voor hol arrondis- sement Zierikzee. 1878. No. 49. Woensdag 26 Juni, 81ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD j tnsrt STATEN-GENERAAL. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTENTIEN: Per gewonen regel 10 ceut. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct* Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LA KEN MAN. Jüfl We herinneren ons nog hoe de Mei-maand met een echten Mei-dag werd ingezet, met zulk een dag als anders slechts dichters kennen of voorgeven gekend te hebben. Laat ons verder de lijst der mooie Mei-dagen maar liever niet nauwlettend napluizen. De lieve Mei-maand is omgegaan en we hadden gelukkig onze démi-saisons om ons tegen haar wat al te ernstige aanblazingen te beschutten. Zoo is Juni gekomen, de „zomermaand" van den almanak, én zoo liefelijk Mei zijn intrede deed, zoo weinig fijn gemanierd kwam Juui hem opvolgen. Toch beeft ook Juni zijn repu tatie niet geheel eu al te grobbelen gegooid. Gaf Mei zijn eersten lekkeren dag, Juni gaf meerte beginnen daags na den langsten dag was 't als ware zijn knorrig en ontevreden humeur, dat Ziek zoo dagen achtereen in ruwe stormvlagen en booze buien had lucht gegeven, overgegaan, om plaats te maken voor een bétere stemming. In 't begin der vorige week zagen wè de vrouwen nog hooien met de duffelscke jekkers van haar mans aan en de mannen met wollen dassen om, eu zie nu eens; de kraaien zelfs hebben 't warm. Reeds drie mooie, lekkere warme dagen achter elkander hebben we geteld. Mei één mooien dag, en Juni nu al drie, 't is waarlijk heel wat! We nemen namelijk in aanmerking dat het weêr in ons goede landje volstrekt niet verplicht is om mooi te wezen integendeel, als 't den ouden slenr volgde, dan was 't misschien nog minder scheutig met zijn mooiigheid. 't Weêr is 't niet verplicht; alles wat er komt van wezenlijk en ontegenzeggelijk mooi weêr is extra en als toevallige bate te heschou wen. Toch kan óns de verzuchting niet binnen blijven, dat We in een klimaat woneh, waarvoor men philosoof moet wezen om er al 't prettige van te erkennen en te waardeeren. 't Is waar, hoe zeldzamer de goede dingen zijn, des te booger wordt hun genot geschat; maar toch, heuseh, al had-nn -eens Mei door elkaar gere kend meer dan één lentedag en Juui meer dan drie zomerdagen, dat zou ons toch zoo dadelijk niet verwennen eu tot brooddronkenheid verleiden. En 't is tocli ook waar, dat slecht, koud, schraal, guur weêr de menschen niet ingetogener en beter maakt en evenmin slechter; als ze er maar, zooals Wij Nederlanders, aan gewoon zijn. En Waarom zonden wè ook zoo niet aan mooi weêr kunnen wennen Daar had u h.v. het Pinksterfeest. Het gelol en gejank der van buiten uit het vrije veld terugkeerende feest gangers, het „o, la, la! o, la, la!" werd er geen toontje lager om gestemd, al regende en stormde het ook nog zoo. En daar hebt u nu weêr het zuidér-zendingsfeest gehad. On danks den overmilden, gullen regen, die verre was boveh 't 'biddèn bf dèüken van prof. Doedes, zijn de scharen der feestvierenden en zende lingenden toch al even goedsmoeds geweest en even gesticht thuis gekomen, elk naar zijn tente. Wel waren er vrij wat minder uitgetogen dan anders, doch dit kan zeer wel zijn veroorzaakt door de weinige reclame, die voorafgegaan was eu omdat het klavier-concert zöovelen elders bezig hield. De ware zendelingers hebben als echte pliilosofen de dingen genomen zooals ze vielen. Maar in onze ondeugende bui van murmureeren tegen de elementen hadden we dien menschen wel wat mooier weêr gegund. Waarlijk, Juni is wat al te zuinig geweest met zijn moois Van coquetterie mag men ons klimaat niet beschuldigen. Zich inspannen om zoo mooi, zoo aanvallig, zoo bekoorlijk mogelijk te zijn, daar houdt het zich klaarblijkelijk niet meê op. Het is zooals reeds de oude Noorsche dichters 't ons geschetst hebben, ruw, guur, woest en wild bij wijlen, hardhandig en stooterig. We hebben ons wel eens verdiept in het nalezen van allerlei dwaze bespiegelingen over de vraag: of in vroegere eeuwen ons klimaat zachter eu gelijk matiger is geweest, dan wel omgekeerd, en of we derhalve vóóruit of achteruit zijn gegaan, wat dit punt betreftmaar veel wijzer zijn we er niet door geworden. Er zijn natuurlijk ge leerden, die beweren dat werkelijk in de dagen der oude Germanen ons klimaat zachter moet geweest zijn, waarom men zich dan ook destijds zoo weinig om 't toilet zal bekommerd hebben, dat b.v. de Bataafsche jeugd tot op de jaren des onderscheids in paradijs-costuum kon wan delen. Hadde men zoo iets in deze Mei- en Juni-maanden gepobreerd, wat zouden de dokters een drukte gekregen hebben! Maar er zijn ook geleerden, die juist van een tegengesteld gevoelen zijn en die beweren dat we in klimaat vooruitgaan. We willen 't onbeslist laten, wetende dat er geen punt is of er zijn geleerden die er bepaald vóór en anderen die er even gedecideerd tegen zijn. Nog pas enkele dagen geleden lazen we zelfs een statistiek verslag over de weersgesteldheid van dit voorjaar, waarin een geleerde met de cijfers in de hand aantoonde hoeveel graden April te warm geweest was en hoeveel graden warmte er dus op die maand overgeschoten waren. Had die man maar raad geweten om die te vele warmte zoowat te ver- deelen Over Mei en Juni! Vast zal hij nu wel in cijfers aantoonen hoeveel graden Mei en Juni te koud geweest zijn, tenzij voor Juni 't even wicht hersteld werd door de huidige wezenlijk zeer warme dagen. We willen dit zoo laten en er ons niet verder in verdiepen. Ons gekeuvel over Juni verveelt de lezérs misschien toch al. Laat ons alleen maar constateeren dat alles er buiten op het veld al wèl uitziet, al is 't ook niet alles zóó opperbest en veelbelovend als men zich vóór eei.ige weken al ging voorstellen. Wat al hooi halen die boeren naar biuneD 1 Wat zware klavers en lucerne zagen we hier en daar! Hoe dik stonden die kunstweiden als haar op den hond! Wat mooi vlas hier en daar, al is'took niet overal even mooi. Ook rogge en tarwe en zooveel meer goede zaken staan er over 't algemeen niet kwaad bij. Laat ons niet klagen, 't zal wel zijn als zoo vaak: bon an, mal an, maar alles samen genomen redelijk en als 't> redelijk is, laat ons 't dan ook maar dankbaar loven 1 TWEEDE KAMER. Als een breede onuitputtelijk rijke stroom bleef de massa der algemeene beschouwingen van het ontwerp van wet op 't lager onderwijs steeds voortgaan. Een schare van sprekers deden achtervolgens hun schuldig heid; de meesten tegen, eeuigen ook vóór 't ontwerp. Nu komt de splitsing van den hoofd vloed in de vele stroompjes der amendementen aan de orde. Zoo komt men uit den regen in den drop. Doch er is niets aan te doen, men moet het alles slikken vooral bij een wetsontwerp als het lager onderwijs, 't eenige punt schier waarop de politieke zin bij ons te lande vatten wil, de zaak ook zooals we in ons vorig nomraer reeds opmerkten waarin het meerendeel onzer volksvertegenwoordigers specialiteiten zijn. Paedago- giek en theologie, daarin zijn de uitverkorenen onzer natie bijzonder sterk. En we zouden haast zeggen dat ze nog sterker zijn iu.de laatste dan in de eerste. Bij de ontboezemingen over de schoolwet had het hiervan althans al den schijn. Bepaaldelijk hadden onderscheidene sprekers hun Christendom medegebracht, elk natuurlijk het ware Christendom, 't eenige mogelijke Christendom, dat Christendom dat zoo zei er een onmogelijk iets kan beteekenen als het den Jood niet boos maakt. Ztdk een Christendom, waarvoor de Joden in de eerste plaats wegloopen, wilden die volksvertegenwoordigers op de openbare, op de volksschool, Joden-vreters moesten de jonge Christenen in alle geval wezen. Of Jezus van Nazareth ook soms als Heiland en niet als vijand der Joden is opgetreden, daaraan scheen men niet zoo te denken. Evenmin brak men zich 't hoofd met de bedenking dat dezelfde Jezus van Nazareth toch een leer van goed zijn en goed doen heeft verkondigd, die niet op eenige kerkordening, noch op eenige Synode berustte, maar die hij vrij uit predikte, uit de vol heid zijner vrije overtuiging. Met belangstelling, of liever met nieuwsgierigheid zien we 't verloop der amendementen-buien te geraoet. Met een paar der sprekers vóór het ontwerp zijn we 't eens, die maar naar 't einde verlangen, immers al die strijd over holle klanken en doode woorden, vinnige strijd overigens om de heerschappij over de volksmassa die strijd is toch eindeloos en door dit wetsontwerp er maar door te slaan, zal hij althans weder voor een poos naar kerk en kluis, naar dagblad en traktaatje, naar vergadering en zendigspret worden teruggebracht, waar hij voor 't algemeen minder aan- stootelijk, voor de overige belangen van het Vaderland minder belemmerend eu hinderlijk i9. Inmiddels gaat" de petit,ionneraents-beweging lustig voort; de namen en kruisjes beloopen reeds legioenen. Op 't eene hoofdbureau bespeelt men het klavier der 'volksconscientie, op 't andere geeft men commando's af. Hoeveel wegen al die duizenden stemmen samen? Dat mag men met reden vragen. Ook de Koning en de Kamer zullen die vraag niet verwaarloozen. Merkwaardig is 't overigens dat ook bij ons te lande de clericaleu meer en meer, hun uitzichten gaan vestigen op het plebisciet. i( In Frankrijk heeft het plebisciet wonderen gedaan, zou 't dan ook hier geen mirakelen doen Ongelukkig voor hen verliezen de clericaleu onzer dagen uit het oog dat het vox populi vox deï in dien zin door de liberalen der jongere school geenszins meer wordt gehuldigd. Onze vaderen konden in den strik van dat sofisme gevangen wórden, wij zijn verstandiger, wij hebben hunne struikelingen en ontnuchtering ge zien. Wij vinden onze kracht in de iutellcclueéle kern der natie, daar ligt zij.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1878 | | pagina 1