„dat liet nu wel zoo erg nog niet is", doch wij
vreezen dat het wel degelijk daar niet zoo ver van
daan is. Het is inderdaad een staat van beleg in
het, groot.
Van de gehouden discussies was de rede van den
socialist Hasselman wel een der belangrijkste. In
zeer krachtige bewoordingen bestreed hij de wet en
viel vooral aan wat Prins von Bismarck bij den
aanvang der behandeling van de wet gezegd had.
Herhaaldelijk meende de voorzitter hem te moeten
beteugelen en dreigde hem zelfs met hem 't zwijgen
op te leggen. Plet was in de vergadering en ook
onder het publiek te zien, dat deze handelwijs van
den voorzitter geenszins algemeen goedgekeurd werd.
Het had er ook wel iets van of men den socialisten
in den Rijksdag den mond wilde snoeren, terwijl men
ze daarbuiten vogelvrij wil verklaren.
Van de verdedigers van 't wets-ontwerp hoorde men
veel wat aan een groote begrips-ver warring doet denken.
Het schijnt dat de beangstigde conservatieven en
reactionairen meenen dat de wet alleen de heffe des
volks, 't gemeen zal treffen en behoort te treffen. Als
men die lieden zoo hoort, zou men denkeniedere
brutale kerel, die op de hoogere standen gebeten is,
is een socialist. Ware dit liet geval, dan zouden er
zooveel woorden over de zaak niet verspild zijn en
ook niet behoeven verspild te worden. Dat soort
canaille, waarop door enkele sprekers werd gezinspeeld,
wil ieder burger liever wat onder den teugel van het
gezag zien, dan dat het vrij, dat wil zeggen in dit
geval bandeloos, gelaten wordt. Maar men zou zich
zeer bedriegen als men 1°. de communistische smetten
vau 't canaille verwart met het socialisme, en 2°. het
er voor houdt dat de sociaal-democratie slechts aan
hangers heeft onder de heffe des volks. Dit is geens
zins het geval't kwaad zoo het althans een
kwaad is de malaise dan, het gevoel van onlust
en onvoldaanheid, de mistroostigheid, schuilt vooral
onder het intelligente deel der middelklasse, laat het
zijn der lagere burgerklasse, maar geenszins bij voor
keur onder 't gemeen.
Het is wel opmerkelijk dat er onder de voorstan
ders der wet waren, die dit onwillekeurig releveerden.
Zoo deed b.v. de conservatief Lowe uit Bockmn, die
verklaarde dat niet de zoogenoemde vierde stand
tegenwoordig reden tot outevredenheid en klagen heeft,
maar wel cle kleine burgerman, de ambtenaar van
lagen rang, de onderwijzer, de geestelijke, de genees
heer met kleine praktijk en dergelijken. Löwe zag
zeker niet in, dat al deze kleine luitjes juist het meest
door deze wet worden bedreigd. Is de roode wet
eens aangenomen, laat dan een kleine ambtenaar eens
klagen of om verhoogiug van Iractement vragen, hij
zal weggezonden worden als socialist of democraat.
Schultze-Delitsch, de bekende volksvriend, de vader
van de consumtie- en allerlei andere vereenigingeu,
de man die niettemin door het canaille verguisd en
verworpen wordt, bestreed de wet, omdat zij ook-•'de
bedoelde nuttige en volstrekt niet staatsgevaarlijke
vereenigingen onder een politie-toezicht stelt dat hun
bestaan ernstig bedreigt. Zijn bedenkingen hadden
gelukkig tengevolge dat een amendement van eenige
leden (Gareis, Hammacher, Lasker e. a.) werd aan
genomen, strekkende om de door Schultze-Delitsch
bedoelde vereenigingen te laten onder de daarop be
staande speciale wetten.
Een ander belangrijk feit der afgeloopen week is
de rede door Gambetta te Grenoble uitgesproken. Na
zijn optreden te Romans was hij naar Zwitserland
gegaan, volgens de verklaring zijner vrienden wegens
een plotselinge ongesteldheid, doch waarvan zijn vijanden
vrees gemaakt hebben voor gebrek van succes en tevens
angst van te ver gegaan te zijn. Dit laatste werd zelfs in
veel ruimer kring verondersteld dan men wel zou
denken. Het is of Gambetta door zijn optreden te
Grenoble een openlijke tegenspraak daarvan heeft willen
geven, zoowel van 't een als van 't ander. Zijn succes
moet volkomen geweest zijn en wat hij gezegd heeft
was al niet minder duidelijk en krachtig als zijn rede
te Romans. Hij heeft een beroep gedaan op de gemeente
raden, die aan de Republiek die vastheid kunnen
geven door het verzekeren der republikeinsche meerder
heid in den Senaat, zonder welke zij zich niet met
gepaste kracht tegen haar vijanden kan doen gelden.
Deze vijanden zijn de< ambtenaren vau het oude regime
en de anti-Franschgezinde geestelijkheid. De eersten
moesten de regeering steunen en de Republiek dienen,
zij dwarsboomen de eerste en ondermijnen de laatste;
de geestelijkheid het ultramontaueudom althans
schreeuwt dat de godsdienst in gevaar is, en onderwijl
tergt en tart zij de regeering en predikt opeulijk tegen
de tegenwoordige orde van zaken.
Blijkens besluit van den eersten Minister, Dufaure,
zijn de gemeenteraden tegen 27 October opgeroepen
ter verkiezing van de gemachtigden in het kiescollege
voor den Seuaat, en is de verkiezing van Senatoren
vastgesteld op 5 Januari. De anti-republikeinsche
bladen zijn niet weinig verbolgen op Dufaure wegens
zijn spoed.
De telegraaf heeft het bericht gebracht dat de be
kende ultramontaansche bisschop Dupanloup plotseling
overleden is. Dit sterfgeval moet dan te Rome hebben
plaats gevonden, waar de prelaat zich sinds eenige
dagen bevond.
Een later bericht zegt, dat hij nog niet te Rome
was aangekomen, doch onderweg door den dood is
verrast.
Ook uit Italië is iels van belang op te merken.
Het rapport der commissie van onderzoek naar het
onlangs voorgevallene met den zoogenoemden profeet
David te Arcidosso. Uit dat rapport blijkt dat deze
geestdrijver en oproermaker eenige jaren lang door de
ultramontanen is gebruikt om de volksmassa op te
zetten tegen de Italiaansche regeering en in de wapenen
te brengen voor den Paus, alsook dat David talrijke
vrienden en vele relatiën heeft gehad onder de legiti
misten en Jezuïten in Frankrijk, doch ten laatste niet
langer een bloot werktuig meer heeft willen zijn,
maar voor eigen rekening is opgetreden, welke stap
zoo men weet met een kogel voor hem is geëindigd.
In België is een nieuwe organisatie der strijdkrachten
op til. De grondslag daarvan zal zijn algemeene
dienstplicht, 't zij bij 't leger, 't zij bij de reserve.
Zoodat zij die een plaatsvervanger nemen toch bij de
reserve worden ingedeeld. De dienst bij deze reserve
duurt 8 jaar, en telken jare moeten de manschappen
45 dagen opkomen, in de kazerne wonen en aan de
oefeningen deelnemen. Een soort van eenjarig vrij
willigers—stelsel wordt bij deze wet ook voorgesteld.
Het militairisme grijpt nog altoos in de staten der
beschaafde wereld om zich heen. Het schijnt daar
heen te moeten dat eindelijk alle mannen van 20 tot
30 a 40 jaar onder de wapenen staan. Waar 't dan
met de productie der levensbenoodigdhedeu heen moet,
is zeker het vraagstuk der toekomst.
Buitenland.
Het Oosten.
Al spoediger dan men gedacht heeft komt het be
wijs dat het Berlijnsche congres niet veel meer dan
een wapenstilstand heeft bewerkt, doch geen vrede
in het Oosten. Het ziet er zelfs naar uit of dat con
gres slechts een tusschenkandeling geweest is om van
hoofd-acteurs te verwisselen en in plaats van Rusland
tegen Turkije, Rusland tegenover Engeland te brengen.
Dat is misschien al het begin van het einde, waartoe
Beaconsfields hooggeroemde staatkunde Engeland bren
gen moet. In het verre Oosten aan de boorden van
den Indus bereidt men zich voor tot een bloedigen
kamp. Daar zullen hoogstwaarschijnlijk spoedig de
vijandelijkheden tegen de Afghanen beginnen. Moge
lijk vat Beaconsfield de consequentie zijner politiek
zoo op, dat hij niet anders kan dan bloedige wraak
te nemen voor de vermeende beleediging. Het is de
vraag in hoever Rusland daar achter zit. De Golos
beweerde voor eenige dagen dat de zoogenoemde be
leediging van Engeland door den Emir van Afgha
nistan zuiver gezocht is. Engelands staatslieden moeten
vooraf geweten hebben dat de Emir geen groot mili
tair gezantschap verlangde te ontvangen, 't welk ook
nergens noodig voor was, daar er geen conflicten
bestonden. Engeland heeft dus den twist gezocht
uit overmoed tegen de Russen, die het in het verre
Oosten zwak waant. Dit zal ook wel eenigermate
gegrond zijn, daar de verste posten der Russen zoo
verbazend ver van het hart des rijks en van de Euro-
peesche grensvestingen en magazijnen verwijderd zijn.
Maar daaruit volgt nog niet dat Engeland zooveel
sterker is in die streken. Beaconsfield kan wel, evenals
zijn voorganger in den oorlog van 1839'42, geheele
legers opofferen, doch daarmede is nog niets gewonnen.
Al bracht dus ook de telegraaf het bericht dat 35000
man onder Eugelsche vaan van den Indus zullen op
rukken, of reeds op marsch zijn tegen de Afghanen,
dat beslist nog niets. Bij eer. mogelijk échec der
expeditie wegens de groote plaatselijke bezwaren, kon
er wel eens wat meer leven komen onder de cijns
bare Indische vorsten. Men weet nog hoe verschrik
kelijk de opstand van 1857 geweest is.
Aan den oever van den Bosporus zetten de Russen
en Engelschen ook de horens weer tegen elkander op.
Yan Eugelsche zijde wordt beweerd dat de Russen
het verdrag vau Berlijn schenden, daar zij niet met
hun troepen binnen de grenzen van het nieuwe staatje
Oost-Rumelië gaan, maar integendeel hun voorposten
weder nader bij Konstantinopel hebben gebracht. De
Russen van huu kant zeggen dat zij dit wel doen
moeten, wegens de gruwelen waaraan de Turken zich
overgeven, zoodra de Russen een streek ontruimen.
Het gebied _van deu Sultan zou, in Europa althans, iu
volkomen staat van anarchie- verkeeren.
Reeds nagenoeg veertien dagen is het geleden dat
de Oosteurijksche opperbevelhebber in de bezette pro
vinciën aan zijn souverein berichtte, dat het land
bezet was en dat de tegenstand op alle punten was
overwonnen. Dit belet toch niet dat er nog dagelijks
ernstige gevechten voorvallen, die den Oostenrijkers
veel volk kosten.
De gisting in het voor een deel Italiaansch gezinde
litteraal der Adriatische zee houdt aan. Yau tijd tot
tijd hebben daar bij afwisseling Italiaansche en Oosteu
rijksche manifestaties plaats, vooral te Triest en te
Yenetië. De wederzijdsche politie is nog wel sterk
genoeg om al die kleine tumulten te sussen, maai
bij een eventueele nieuwe uitbarsting in het Oosten,
waar dan Oostenrijk per sé in gemengd zal zijn, zal
de vraag of de Italiaansche nationaliteit langs de
Adriatische zee niet tot haar recht behoort te komen,
wel aan de orde komen.
11 usland.
In een artikel over de uitbreiding van het socialisme
in Rusland, zegt de Golos, dat men wel moet sym-
pathiseeren met het verlangen der socialisten, het
lijden van een groot deel der bevolking te verzachten.
„De onvoldoende toestand van de Russische boeren,
zoowel uit een moreel, als uit een economisch oogpunt,
is voornamelijk een gevolg vau het feit, dat de om
standigheden hunne natuurlijke ontwikkeling beletten.
Zij moeten te zware belastingen opbrengen, zoowel aan
het gouvernement als aau de locale autoriteiten. Iiun
ondernemingsgeest wordt belemmerd door het pas
systeem, dat hun reis van het eene dorp naar het
andere afhankelijk maakt van het goedvinden van
een ambtenaar, zoodat zij gedwongen kunnen worden,
hun geheele leven in de gemeente te blijven, waar
hij geboren werd. Hun verstandelijke en moreele
ontwikkeling is over het algemeen gering; zij zijn
onwetend, bevooroordeeld en bijgeloovig. Hun persoon
en hun gezin zijn overgeleverd aan dikwijls willekeurige
rechters. Ons doel moest zijn een iudividualiteit in
den Russischen boer te ontwikkelen, door eigendom,
moreele en verstandelijke eigenschappen en persoonlijke
rechtendit is evenwel mogelijk, zonder de grondslagen
der maatschappij aan te tasten.Niet de revolu
tionairen, die willen vernielen uit lust tot vernielen,
zijn gevaarlijk, maar de onbewuste revolutionairen,
die zich bij de beweging aansluiteu, niet omdat zij
ophebben met radicale theorieën, maar omdat hun billijk
verlangen onvervuld blijft. Deze laatsten maken het
grootste deel van het volk uit."
Gemengd Buitenlandscli Nieuws.
De overstroomiiig van den Nijl is dit jaar veel aan-
merkelijker geweest dan anders. Men vreesde dat er
groote schade zou aangericht zijn door het water,
omdat het thans punten bereikt heeft, waar men het
niet wachttehet blijkt echter bij het afloopen van
het water, dat de schade gering is. In boven-Egypte
begint de rivier weder te zakken, doch in het delta
land was zij voor een paar dagen nog stijgende.
Uit Nieuw-Orleans wordt gemeld dat de gele koorts
ten plattelande aan het afnemen is.
De bekende geld-baron Abraham von Oppenheim
is den 9 dezer op ziju lustslot Bassenheim in den
ouderdom van 75 jaar overleden. Hij was een groot
weldoener zijner geloofsgenooten en met zijn broeder
Simon de chef van 't huis Salomon Oppenheim en Co.
te Keulen.
Te Ofen is, naar de Testher Lloyd verhaalt, het
volgende voorgevallen.
Een 18-jarig meisje, de dochter van een fabrikant,
wilde tooneelspeelster worden, maar haar vader had
daartegen bezwaren, zoodat zij haar lust niet anders
dan door het deelnemen aan liefhebberij-tooneel-
voorstellingen kon bevredigen. Zij trad daarbij voor
namelijk in „verliefde" rollen op en eindelijk gebeurde
het, dat zij inderdaad verliefd raakte op den jonkman,
die voor minnaar speelde, iemand van goede familie,
tegen wien niemand iets had in te brengen, maar
die hare liefde niet beantwoordde. Het meisje was
daarover zoo wanhopig, dat zij besloot zich het leven
te benemen, en wel op het tooneel. Zij wist te be
werken dat er eene voorstelling gegeven werd, waarin
zij uit verdriet over versmade liefde den giftbeker
drinken en in de armen van den snooden geliefde
sterven moest. Plet alleen uit genoodigden bestaand
publiek was verrukt over het spel der achttienjarige
en vooral bij de bewuste scene wilden de toejuichingen
geen einde nemen. Maar toen de stuiptrekkingen,
die in de rol pasten, geen einde namen en de „heldin"
van het stuk maar niet wilde sterven, maar bleef
kermen en steunen, begon men argwaan te krijgen
en zond om een in de buurt wonenden geneesheer,
die dadelijk zag wat er gebeurd was. Gelukkig was
de beker slechts met een zwakke oplossing van phos
phor gevuld geweest en eenige glazen lauwe melk
waren voldoende om de genezing te bewerken. Of
de patient nu ook van hare dwaasheid genezen was,
meldt het verhaal niet.
Te Algiers werd ter post gebracht een brief,
geen ander adres bevattende dan deze drie woorden
a moil pcre. Deze brief wordt, zonder dat dit
gemerkt wordt, gestempeld met al de andere naar
Frankrijk gezonden, en blijft eindelijk aan het
postkantoor te Parijs. De onbekende adressen, door