden bereikt en de kosten van uitgraving zijn dan ook niet op die maar op een veel lagere som gebaseerd. Nu de opbrengst medevalt, blijkt die som te laag te wezen. De heer Moolenburgh zegt dank voor deze inlichtingen. Het suppletoir kohier der hondenbelasting /oor 1878, waartegen geen reclames zijn ingekomen, wordt vastgesteld op oen bedrag van f '12. De openbare vergadering gaat daarop m ecne beslotene over tot behandeling van liet 2e suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag voor 187- Heropend zijnde, wordt dit kohier niet algemeene stem men vastgesteld op 39,87". Aan de órde zijn. thans de voorstellen van de hoeren Blankert, Zuurdeeg en Pilaar, tot wijziging van de be sluiten tot heffing van den hoofdelijken omslag en van, opcenten op de personele belasting, met het daarover: uitgebragte verslag van (ie Commissie van onderzoek. De behandeling hiervan is in de vergadering van 18 Oct. 1878 uitgesteld. De beraadslagingen geopend zijnde, verkrijgt de lieer Zuurdeeg het woord en zegt het volgende: Ik heb bet woord gevraagd om namens de voorstellers van de zaak aan de orde, te antwoorden op liet verslag der Commissie .ton deze. Wij zullen ons voornamelijk be palen bij de bespreking van de hoofdzaak van ons voorstel en de ondergeschikte punten slechts even aanstippen omdat, indien het hoofdbeginsel door den Baad mocht worden aangenomen, men omtrent de détails door gemeen overleg gemakkelijk tot overeenstemming zal komen. Wij hebben bet verslag van dc Commissie betrekkelijk ons voorstel tot verandering n ons gemeentebelasting-steise! naauwkeurig nagegaan. De motieven, die de Commissie daarin aangeeft en haar geleid hebben den Baad te advi- seeren in hoofdzaak dat voorstel niet aan ïe nemen, deelen wij geenszins. De bespreking van de oorzaak der zoo langdurige terughouding van het Verslag door de Commissie kan geen nut hebben, evenmin de behandeling o'er vraag of er slechts één voorstel is gedaan of meerdere. Slechts te dien opzigtc geven de voorstellers toe, dat de steller van den brief, in verband met de overige overgelegde bescheiden, geen gelukkige redactie vsn den brief gekozen heeft. Met genoegen vernamen wij de erkenning van de Com missie, uat in het algemeen eene belasting op de inkomsten billijker is clan eene opcenten-heffing op het personeel.^ Hier is dus tusschen de voorstellers en de Commissie slechts verschil in de cijfers, 't geen vereffend kan worden na de beslissing van bet hoofdbeginsel van ons voorstel, n.ï. al of niet voortgaan op den weg van het progressieve stelsel Ik zeg al of niet voortgaan, want de voorstellers zijn het volmaakt eens met de Commissie, daar waar ze bekent, dat hier ter stede reeds een soort progressief stelsel regeert, zij het dan ook in zeer primitieven vorm. In beginsel derhalve heef* de Baad en dus ook de leden der Commissie, reeds de progressie gehuldigd. Zeer zeker heeft hij zich bij de vaststelling van dat principe laten leiden door hetgeen er nog tegenwoordig voor te zeggen valt. En wat valt er nu voor liet progressieve stelsel te zeggen. Een der hoofdeigenschappen van eene belasting, zal deze zoo weinig mogelijk bezwaar met zich medebrengen op eene of andere wijze zal elke bohw.im- ovgerief vei oorzaken is, da t degenen, die aan r.U w i-inx onder worpen zijn, naar de reden hunner krach - - --- m hiidrao-on - 200 ook dacht hierover de "'j oer staathuishoudkunde d roenh» ™<\e: »Dc <160 btaat. moeten m hetgeen deze voor zijne h. c. ling noodig heeft bijdragen, een iegelijk naar zijne krachten." Is dit beginsel, dat in. ieder i-a. der van ••Hijklieid voor de wet een verdediger zal vinden, te beschouwen als oud doch kostbaar goud, ueze -kegel, die naar luid van den beroemden Ah, algemeen instemming vindt en waarvan Sandelm getuigt, dat alle natiën er in meerdere of mindere mate op gelet hebben, aanVeïêléöswaaWfr» vor de heffingen, die van staatswege geschieden, niet >r is hij het behoeft we! geen nader betoog - ditio sine qua non eener goede gemeente-belasting.' Maar bovendien, deze. namelijk de gemeente-belisting, regelende, zal men den stelregel, waarvan wij hierboven gewaagden, voor oogen moeten houden, omdat de grond wettige voorschriften op het stuk van belfctingen gegeven niet slechts aan den algemeenen wetgever maar aan ieder gezag. dat belasting kan instellen, in dat beginsel zijn O o Tot staving hiervan beroepen wij ons op art. i72 dei Grondwet, dat zegt: sGeene privilegiën kunnen in lie der Grondwet, dat zegt: sGeene privilegiën kunnen in liet stuk van belastingen worden verleend", en waarbü Thorbecke deze tianfeekening steldeHet heginsel is gelijkheid van pligt, overeenstemmende met de gelijkheid van regt, dit bij de anu :-e ar-ikelen doorgaans ten grondslag ligt. »Gelijkheid van pligt" het beginsel, dat der te veror denen belasting ten grondslag zal worden gelegd, kan deze geacht worden de basis van het systeem te zijn, mrlien eene heffing van :en zelfde aantal procenten van elk inkomen, onverschillig of dit groot of klein zij, worde ingësteidOne dunkt, neon. liet zal ieder duidelijk zijn, dat bet den belastingschuldige, wiens revenu-n 13,000 bedragen, veel ligter zal vallen f 500 -:-;k« op te brengen dan het uitzuinigen van 50 voor d- v-H- is, die een inkomen heeft van f 1000. Waar het inkomen van den belastingschuldige een cijfer bereikt beeft, dat hij niet alleen aan de eerste grondbe- hoefreo van volstrekte nooddruft voldoening kan schenken, maar ook de eischeu van stand maatschappij, daarin hij leeft, op oubekrompenc wijze vermag te bevredivèn en •Tgjfs op zijn jaarlijks budget een post v-r voorwerpen van wide en fantaisie kan uittrekken, be is de p'igt minder zTiW-' dan waar de taxe, al zij het ook ,v;in<Le mate, op de''fvensbehoeften drukt en op deze mo- r. -ord°;_ uitgezuinigd. Ifj andere woorden, do draagW-jj-j' ne^t in grootere verhbömèg-tl>?; - Naarmate hek yhkomen ru;_ nier wordt. Het progressieve stelsel is niet rieuw. Ook de Staat heft reeds sedert 1833 in sommige grondslagen van de personele belasting progressief, paarden, diénstboden, schoor- steenen. Ook vele gemeenten in den 'anfle hebben eene volledige progressieve taxe, in onze onmiddellijke nabijheid de cremeente Goes. Ook inonze gemeente werd de progressieve taxe voor ongevt n- 13 jaren bijna ingevoerd, toen werd zij, bij tweede stemming, met één stem meer derheid verworpen. En wat zegt nu c -mmissie van al deze motieven, die aanleiding gaven tui ons voorstel. Zij zegt. dat de stelling »dat de -agkracht in eene grootere verhouding toeneemt, naarmate het vermogen grooter wordt", eene sic- is, die in het afgetrokkens voor geene tegen spraak vatbaar is, doch in concrete gevallen tot schromelijke onbillijkheden moet voeren. Intussehen de bewijzen van die schromelijke onbillijkheden heeft de Commissie vergeten aan te voeren en teregt, want ze zijn ook nergens te vinden, allerminst-, als men zoekt N mot de lantaarn van gelijkheid- van pligt. Wij kunnen het er dus voor houden, dat die schromelijke onbillijkheden slechts huisvesten in 't idéo van de Commissie, maar niet in de werkelijkheid. Maar de Commissie heeft ook die zwakheid van bloot beweren, zonder bewijs, gevoeld, want spoedig hierop komt ze bewerendat alle ingezetenen hetzelfde belang hebben bij eenen geregelden gang- van zaken in de gemeente en dat voor allen, zonder onderscheid, zijn en onderhouden worden: openbare gebouwen, straten, scholen, wegen, havens, schutters, politie, nachtwakers, ja zelfs beweert de Commissie, dat niet alleen dc gegoeden en meergegoedén het kiesregt voor den Baad uitoefenen. En op dien grond noemen zij het billijk en regt vaardig, dat Ik belasting schuldige een gelijk percent betaalt van zijn inkomen. Min deugdzamer bewijs voor de beweerde onbillijkheid en onregtvaardigheid van de progressieve taxe kan er wel niet gevonden worden, want het mist eiken fe- j. n grond, afgezien nog daarvan, dat deze geheele redenering niets te maken heeft met het beginsel in belastingheffing van agelijkheid van pligt". En wat is er nu van die bmvering zelv Dat er schutters, poli:, en inch." i zijn, bewijst dat er bescherming noedkr - maar v is die hoofd zakelijk Ik geloof dat z-'den of::-.gebeurt, dat er -- vergeef mij die plas i uitdrukking bij oproer of plundering bij mipdevveRmogenden of nietbo?atters wordt geplunderd, dat hei zelden of nooit gebeurt, dat dieven en moordenaars bij dezen stand inbreken. En wat nu de "holen betreft: 't is niet te ontkennen, dat de gegoeden n meergegecden oneindig meer gebaat worden bij het gezamenlijk onderwijs, dan cie minderge- goede standen of nietbezitters. De eerste toch laten hunne kinderen van dat onderwijs gebruik maken tot hun 20ste jaar ure.-veer, om dan, bier voorbereid, op andere wijze verder hunne opleiding te gaan voltooijen. De min.".-re standen intussehen zijn buiten staat hunne kinderen z6ó lang

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1879 | | pagina 6