/il lSlk/I ISi ni COURANT. 1878. No. 87. Woensdag 6 November. 81ste jaargang. F e uillet o n. Een praatje over electrisch licht. LichtMeer licht! is een kreet, die sedert laug veel menigvuldiger gehoord werd in over drachtelijken zin, dan in de letterlijke beteekeuis. Het was als had men met de thans bpkende verlichtings-middelenolie, kaarsen, petroleum, gas, in hoofdzaak de hoogst mogelijke hoogte met het stoffelijk licht bereikt en als zou op dat gebied, behoudens enkele verbeteringen, bezuinigingen enz. niet veel groots meet' te verwachten zijn. Op zedelijk gebied werd nog al om licht en nog meer licht gevraagd; elk natuurlijk om dat wat hij voor licht hield, waar omtrent de meeningen doorgaans verschillen. Voor weinige weken is daar echter onver wachts een gerucht door de wereld gegaan, dat meer dan sinds vele jaren het geval was, de algemeene aandacht op de stoffelijke verlichting heeft doen vestigen. Ons, en ouderen dan wij zeker nog beter, heugt het nog zeer goed, dat de gasverlichting zich als nieuweling in de plaatsen van eenig belang kwam indringen. Dat was een groote drukte: men had er overal den mond vol van, aan ongeloovigen, aan critici en bedillers, zelfs aan ongeluks-profeten ont brak het niet. Pas hadden de aan draden boven de straten hangende reverbcres de oude lantarens of zoogenoemde glooiende spijkers op steenen of houten palen verdrongen, 't welk ook al vrij wat opspraak had verwekt, of daar komt de mare, dat voortaan het licht uit den grond moest komen. Het gaslicht kwam ook, eerst in de groote steden, vervolgens in de kleine, later zelfs op sommige dorpen, totdat de concurrentie van de Amerikaansche aard- of steenolie, den voortgang der gasverlichting tot staan kwam brengen. En zie, daar komt op 't onverwachts het be richt, dat het geheim is opgelost om het electrisch licht bruikbaar, voordeelig te maken voor de straat- en huisverlichting, ja zoo bruikbaar en zoo voordeelig, dat het met de gasverlichting gedaan moet zijn, en zelfs de goedkoope pe troleum 't niet tegen het licht bij uitnemend heid zal kunnen uithouden. Was het electrisch licht dan een geheel on bekende, vreemde zaak? Neen; ieder weet dat men reeds vóór lang electrisch licht van verschillende soort gekend heeft en dat er meer malen proeven mede zijn genomen, om straten, pleinen, bouw-terreinen, militaire operation, kusten en havens te verlichten. Maar er ont brak nog zooveel, vooreerst om liet liebt constant te verkrijgen, d.i. niet dansend of tussehen- poozend en vooral om het tot geringen prijs te 1 kunnen leveren, dat liet wel geacht kon worden niet voor algemeene toepassing vatbaar te zijn. Die geheimen, zoo wordt uit Amerika be weerd, zijn thans ontsluierd, die vragen opge lost. Het electrisch licht kan constant, stil on rustig gemaakt worden, het kan verdeeld wor den, d. i. uit éénzelfde lichtbron kunnen een aantal pitten worden ontleend, en wat het meeste zegt het kan zoo fabelachtig goedkoop worden geleverd, dat het gaslicht, de petroleum, de bougie, de kaars, de snuit- lamp, ja al wat in vroeger en later tijd maar licht heette, naar de maan zal zijn, ja nog erger dan naar de maan, want daar hebben zo gratis verlichting van de zou eu de aarde eu is er voor de verlichtere weinig te verdienen. En dat groote wonder der eeuw moet ge wrocht zijn door den vermaarden Amerikaan Edison, dien uitstekenden self-made man, over wien we onlangs in dit blad reeds een en ander hebben medegedeeld. Edison heeft het gezegd: liij zal de wereld verlichten met een glans als- van het daglicht, en wat hij zelf niet hard eu duidelijk, niet Amerikaansck genoeg heeft ge zegd, dat heeft zijn compagnon Wallace met behulp van trommen, pauken en bazuinen der in 't duister roudtastende wereld verkondigd. In beginsel was alles gereed, er onthrak nog maar een ditje en eeu datje aan het licht zelf eu er ontbraken nog maar een honderd of wat octrooien uit alle oorden der wereld, eu er ontbraken nog maar eenige weinige dollars, om to beginnen maar een 300,000, dan zou 't licht ontstoken wordeu eu eerst heel New-York, daarna de ge- heele Unie, ten laatste de geheele beschaafde wereld bestralen met een glans, zooals gezegd is, waar de zon jaloersch op zon worden. Of dit alles nu reeds waar is, of dit althans weldra zal worden Het is zeker al even voor barig dit te gelooven als 't geheel als hum bug te verwerpen. Zooveel wist men van 't electrisch licht reeds vroeger dan Edison, dat men in beginsel de mogelijkheid der prac- tische toepassing wel moet vaststellen. En waarom zou dan niet Edison even goed als ieder ander geleerde of man van de practijk de ontdekkingen kunnen doen, die nog noodig waren om die gewenschte hoogte te hereiken Er zijn echter deskundigen, die reeds nu mee- nen zeker te zijn, dat Edison meer heeft gezegd en beloofd, dan hij waarmaken en doen kan. Er zijn er zelfs, die meenen dat men hier met niet anders te doen heeft dan met speculaties la Barnum op de beurzen der nieuwsgierigen en winzuchtigen, en dat de door Edison eu Wallace beoogde maatschappij, eenmaal tot stand gekomen, den weg zal opgaan van zoo menige onderneming, n.l. naar do groote teleur stelling en geldelijke verliezen. Voorzichtig is lipt in deze het oordeel nog wat op te schorten; na den luidruchtiger ophef, dien men van de zaak gemaakt heeft, mag men wel veronderstellen, dat inderdaad belang wekkende ontdekkingen op het stuk van elee- trische verlichting in aantocht zijn, al is ook alles nog niet op hoogte, waarvan men nu reeds met geestdrift droomt. Groote paniek verwekte het gerucht van Edisons uitvinding onder de directiën en eige naren der gasfabrieken en misschien ook wel onder de petroleum handelaars. Gasfabvipken toch zijn kostbare ondernemingen, die belangrijke kapitalen vorderen en sinds meer dan een halve eeuw hebben die fabrieken een zekere stand vastige soliditeit verkregen, waardoor zij veel vertrouwen genieten eu onder de degelijke zaken geteld wordeu. Ze zijn als industrie zelfs eigen aardig geschikt om door de gemeenten gedreven en met veel voordeel geëxploiteerd te worden. En dat alles zou nu zoo op eens te gronde gericht, onherroepelijk geruïneerd worden door Edisons wonderpitteu't Was waarlijk wel de moeite waard zich eenigszins ongerust te maken. Van die ongerustheid zijn hier en daar alreeds bewijzen gegeven, daar sommige gemeentebe sturen en enkele g'as-maatschappijen door lien voorgenomen uitbreidingen van de zaken hebben opgeschort eu zeker zou een nieuw te stichten gas-maatschappij op dit oogenblik weinig kans hebben om kapitaal te vinden. Dat is reeds ééu gansch niet oubeteekenend gevolg van 't eu- kele gerucht der groote uitvinding. Wordt deze werkelijk gedaan, of is hetgeen Wallace thans bluft, wezenlijk, dan lijdt het geen twijfel of do gas-maatschappijeu krijgen een schok, die niet minder ernstig zou zijn, dan b.v. die van de garauoiue, door de nieuwe kleurstoffen uit kool- teer eu audere materie. Voorloopig schijnt de vrees voor den ondergang van de gas-fabricatie nog niet zoo te duchten. Onderscheideue geleerden en commissiën van deskundigen hebben zich uitgeput iu het vinden van argumenten tot geruststelling der gas-in- dustrie, doch dit zou alles weiuig baten als eens werkelijk Edison ons niet bij den neus heeft, maar met iets wezenlijks voor den dag komt. Dan zou voor vele gasfabrieken, in de eerste plaats in de groote steden, eeu slechte tijd aankomen. Het zou oen schrale troost ziju dat de bestaande buizennetten ook dienst zonden kunnen doen om de electriscke geleiddraden te bevatten. De liefde van een sociaal-democraat. Slot. //Ik ben een man, die zijn leven heeft toegewijd aan een heilige zaak, aan de zaak des volks Als ge met mij trouwt, dan gaat ge uw huis bouwen op den top van een vulkaan z/Zult ge den tweeden schok wel kunnen doorstaan, dien ik u nu zal toebrengen Sofie, ik ben een jood Bij ons heeft het niets meer in een jood te zijn. In Duitschland, in Frankrijk, in Engeland is dat maar een godsdienst en niet een nationaliteit. Bij ons is men jood, zooals men protestant of katholiek is. Maar bij u in Rusland is dat geheel anders. In Rusland is het, een nationaliteit en geen godsdienst. Uw landgenooten, Sofie, zullen u verachten dat gij een jood gehuwd hebt! Gij, de afstammeling van vorsten, trouwen met een man als ik, die wel is waar, als de afkomst aanspraak op hoogmoed gaf, fierder zijn kou dan gij allen, als afstammeling van veel ouder herkomst dan al uw prinseu en edelen van enkele eeuwen, daar ik voortkom uit den stam vau het eerste groote beschaving-verspreidende volk dat in de historie is opgetreden en van de Syrische koningen. Ik zou u 't offer kunnen brengen christen te worden, hoe wel dat volgens onze wetten niet noodzakelijk zou wezen, en ofschoon christenen en joden, onder elkaar kunnen huwen. Maar ik zal dat doen als uw vader en uw moeder daar volstrekt op staan. Ik zou het echter in 't geheel niet doen, als gij zelf 't zijt, die 't van mij vorderen wildet, want mijn vrouw mag geenerlei veroordeel hebben, hoegenaamd. //Om nu op mijn maatschappelijke positie te komen. Lnat ons mét het goede beginnen. Sinds eenige jaren heb ik in de geleerde wereld een zeer grooten naam, die nog voortdurend in aanzien wint. Al onze doorluchtigheden, een Iiumboldt, een Boeckh, hebben mij vereerd met den titel van hun vriend. En mijn vermaardheid zal nog veel en altoos toenemen, zoo wel door de uitwerking naar buiten van de werken, die ik reeds uitgegeven he}), als door het effect vau wat ik nog uitgeven zal. //In de eigenlijk gezegde wereld is mijn positie de volgende: l)e wereld splitst zich te mijnen opzichte in twee deelen. Het eene waartoe behoort de aristocratie eu een groot deel der burgerij vreest mij, haat en verfoeit mij. Het andere tot vvelke behooren e,en ander deel der burgerij en het volk acht mij, bemint my, vergoodt mij vaqk. Voor dezen ben ik een man vqn het grootste genie en van een schier bovenmspBol^ejyk karakter, van vyien men dfi grootste dingen te wacht.nu heeft Mijne vijanden daarentegen wachten ook groote dingen van mij; maar juist omdat ze mij in 't geheim zoozeer achten, hebben zij altoos getracht mij des te meer te lasteren. Ik ging altoos met opgeheven hoofd, verachting op de lippen, 't wapen in de hand, den leugen treffende, de lasteringen beschamende, over den haat zegepra lende. Nu, Sofie, bedenk het wel, als gij uw lot aan het mijne verbindt, zal ook uw leven den haat en den laster ten doelwit staan. z/Ge zult me misschien zeggenwat kan het mij schelen of er een helft van de wereld is die u haat, als een andere helft u toejuicht, bemint, vergoodt? In de eerste plaats, Sofie, de c^eelep staan niet gelijk; de helft die mij haat is nog de machtigste partij, de heerschende, die nagenoeg alle plaatsen bezet houdt, alle posten, die beschikt over de wereldsche genietingen, over de versieringen en al den glans van het leven. De andere helft is nog de machtelooze helft, die niet veel kan bijdragen om uw leven te veraangenamen, om u den glans, de beweging en de genoegens te verschaften, f^ui welke gij misschien in uw aristocra tisch leven gewoon zijt. z/Er is meer. Zelfs onder hen die mij liefhebben en bewonderen, zullen er velen zijn ge begrijpt wel dat ik nu over de vrouwen ga spreken die u volstrekt niet zullen liefhebben. Terwijl de aristpera-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1878 | | pagina 1