ZIERIKZEESCHE COURANT. voor liet arrondis- Asèoh,sement Zierihzee. 1878. No. 72. Zaterdag 14 September. 81ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uillet o n. Als de volken van elkander leeren wilden. Menschen en dieren van den St. Bernard. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NTIEN Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. .411e stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag: voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEMAN. {Slot). In een der jongste nommers van het Vader land werd een vergelijking gemaakt tassclien de Nederlandscke en de Duitsclie ambtenaars. De zin van dat stuk was ongeveer dezelfde als die van ons opstel. De Duitsclie ambtenaren onderscheiden zich over 't algemeen, door alle rangen heen, door bun groote speciale bekwaam heid, hun discipline, hun hecht in elkaar ge zette hiërarchie en daarbij door groote werk kracht en ijver. Tegenover 't publiek nemen ze daarentegen maar al te vaak een houding aan als ware het volk er om de ambtenaren en niet dezen om het volk. Hooghartigheid, stugheid, ergerlijke pedanterie en over 't alge meen een onaangename bureaucratische geest ontsieren dat anders zoo flinke corps van staats dienaren. Bij ons te lande, meent hel Vaderland, en wie zal 't niet erkennen? onderscheiden de ambtenaren van alle rangen, hooge en lagere, zich over 't algemeen door groote vriendelijkheid, inschikke lijkheid, meegaandheid, gedienstigheid en meer hoog te waardeeren hoedanigheden. Dit is waar. Er is niets overdrevens in, als we beweren dat bij ons een Commissaris des Konings vaak vrij wat minder pretenties maakt tegenover het publiek en inzonderheid ten aanzien van ieder die persoonlijk met zulk een hooggeplaatst ambtenaar te doen heeft, dan menig zeer onder geschikt Duitsoh ambtenaar. Maar deze goede deugden uit onze ambte naars-wereld worden niet zoo vergezeld van uitstekende bekwaamheid en werkzaamheid als dit bij de hebbelijkheden der Duitsche ambte naren 't geval is. Onze ambtenaars-wereld heeft een wijduitgestrekt jachtveld voor het schieten van bokken en 't begaan van allerverwonder- lijkstewonderlijkheden, waarvan 't publiek vaak ontzettend veel displeizier en moeite heeft, al worden ze ook door vriendelijkheid en fijne vormen eenigszins verzacht. Daarbij komt de bekende traagheid en omslachtigheid, de mon- nikerigheid van vele kaders van beambten. We behoeven in geen bijzonderheden te treden op dit punt. Ieder kent die en heeft de waarheid van 't hier gezegde wel eens ondervonden. Wanneer na de ambtenaren der twee landen, die we hier genoemd hebben, over en weer elkanders deugden konden overnemen en elkanders gebreken wat tegen elkaar wilden gelijk slijpen, hoe uitne mend zou dan land en volk door de ambtenaren- legers kunnen gediend worden Wilden we deze vergelijking voortzetten en er b.v. ook Fransehen en Engelschen in be trekken, dat zou telkens meer kracht bijzetten aan het betoog dat een onderling schoolgaan der volken bij elkaar sckoone vruchten kon opleveren. We weten ondertussehen zeer wel dat dit alles niet zoo op eens kan komen. Of een wereld-kermis als de tegenwoordige Parijscbe er nu juist zoo bij uitstek het middel toe zijn kan, betwijfelen we. De ambtenaren en be ambten, die daar ten 'aanschouvve van bet buitenland werkzaam zijn, zetten zeer natuurlijk hun beste beeutje voor, en de vreemde ambte naren en beambten, die de tentoonstelling be zoeken, zijn meest allen voor hun pleizier uit, zoodat ze de zaken door een zeer subjeetieven bril bezien. Wat zoo van de ambtenaren geldt, dat is niet minder waar ten aanzien van 't publiek in 't algemeen. Ons dunkt dat zeer vele, zoo niet de meeste vreemdelingen, die dit jaar Parijs bezochten, van de zeden en de goede cn kwade hoedanigheden der Franschen vrij onvolledige en scheeve begrippen medenemen, terwijl omge- gekeerd de Franscben uit de vreemde gasten nog in lange niet zullen kunnen besluiten tot de onderscheidene streken van herkomst dier vreemdelingen. Het gemakkelijkst nemen de volken eikaars geld over en weder aan. Dan, zouden we baast zeggen, als we niet vreesden voor al te pessimistisch gehouden te zullen worden, dan volgen de gebreken en nationale hatelijkheden, die ze 't gemakkelijkst aan elkaar overdoen. Het goede komt en gaat veel trager. De gang daarvan kan echter zeer bevorderd worden door over 't algemeen een kosmopolitische richting en geest te geven aan de volksopvoeding en 't onderwijs. Eu dit is wederom niet mogelijk zonder uitgebreide kennis van vreemde menscken en toestanden. Deze kennis moet in het jongere geslacht worden aangebracht. Het komt ons voor dat internationale congressen voor allerlei speciale vakken van wetenschap en geleerdheid, vooral ook voor de kennis der maatschappelijke, économische, staatkundige en reehts-toestanden, zeer veel nut kannen doen. Zulke speciale congressen brengen telkens de kern der verschillende volken te zamen en van die onderlinge aanraking en wrijving kannen met grond goede vruchten voor elk volk in 't bijzonder verwacht worden. Er is hierbij wel een groot gevaar, n.l. dat ook zulke congressen door overdaad van feestelijken omslag als 't ware begraven kunnen worden en dan vrij onvruchtbaar zullen zijn doch dit gevaar is door de ernstige mannen zelf, die aan zulke congressen meedoen, gemakkelijk af te wenden. De regeeringen zouden gewis een goed werk doen met' zooveel mogelijk dergelijke congressen te ondersteunen of uit te lokken. Thaus gebeurt het nog al eens dat een min of meer toevallige samenloop van toeristen de stof levert voor een soort pick-nick, die men dan congres voor dit of dat noemt. Daarvan leven dan de journa listen wel eenige dagen, doch de vruchten voor 't algemeen zijn schraal, zoo ze niet geheel denk beeldig zijn. (Naar het Fransch). Men kan zich bezwaarlijk een afschuwelijker verblijf voorstellen dan dat op den St. Bernard. Op deze hoogte van 2472 meters duurt de winter negen maanden. De gemiddelde temperatuur komt overeen met die van de zuidkust van het eiland Spitsbergen. Men moet er alles aanvoeren op muilezelslevensmiddelen, vee voeder, brandhout, alles. Neen, waarlijk in plaats van op te noemen wat de natuur aan dit hoekje der aarde ontzegd heeft, zou men vrij wat spoediger ge reed zijn met iets op te noemen dat zij er wel aan geschonkeu heeft. Dit is het water. Er is werkelijk een meer op den berg. Maar dit meer levert niets op: men heeft er proeven genomen met vischteelt en er forellen ingebracht van een soort, die in de koudste bergstroomen leeft; ze zijn gestorven. Toen heeft men hoogerop gezocht naar kweekvisch en er aas in gebracht uit het meer Champey dat op 15001 meters hoogte gelegen is; de vischjes hebben een lengte van twee of drie duim bereikt en zijn toen verdwenen. Eindelijk heeft men het beproefd met soorten uit het meer van den kleinen Sint Bernard, dat op 2100 meter hoogte ligt; deze zijn in 't leven gebleven en telen ook voort, maar zij groeien niet. Het nut dat zij opleveren is ongeveer gelijk aan dat van de kool en de salade, di.e de monniken kweeken op de zon nige terrassen, meer, zooals de Saussure zegt, om het vermaak te hebben van iets te zien groeien, dan om het voordeel, dat er van te trekken is. Daarenboven is het water van dit meer, dat gevoed wordt door de smeltende sneeuw, tamelijk slecht om te drinken. Het is nagenoeg het geheele jaar door bedekt met een ijskorst van een tot twee voet dik. Zelfs wat het water betreft heeft de natuur zich hier dus niet zeer gul betoond. Toch is zij nog barmhartig geweest; op den oever van het meer ontspringt een uitmuntende en onuitputtelijke bron. De kwaadaardig heid der menschen alleen is onverzoenlijk. Deze bron ligt eenige meters boven de grens, die Wallisserlaud, op welks grondgebied het gasthuis gebouwd is, van Italië scheidt. Men zou 't niet kunnen gelooven, en toch is het waar, dat de hertogen van Aoste, eens met de monniken van den St. Bernard overhoop liggende, op het denkbeeld gekomen zijn hun het ge bruik van deze bron te verbieden. Gelukkig was dat verbod lichter gegeven dan gehandhaafd. De monniken van den St. Bernard zijn reguliere kanunniken van St. Augustinus. Zij moeten een proef tijd doorstaan, waarvan een der voorwaarden is een verblijf van een jaar in het gesticht om hun lichaams gestel te beproeven. Op twintig-jarigen leeftijd worden zij toegelaten tot het afleggen der gelofte, waarbij zij zich verbinden om vijftien jaar op den Sint Bernard te blijven. Zelden houden zij het echter zoo lang vol. Tweemaal in het jaar krijgt ieder een verlof van veertien dagen, in het voorjaar en in den herfst. Alle betrekkingen in bet gesticht worden door de klooster lingen onderling verdeeld voor twee of drie jaar, en wel bij meerderheid van stemmen. De aftredende titularissen zijn herkiesbaardoch van den prior af tot den sleuteldrager toe, kunnen zij ook tusschentijds uit hun betrekking gezet worden, als zij om een of andere reden het vertrouwen der broeders verliezen. Men ziet dat de inrichting tamelijk republikeinsch is; zij loopt daarom niet slechter. De ervaring heeft ge leerd dat het beste raiddel om van allen dezelfde toewijding te verkrijgen, was dat voor allen de gele genheid opengesteld werd om aandeel in de zaken der broederschap te verkrijgen. Een dozijn Augustijner monniken van twintig tot vijf en dertig jaar, evenveel novici van achttien a twintig, zeven of acht bedienden, die maronniers genoemd worden, ziedaar de blijvende gastheeren, het strijdend personeel van den Sint Bernard. Laat ik de honden niet vergeten. Doch vooraf een opmerking. De pater, dien ik in 1874 ondervroeg aangaande de zeden en het verstand van die dieren, scheen veeFmet hen op te hebben. //Zij redden, zeide hij, twee of drie personen 'sjaars". Maar de pater, dien ik bij mijn eerste bezoek op den Sint Bernard ontmoette, legde een zekere bitterheid in zijn antwoorden en zoo iets als een gevestigde miuachtiug van die

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1878 | | pagina 1