ziiMkzi iscHi courant.
voor het ami mi is-
scment Zierikzee.
1878. No. 79. Woensdag 9 October. 81ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
EGALISATIE. - PROGRESSIE.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden/ 1,Franco per post 1,—
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
FKIJS DEK AD VERTEN TIEN:
Fer gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten ran 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1—5 regels, mits contant betaald, 25 et.
Alle stukken, de redactie betreffende, g-elieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAIiEXMAN.
ii.
Laat ons na den aanloop van algemeenheden
in ons No,. 77, meer bepaald de aandacht ves
tigen op die directe belasting, die onder den
naam van hoofdelijken omslag of plaatselijke
inkomsten-belasting thans in vele plaatsen van
Nederland geheven wordt, ja zelfs in niet wei
nigen de hoofdbron der gemeente-inkomsten
uitmaakt.
Reeds dit laatste feit verdient de aandacht.
De inkomsten-belasting is èf de beste öf de
slechtste van alle belastingen; dat is al naar
men bet neemt. In het afgetrokkene is er
geen beter, geen zuiverder, eenvoudiger, bil
lijker en ook geen productiever belasting te
bedenken, dan die welke afgemeten wordt naar
het inkomen van de individus (of van de ge
zinnen, die men zich tegenover den fiscus ook
als collectieve eenheden denken kan), en die
men dan rechtstreeks verhaalt op degenen, die
haar schuldig worden gesteld. Inderdaad er
is niets eenyondigers. En altoos kan men dan
springen net zoover als de stok lang is, men
kan de uitgaven regelen naar de opbrengst
der iukomsten-belasting en daar we allen regel
matig door den stroom van den vooruitgang
worden medegevoerd en al rijker en rijker
worden, zoodat de inkomsten-belasting gedurig
meer gaat opleveren, zoo kan men het er in
de openbare huishouding ook naar den eisch
des tijds al beter en beter van nemen.
Maar dat is alles theorie. Dat is alles al
lang gebleken enkel illuzie te zijn. Kortom,
dat is alles verre van de waarheid. Daarom
kan men ook zeggen dat de inkomsten-belasting
de slechtste van alle belastingen is, het pis-aller
voor den fiscus, een belasting grenzende aan
een gedwongen leening in den vorm van ren
teloos voorschot om nooit terug te krijgen. Zoo
wordt o. a. in Engeland de inkomsten-belasting
beschouwd en behandeld als de slechtste be
lasting en die alleen bij gebrek van iets anders
door den fiscus geheven wordt om zeker te kort
of te weinig in de opbrengst der gewone als ra
tioneel beschouwde middelen te dekken waarom
de Engelscbe wetgever er jaar op jaar op tuurt
om de percentage te verlagenbij ons is
't anders om en loopt men de hoogte in.
Doch laat ons hierover nu niet uitweiden of
afdwalen. Wij hebben te rekenen met de be
staande feiten en die zijn dat bij ons de in
komsten-belasting een hoofd-belasting is, dat zij
niettemin afgeleid wordt uit andere hoofdbelas
tingen en dat de wind er niet naar waait om
evenals in de meeste andere staten weder tot
de niet zoo verwerpelijke indirecte belastingen
terug te keeren, zoodat we wel moeten rekenen
met die inkomsten-belasting. Terecht merkt
prof. Buys op (in de Gids van October 1878,
bladz. 196 en volg.), dat de regeling der plaat
selijke inkomsten-belasting wel de moeielijkste
taak is tot welke de gemeente-besturen kunnen
geroepen worden en ook door Grondwet en
Gemeentewet geroepen zijn. Met hem verbazen
wij ons dan ook niet over het feit dat er nog
zoo in 't blinde getast wordt met die regeling
en dat er zooveel en zulk een groot verschil
van opvatting en toepassing bestaat in de ver
schillende gemeenten, waaruit èn die moeielijk-
heid, èn de innerlijke ondeugdzaamheid der
inkomsten-belasting genoegzaam blijken. In de
eene gemeente heeft de heffing plaats naar
eigen aangifte, in de andere naar ambtshalven
gedauen aanslag, zoodat in deze de aaugeslagenen
hebben te bewijzen dat ze te boog of te laag
zijn aangeslagen en in gene de gemeente-besturen
hebben te bewijzen dat de aangiften èf te laag
óf te boog waren. In de eeue gemeente wordt
de heffing geregeld met progressie (te Goes
b.v. met een oploop van 1 tot 7 perc.), terwijl
in de andere gemeente de afkeer van progressie
zoo groot is dat men van alle inkomens 't zelfde
pereent heft en dan meent billijk en recht
vaardig te zijn.
Zeer ter Snede maakt prof. Buys de opmerking-
dat het curieus is hoe de Gedeputeerde Staten
zoo regelmatig al die onderscheidene manieren
van heffing en treffing maar goedkeuren, al
slaan ze elkaar ook met vuisten. Van daag
keuren ze een heffing met progressie goed en
morgen eene met zoogenoemde eenvoudige even
redigheid, precies alsof 't er hoegenaamd niet
op aan kwam en als of 't volmaakt hetzelfde
is hoe het geld er komt, als 't er maar komt.
Trouwens 't is geen wonder; want de zaak
is hoogst moeielijk. Men moet directe belasting
beffen, omdat de indirecte zijn opgeruimdmaar
om de directe belasting niet zoo te maken dat
ze toch in den grond indirect is, dat is
moeielijk, en al meent men het geheim te
hebben opgelost door de belasting op 't in
komen, dan toont de ervaring dat men zich in
zeer veel gevallen schromelijk vergist heeft, dat
velen te weinig betalen, anderen te veel, vele
anderen niets hoegenaamd en dat er aan „kruis
naar kracht" bijna niet te gelooven is op
dit stuk.
Wat is inkomen? Ziedaar alreeds een eerste
en zeer moeielijke vraag, waaromtrent de ge
leerden het op verre na niet eens zijn. Het
inkomen, waaruit ook ontstaan en hoe ook toe
geëigend, 't zij als loon af als tractement, of
als vruchten in natura, of ontvangen giften of
geschenken, als interest van kapitalen en buren
en pachten enz. enz., kortom alle inkomsten
van welken aard ook moeten medetellen in de
berekening van elks op te leggen last. Maar
hoe tot de kennis van al die verschillende
inkomsten te komen, van alle gezamenlijk om
de absolute draagkracht te kunnen bepalen, en
van elke in het bijzonder om aan elk individu
(of aan elke collectieve eenheid) zijn persoonlijk
aandeel in den last op te leggen Éigen aan
gifte alleen leidt ontwijfelbaar zeker tot een
zoo slechten toestand dat hij na zeer weinig
jaren geheel onhoudbaar is, gelijk o. a. te Arn
hem gebleken is. De eerlijkeu betalen voor
degenen, die een ruim geweten hebben, en de
slimmen betalen zelfs niets, terwijl natuurlijk
bij te kort of verhoogde behoefte de ongelijk
heid en bet onrecht steeds grooter worden.
Aanslag ambtshalve is eigenlijk zuiver wille
keurig in al die gevallen, waar de te treffen
personen geen ambtenaren of loontrekkende
dienaren zijn, die men kan nagaan. Men komt
dus tot bet zoogenoemde gemengde systeem.
Er wordt met eigen aangifte begonnen, deze
wordt getoetst aan al die feiten die aan bet
gemeente-bestuur bekend zijn of dit kunnen
worden, en vergeleken met eenige cijfers van
de Rijks directe belastingen, en zoo tracht men
te komen tot een schatting of raming, die men
dan vertrouwt dat wel niet ver van de wer
kelijkheid zal af zijn.
Maar dat is in lange niet zeker. Bij de
toetsing der aangifte aan den uiterlijken staat
van leven der personen, moeten wel telkens
vergissingen plaats hebben. Hoeveel rijke sckra-
felaars leven er niet op klompen, wier aangifte
niet te vergelijken is met hun uiterlijken staat
van leven. En hoeveel anderen zijn er niet,
die gedwongen zijn tot een net uiterlijk vertoon,
zonder hetwelk zij hun krediet en dus hun po
sitie zouden schaden, en wier inkomsten toch
niet in verhouding groot zijn van de netheid
van hun uiterlijk leven. Bovendien mag niet
op dat uiterlijk vertoon gelet worden als er
sprake is van een inkomsten-belasting; immers
dan zou het een verterings-belasting worden,
d. i. een indirecte, een veroordeelde, in ieder
geval niet die welke men wil, niet een belasting
op het inkomen. Wij zouden tienderlei manier
van zoeken naar de bepaling van dë hoegroot
heid der inkomens kunnen optellen, maar we
erkennen gaarne dat we niet weten er eene
aan te geven, die goed en proefhoudend zal
zijn. Ons dunkt dit doet twijfelen aan de
zuiverheid der geheele inkomsten-belasting, zoo
als die over 't algemeen gedistribueerd wordt.
De inkomsten-belasting is een ideaal-belasting,
welker zuivere grondslag is de nauwkeurige
kennis van het inkomen. In den ideaal-staat
zou die kennis onmiddellijk verkregen worden
door de oprechte, eerlijke eigen aangifte. Maar
overal zonder uitzondering- heeft de ervaring ge
leerd dat die eigeD aangifte niet zuiver geschiedt,
dat wel eenigen eerlijk opbiechten, doch velen
niet en dat daardoor de grondslag feitelijk valsch
is. De fiscus moet derhalve wel langs indirecten
weg tot de kennis van het inkomen zien te
komen.
Dan komt verder het wezenlijke verschil dat
er is tusschen inkomen uit arbeid en inkomen
uit kapitaal. We weten wel dat er staathuis
houdkundigen zijn, die deze volkomen gelijk
stellen, gelijk o. a. Bastiat in zijn theorie van
dienst en wederdienst; maar waar 't aankomt
op 't verdeelen van fiscale lasten, daar zijn die
tweederlei inkomens volstrekt niet gelijk en
daar beeft wel degelijk bet inkomen uit kapi
taal grooter draagkracht dan dat uit arbeid.
Een eenvoudig voorbeeld: er is een man van
30 jaar die f 1000 'sjaars wint met zijn dage-
lijkschen arbeid, en er is een ander man van
30 jaar die ook f 1000 'sjaars wint, doch als
zuivere opbrengst van een stuk land dat bij aan
anderen verpacht heeft. Wij beweren dat deze
laatste meer dragen kan dan de eerste om de een
voudige reden dat, hij van zijn persoonlijke arbeids
kracht niets productief heeft gemaakt en de andere
daarentegen allesstelde hij zicb gelijk met den
eerste dan won hij f 2000 en zou dus zeer