van f 19,000. Gaat het dus zoo voort, dan zal
het zoo hoog geroemde stelsel een ruïne worden voor
de beurs der gemeentenaren, die maar schraal wordt
vergoed door den geur, die naar men erkent, ook
bij dit stelsel toch nog overblijft. Het tonnenstelsel
daarentegen geeft, overal waar het eenmaal goed aan
den gang is, groote winsten, b.v. te Groningen ge
middeld f 50,000 's jaars, te Leeuwarden in 1877
f 20,000, te Zwolle f 8000, te üelft f 2000.
Maandag ontlastte zich boven Amsterdam een don
derbui onder niet alledaagsche omstandigheden. Het
licht vertoonde zich als een vuurbol, niet ongelijk aan
de zon achter nevelen, welke bol dan uiteen spatte
met een zwaren slag. Slechts twee slagen werden
gehoord. Het onweer ging van hagel vergezeld.
Voor het gerechtshof te 's Bosch is de vorige week
Donderdag het proces aangevangen tegen negen per
sonen, beschuldigd van rebellie, in vereeniging van
meer dan 20 personen gepleegd tegen ambtenaren bij
gelegenheid der Iiarensche processie te Roermond.
Als voorzitter fungeerde mr. Bondam, terwijl het
O. M. door jhr. mr. Serraris werd waargenomen.
Ha voorlezing van de akte van beschuldiging ging
men tot het getuigen-verhoor over. De eerste dag
werd geheel besteed aan het verhoor der vijf getuigen
a charge en één a décharge, terwijl Vrijdag de overige
27 getuigen a décharge gehoord werden.
Donderdags werden de maréchausees, die de pro
cessie hadden aangehouden, meestal door de verdedi
ging ondervraagd.
Vrijdag legden de drie laatste getuigen (mannen)
de getuigenis af, dat de maréchaussees, in plaats van
beleefd en vriendelijk, zooals zij eerst verklaard hadden,
den pastoor met de sabel in de vuist waren genaderd
en hem bij den arm hadden gegrepen. Dit gaf het
O. M. aanleiding tot het voorstel, om den eerste
van genoemde drie getuigen wegens meineed in staat
van beschuldiging te stellen. Het hof besliste echter,
na het verhoor van alle getuigen, dat er geen termen
bestonden, om aan het voorstel van het O. M. gevolg
te geven. De beschuldigden bleven hun aandeel in
de beschuldiging ontkennen.
De procureur-generaal eischte tegen de 5 eersten
een gevangenisstraf van 15 maanden en tegen de 4
overigen een van 6 maanden, in eenzame opsluiting
te ondergaan. Voor de beschuldigden traden als
verdedigers op mr. Jansen te Roermond en mr. Tripels
te Maastricht, die vrijspraak van de beschuldigden
vorderden, op grond dat de getuigen a. charge geheel
in strijd waren met die a décharge en het overtuigend
bewijs niet is geleverd. Het hof bepaalde de uitspraak
op 28 Dec. a.s., voormiddags 10 uur.
Het museum, door de //Vereeniging voor Geschiede-
en Kunst" te Rotterdam, boven de Beurs aldaar op
gericht, is voor het publiek opengesteld. In drie
vertrekken is voorloopig de net gerangschikte en
interessante collectie historische kunst-voortbrengselen
geplaatst.
In het eerste vertrek, versierd met een zeer goed gepen
seeld Stilleven, een Boerenkermis van Droochsloot en de
portretten van A. de Riemer en zijn echtgenoote, prijkt
een schouw uit de 17e eeuw, samengesteld uit een
gebeeldhouwde kap, vuurplaat en tegels van dien tijd.
Verder staan in dit vertrek een paar vitrines, waarvan
hart des lands doordringen. Dost-Mohammed, die
voor den oorlog een leger van 9000 ruiters, 2000
man voetvolk en 14 stukken had, kon maar weinig
tegenstand bieden, daar zijn scfldaten nog bovendien
verliepen. Dit kwam minder uit gebrek aan moed,
dan wel uit vrees voor de Europeesche taktiek voort,
waartegen de overigens zeer strijdbare, maar half wilde
bergbewoners en steppenruiters zich niet opgevva93en
achtten. Slechts eenmaal hield het leger van Dost-
Mohamraed eeuigszins ernstig stand, en wel te Ghizni
of Ghazua, docli 't werd uit elkaar gejaagd en Dost-
Mohammed vluchtte naar liet Noorden. Nu bezetten
de Engelschen het land en vestigden zich in over
moedige gerustheid in de zoo gemakkelijk veroverde
paradijsachtige dalen van Afghanistan. Sir Burness
werd gouverneur van 't land, generaal Sir John Keane
nam het bevel over 't leger op zich, en hem gelukte
het den 3 Nov. 1840 Dost-Mohammed gevangen te
nemen te Kaboel, waarna de onttroonde vorst in
ballingschap naar Loediana aan gene zijde van den
Indus werd gezonden.
De val van Dost-Mohannned is nochtans niet
volkomen verklaard uit de bovengenoemde vrees der
Afghanen voor de Europeesche taktiek, maar moet
ook wel voor een goed deel geweten worden aan het
groote gebrek van nationalen zin der Afghanen, en
hiervan zijn zeker hun van ouds dagteekenende ver
snippering onder vele kleine machthebbers en het
onderling verschil der stammen wederom de oorzaken.
De houding van den vorst in 1839 was treurig. Na
de nederlaag bij Ghizni kwam er wel afval onder de
hoofden der omliggende stammen en zelfs een zoon
de een gedenkpenningen en een adelsbrief van 1454,
en twee keurige getijdeboeken uit het midden der
15e eeuw bevat, en de andere een verzameling point
d'Alenqon en Veneliaansche kant uit de 17e en 18e eeuw.
In het tweede vertrek boeien de aandacht de op koper
geschilderde portretten van Hendrik IV en zijn gemalin,
ruim 250 jaren oud, een zeer fraai spiegeltje met een
keurig gebeeldhouwde lijst, eenige fraaie stoelen en
een kast in den stijl der Renaissance. In het derde
vertrek prijkt in één hoekkast keurig glaswerk, in
een tweede zeldzaam Amstelsch porselein, Loosdrechtsch
en Delftsch aardewerk, koperen armblakers, een ijzeren
luchter uit de 16e eeuw, stoven en handwarmers enz.
Vier, vijf ingezetenen stonden voorwerpen voor
't museum in bruikleen af.
Thans is er ook tijdelijk een prachtige schilderij
van Ooms ter bezichtiging gesteld een eigendom
van den heer Fop Smit Jr., die het eerste voorbeeld
daarmee gaf van de wijze, waarop men, ook zonder
voor langen tijd van zijn kunstproducten afstand te
doen, de belangstelling voor de kunst en voor het
nieuwe museum kan opwekken.
Bij den Amsterdamschen Gemeenteraad is een adres
ingekomen, waarin gevraagd wordt dat alle koffiehuizen,
café's chantants, kroegen enz. te 12 uur 's nachts
zullen moeten sluiten, evenals dit te Rotterdam is
bepaald. Deze inrichtingen toch nemen in de hoofdstad
in den laatsten tijd op schrikbarende wijze in aantal toe.
Kunst en "Wetenschap.
Prof. Donders is benoemd tot buitenl. lid der
Koninkl. Akademie van Wetenschappen te Stokholra,
in plaats van den beroemden vou Rokitansky, voor
eenige maanden te Weenen overleden.
Ongelukken, Rampen, Misdaden, enz.
Te Delft is een bakkerij uitgebrandaan den Hoek
van Holland een rieten keet, te Lobitli een dubbel
woonhuis en te Koevorden een manufactuurwinkel.
De tweede brand leverde voor de betrokken personen
de meeste schade op.
Te Waalwijk is een zes-jarig knaapje in een bijt
verdronken; iemand uit Wolvega is beschonken in
een sloot geraakt en 's morgens dood in ijs en sneeuw
gevroren gevonden. Te Zuilichem is een bejaard man
door de gladheid der straat gevallen en aan de gevolgen
overleden.
Op vele punten van Frankrijk verloonen zich wolven,
zelfs voor de poorten, van Metz; er ligt verbazend
veel sneeuw in de Vogeezeuook in het zuiden is
het dezen winter onaangenaam koud. Daarentegen
heeft meu in de Oostzee-streken zeer weinig koude;
te Riga slechts 2 a 3 graden vorst.
Te 's Hage is een bejaarde dame op straat gevallen
en met gebroken been opgenomen.
Terwijl de Engelschen geen raad weten met de
lauweren, die zij in Afghanistan plukken, weten zij in
Engeland zelf geen raad met de verhongerde werk
lieden. De nood stijgt dagelijks hooger en men vreest
dat nog vele fabrieken wegens totaal gebrek aan werk
zullen moeten gesloten worden.
van Dost-Mohammed bracht den overweldiger Sjoed-
schah, die met de Engelsclie troepen in Kandahan
was gekomen, op vernederende wijze hulde, maar
Dost-Mohammed had toen toch nog 13000 man en
al zijn kanonnen, terwijl het zeer bergachtige terrein
tusschen Ghizni en Kaboel zeer geschikt was om met
goed gevolg verdedigd te worden, ook zelfs tegen
een minder uitgeput en veel grooter leger dan het
Engelseho. De Engelschen toch hadden in den Bolan-
pas geweldig geleden door hitte en dorst en honderden
soldaten verloren.
Dost-Mohammed waagde, zooals gezegd is, den
uitersten strijd niet, maar vluchtte het land uit. De
gemakkelijke overwinning werd echter juist de aan
leiding van den ondergang van het Engelsclie bezet
tingsleger. Vooreerst bleven de verdedigings-krachten
van de Afghanen zoo goed als ongerept en ten anderen
gaven de Engelschen zich zoo zorgeloos aan de rust
over, dat hun nederlaag niet kon uitblijven.
Nauwelijks had het expeditie-leger zijn intocht te
Kaboel gehouden, of generaal Keane ijlde naar Indië
terug om daar de eer der zoo gemakkelijk behaalde
lauweren te genieten; het reserve-corps, dat aan den
Indus stond, werd ontbonden. Sir Burness installeerde
zich recht op zijn gemak te Kaboel en troonde in
't paleis aldaar als ware hij een collega van den
onderkoning van Indië. Het bestuur werd aan
Engelsclie ambtenaren opgedragen en 't Engelsclie
bezettingsleger betrok een kamp in den omtrek van
de hoofdstad, in plaats van het land te zuiveren van
de nog rondzwervende talrijke troepen gewapende
Afghaneu. Toen in November 1840 Dost-Mohammed
De binnenlandsche vaart is sedert langen tijd zeer
kwijnend. Overal liggen tal van schippers zonder ver
dienste, ook bij open water was er sinds maanden
voor velen geen brood te verdienen. Hoe hoog de
nood bij sommigen van hen geklommen is, bleek dezer
dagen te Zwolle, waar omwonenden toevallig ontdekten
dat een schippersgezin, aldaar met de schuit liggende,
al dagen lang niets anders had gegeten dan gekookte
aardappelschillende arme lieden zochten de schillen
uit de vuilnisbakken op en waren te eergevoelig om
te bedelen of te vragen.
Laat bij zulke gevallen milde handen zich dubbel
mild openen
Te Corne9se zijn van één gezin zes personen, n,l.
4 kinderen en een oude tante gestikt door kolendamp.
Men had de twee nevens elkander liggende slaapkamers
verwarmd met gloeiende houtskolen.
Te "Vlissingen is door de politie een persoon aan
gehouden, die door een voorbijvarende stoomboot,
van Antwerpen naar Londen gaande, daar was aan
wal gezet omdat hij den overtocht niet kon betalen.
De man had een vonnis van eenige maanden gevange
nisstraf te zijnen laste, wegens diefstal te Utrecht
gepleegd.
Een persoon uit Uden, wethouder dier geraeeute,
doch naar men zegt zich veel aan drank te buiten
gaande, is dood gevonden in de sneeuw.
Te Gouda is een man, met een melkwagen den
overweg van den Rijnspoorweg passeerende, door een
trein overreden en gedood.
Onder Maarsebroek is een meisje, dat in een narre-
slee zat, zwaar aan het hoofd gewond door het achteruit
slaande paard.
Aan de Daily News wordt getelegrapheerd uit Syra,
dat berichten uit Sophia bevestigen dat 610 vrouwen,
kinderen en mannen door de Turksche ongeregelde
troepen vermoovd zijnmeer dan 30 dorpen werden
geplunderd in de districten Razlog, Meilnik en Males-
hovo; er zijn meer dan 20,000 vluchteliugen, meest
vrouwen en kinderen.
De Leraster stoomboot heeft op de hoogte van
Marken een Zaanschuit aangevaren, met het noodlottig
gevolg, dat de schipper van dit vaartuig door den
helmstok over boord werd geslagen en verdronk.
Buitenland.
Turk ij e.
De Standard meldt, dat admiraal Hornby te Kon
stan tinopel is geweest om met Sir II. Layard te spreken
over de overwintering der vloot der Dardenellen. Het
wordt onmogelijk geacht, te Artaki te overwinteren
en zoo de vloot niet uit de Zee van Marmora terug
geroepen wordt, zal zij waarschijnlijk weder naar
Ismid gaan.
R usland.
Volgens een telegram der Standard is de volgende
correspondentie uit Kaboel van 13 Oct. in de Golos
van 20 Dec. opgenomen //Nadat (ie onderhandelingen
zich overgaf, achtten zijn getrouwen nog geenszins
de zaak verloren en onder dezen bleef inzonderheid
zijn zoon Akber vol hoop. Deze Prins vluchtte over
de Zwarte Deria en leidde van daar uit de voorbe
reiding van een algemeene beweging tegen de vreemde
overheerschers.
De nationale geest had slechts gesluimerd; thans,
nu men den druk van het vreemde juk van nabij
voelde, ontwaakte hij met groote kracht. Hiertoe
werkte krachtig inede, dat de stroopop der Engelschen,
Sjoedschah, een zwakke wellusteling was en dat de
Engelsclie ambtenaren zeer overmoedig te werk gingen.
Openlijk verklaarden dezen, dat zij de geheele inwen
dige orde van zaken, met zeden, priesters en adel
zouden ondersteboven keeren, ten einde het Afghaan-
sche volk te hervormen. Dit stiet zelfs diegenen der
inlandsche grooteu tegen de borst, die zich aan den
kant der Engelschen hadden geschaard. Karl von
Rotteck x) staaft dit o. a. door de aanhaling van de
volgende uiting van een Afghaansch edele tegen een
Engelsch officier. //Die Sjoedschah", zeide hij, //een
meusch, die in het land kwam, terwijl hij zich aan
den zoom van uw kleed vasthield, zulk een raensch
voert een hof-cereraoniëel in, alsof hij Nadir Schah
zelf was. Immers laat hij lieden, die veel beter zijn
dan hij, met over elkander geslagen armen in de zon
staan, terwijl hij op zijn gemak onder de veranda zit.
De Koning is niets dan de eerste der vrijen; in den
durbar van Dost-Mohammed zateu de opperhoofden
naast den vorst."
In zijn «Veertig jaren, Geschiedenis van den jong-
sten tijd", Wordt vervolgd.