Ongelukken, Rampen, Misdaden, enz. Te Rotterdam is een persoon gevat, die te Amsterdam onderscheidene winkeliers voor partijen goederen heeft opgelicht en dit vak van industrie ook in de eerst genoemde plaats wilde uitoefenen. In de ICalverstraat te Amsterdam is brand geweest in een beddeti winkel, door het vallen van een brandend doosje lucifers in een hoop veeren. Te Bergschenhoek is een rijtuig in het water ge vallen zonder dat de koetsier en de vijf dames die er in zaten er een nat pak bij opdeden. Tusschen Urk en Schokland is een schip gezonken, waarbij de schipper en diens vrouw en dochter ver dronken zijnalleen de knecht werd gered door in de nabijheid zijnde visscliers. Te Rotterdam heeft een man zijn vrouw, van wie hij gescheiden leeft, met een scheermes aan het hoofd en de hand verwond. Hij is in hechtenis genomen. Bij een ontploffing in een kolenmijn, welke 7 Juni te St. Helens in Lancashire plaats vond, zijn, vreest men, 250 personen omgekomen. Een hevige brand heeft de groote katoenstoom- spinnerij van de firma G. van Delden Co. te Gronau, met bijna alles wat er zich in bevond, Donderdag avond in de ascli gelegd. De schade is groot, hoewel de machine- en zoogenaamde „duivelskamer" gespaard bleveu. De fabriek was eerst sedert ruim een jaar in werking. Een vleeschhouwer te Amsterdam heeft de wreed heid gehad een hond, die in zijn winkel kwam snoepen, den staart af te hakken. Er is proces-verbaal tegen hem opgemaakt. Onlangs heeft een 86jarig man te Schipluiden zijn hospes, die zich, toen zij aan tafel zouden gaan, een opmerking veroorloofde omtrent den staat van dronken schap, waarin zich de grijsaard bevond, een gevaar lijken steek met een zakmes toegebracht. De boosaardige oude is aan de justitie overgeleverd. Een reiziger, die van Algiers naar Frankrijk ging, werd, terwijl hij rustig op het dek van de boot een courant las, door een jongmensch toegesproken met een lachend gezicht en een groot mes in de hand. //Mijnheer," sprak hij zeer beleefd, //het spijt mij zeer dat ik u den hals zal moeten afsnijden, wanneer ge me geen revolver geeft." //Gaarne," sprak de ander, na een oogenblik te hebben nagedacht, //maar wat wilt ge met een revolver doen? //Den kapitein doodeu en het schip naar Parijs sturen om de tentoonstelling te zieu," antwoorde de jonge man. //Best," zeide de reiziger 5 //ziedaar de revolver," en hij stak hem het étui toe, waarin hij zijn pijp bewaarde. De arme gek, want gek was hij, verwijderde zich vroolijk; hij werd natuurlijk streng bewaakt. Waaraan men op reis niet al blootstaat Aan boord van het stoomschip //Chrysolite" in het Alexandradok te Newport had een ontploffing van steenkolengas plaats4 man werden gedood, 7 gewond. Bifiteiilandscïröversiclit. Het was te denken dat de clericalen in Frankrijk, ook na den afloop van het Yoltaire-feest van den 30 Mei, die zaak niet zouden laten nisten. Daartoe hadden zij trouwens ook een te groote teleurstelling ondervonden door het verbod van elke openlijke ma nifestatie, hetwelk de regeering gegeven en streng gehandhaafd heeft. Om althans eenigszins zijn gemoed te luchten, heeft de strijdlustige, goed ultramontaansche bisschop Dupanloup in een blad een grooten open brief aan Yicto Hugo geschreven, waarin hij den dichter- redenaar beschuldigt van aan het publiek een valsche voorstelling van Yoltaire te hebben gegeven, een z/gepoëtiseerden" Yoltaire, gelijk de bisschop zich uitdrukt. De ware Yoltaire, zegt hij verder, gelijk allen hem hebben doen kennen, die zijn geschiedenis en werken hebben bestudeerd, en inzonderheid de abbé Maynard, is de beleediger geweest van het volk, de hoveling van alle vorsten, de beleediger van Frankrijk, van de zeden, van Jeanne d'Arc, van Polen, eindelijk een speculant en slavenhandelaar. Ydorts herinnert de bisschop dat Yictor Hugo, toen hij veertig jaar oud was, Yoltaire en de achttiende eeuw, die hij beiden nu verheerlijkt, heeft gebrandmerkt. z/Yeroorloof mij 't u te zeggen met den diep be wogen eerbied, die mijn leeftijd aan den uwen ver schuldigd is," aldus eindigt hij, „gij zijt een vaartuig zonder ballast, voortgedreven door den wind dtzer eeuw van den eenen oever naar den anderen. Gij meent aan te landen bij den roem, maar ik vrees dat gij reddeloos schipbreuk zult lijden." Natuurlijk heeft Victor Hugo hierop niet kunnen zwijgen. Daartoe is hij bovendien ook veel te vurig liefhebber van de polemiek. Zijn antwoord is merk waardig; het boezemt eerbied in voor den scherpzin- nigen geest van den reeds zoo hoogbejaarden grijsaard. „Gij begaat een onvoorzichtigheid", aldus schrijft hij. „Gij herinnert hen, die het vergeten kunnen zijn, dat ik opgevoed ben cioor een man der Kerk, en dat, zoo mijn leven begonnen is met vooroordeel en dwaling, het de schuld is van de priesters, en niet van mij. Die opvoeding was zoo noodlottig, dat ik, „omstreeks 40 jaar oud" gij wijst er op er uog den invloed van ondervond. Dit alles is reeds vroeger gezegd. Ik glijd dus hierover heen. Ik houd er niet van nuttelooze zaken op te warmen. „Gij hoont Yoltaire, en gij bewijst mij de eer van mij te beleedigen. Dat is uw ambacht". Wij gij en ik zijn iets. De toekomst zal oordeelen. Gij zegt dat ik oud ben en geeft te ver staan dat gij jong zijt. Ik geloof het. „Het zedelijk bewustzijn is zoo weinig bij u ont wikkeld, dat gij mij tot schande aanrekent wat mij tot eer strekt. „Gij wilt mij, Mijnheer, de les lezen. Met welk recht? Wie zijt gij? Welaan, laten wij eens onder zoeken. Wat is uw geweten, en wat is het mijne? Vergelijken wij ze met elkaar. „Een vergelijking zal voldoende zijn. „Frankrijk heeft een beproeving doorstaan, Mijnheer, Frankrijk was vrij, een man heeft- het verraderlijk in het nachtelijk uur overvallen, heeft het ter aarde ge worpen, geboeid. Indien men een volk kon dooden, die man zou Frankrijk gedood hebben. Hij heeft bet doodelijk genoeg getroffen om er over te kunnen heerschen. Hij heeft zijn regeering want een re geering was het begonnen met den meineed, met den schelmschen overval en de slachting. Hij heeft haar voortgezet met de verdrukking, met de tirannie, met het despotisme, en bij dat alles heeft hij den bittersten spot gedreven met godsdienst en gerech tigheid. Hij was laag en verachtelijk. Men zong Te DeuraMagnificatSalvum fac, Qloriani tibi euz. Wie zong dat? Vraag het u zeiven. De wet leverde het volk aan hem over. De Kerk leverde hem God over. Onder de heerschappij van dien man verdween het begrip van recht, van eer, van vaderland. Hij had den eed, de rechtvaardigheid, den roem van het vaandel, de waardigheid der raenschen, de vrijheid der burgers onder den voet gehaald. De voorspoed van dien man bracht het menschelijk geweten in de war. Negentien jaren heeft dat geduurd. In al dien tijd waart gij in een paleis; ik was in ballingschap. „Ik beklaag u, Mijnheer." De brief is eenvoudig geteekendYictor Hugo, zonder complimenten. Het is te hopeu dat hij als een bijdrage tot 's dichters geschiedenis in een toe komstige uitgaaf zijner werken niet zal vergeten worden. Zoo iets behoort tot de historie. In de Kamer heeft de Minister Waddington gele genheid gehad, in antwoord op een interpellatie van den heer Leon Renault, te verklaren dat de Fransche diplomaten op het congres de neutraliteit van Frank rijk zullen vasthouden en tevens om daarbij de nagenoeg zekere verwachting van het bevestigen des vredes uit te drukken. De moordaanslagen op den Duitschen Keizer zullen van zeer grooten invloed zijn op den gang der Duitsche staatkunde in het binnenland. Door Prins Bismarck is aan den Bondsraad een voorstel tot ont binding van den Rijksdag voorgelegd, dat hoogst waarschijnlijk zal aangenomen worden. Intussohen zal de regeering, door besluiten euz. de dringendste maat regelen nemen ten aanzien van de onrustbarende woelingen der sociaal-democratie. In het voorstel is Prins Bismarck niet zeer gelukkig in de redactie en tegenstrijdig in de toelichting geweest. Hij zegt o. a., dat na de afstemming van de wet, die na Hödels aanslag aan den Rijksdag was voorga"tpkl, thans ook geen aanneming van zulk een wet is to .L;öhten. Dit is te veel gezegd. Integendeel, we gelooven dat na Nobiling's daad, door den Rijksdag wel zeer zeker een wet tegen de zoozeer gecompromitteerde partij der sociaal democraten zou worden aangenomen. De omstandig heden zijn thans aanmerkelijk anders dan voor drie weken. Ondertusschen moet erkend worden, dat een ontbinding van den Rijksdag gevolgd door nieuwe verkiezingen wel geschikt zal zijn om nieuw bloed in dat lichaam te brengen en 't oude en bedorvene er uit te verwijderen, zoodat de ontbinding door de om standigheden geprovoceerd, volkomen gerechtvaardigd is_ te achten, ja zelfs plicht schijnt. Neemt de Rijksdag het voorstel aan, dan zullen de nieuwe verkiezingen al binnen een maand plaats hebben. De herstelling van den Keizer vordert geregeld; ongunstige symptomen zijn er niet. De Kroonprins heeft de regeering overgenomen, inzonderheid voor de loopende en dringende zaken. Yoorshands zijn de gevolgen der te Berlijn gebeurde feiten nog niet te overzien. Zoo noodlottig samen treffende met de thans juist wisselvallige en op gekeelen omloop staande politieke winden, komen ze der reactie wonderwel te pas. Het baat dan weinig of Prins Bismarck in zijn brief aan den Rijksraad al met na druk verklaart dat de Regeering er niet aan denkt in haar maatregelen verder te gaan dan noodig is, daar de reactie eenmaal op weg, even weinig van stilstaan weet als de revolutie. Hierdoor ontstaat echter een nieuw gevaar, dat niet minder geducht zal worden voor de Rijks-regeering als het gevaar waarmede haar de woelige radicalen bedreigen. Tot dusver werd de nationaal-liberale partij door Prins Bismarck steeds als de hechtste kern van het staatkundig lichaam des Rijks beschouwd. Sedert 1866 was hij steeds miu of meer geprononceerd de man dier partij en zij was zijn steun. Maar als hij zich thans in de armen der reactie gaat werpen al doet hij 't ook wellicht uit zucht tot zelfbehoud en a contre coeur dan staat de ont binding dier partij te vreezen en de vorming eener nieuwe liberale oppositie-partij zal zich niet lang laten wachten. En dit zou te meer bedenkelijk zijn, omdat het Rijk toch reeds met zulke onverzoenlijke vijanden te worstelen heeft, n.l. met de ultramontanen. Het zijn dezen vooral die zwelgen van Schadenfreude in de dingen die te Berlijn geschieden. In alle geval is 't maar te hopen dat als, de ongeloovige sociaal democraten vervolgd worden, ook de vrome sociaal democraten ultramontaansche of protestantsch- orthodoxe dat is al 't zelfde niet zullen verschoond blijven. Plet komt ons voor dat de Duitsche Regeering blij zal mogen zijn als bij de nieuwe verkiezingen de sociaal-democraten een lesje krijgen, en dat zij daar mede dan voorloopig maar tevreden moet zijn. Door eenige bladen is opgemerkt, en niet ten onrechte misschien, dat de officieuse Berlijnsche en andere Duitsche bladen opzettelijk de agitatie aan den gang houden en de onrust der natie voeden. Dit is een gevaarlijk spel. Zelfs werd er al reeds gesproken van het afkondigen van den staat van beleg. Dit is ondertusschen nog zonder grond gebleken. Het zou voor de Franschen aanleiding tot bespiegeling geven als de staat van beleg van Parijs naar Berlijn ging verhuizen. Buitenland. Het Congres. Men hoort nog weinig van het Congres, 't geen niet onnatuurlijk is, daar 't onderwerp al zoo uitgeput is en overmorgen de diplomaten pas hun eerste bij eenkomst zullen houden. Er is gezegd, dat het Con gres maar 9 dagen zou duren; dit is later als voorbarig weder tegengesproken. Maar uit Londen wordt ge meld, dat lord Beaconsfield slechts weinige dagen het Congres zal bijwonen. Er zal dan waarschijnlijk een na-Congres zijn, om uitvoerig af te doen wat door de groote goden der diplomatiek in de hoofdpunten zal vastgesteld worden. Zulk een Congres met een staart is er wel meer geweest, tiet beruchte Weener- Congres duurde op die wijs nagenoeg vier jaar en was oen vetje voor de Weener winkeliers en tooneel- directiën en de ruïne of de opkomst, al naar 't viel, van een aantal kale en berooide Duitsche vorstjes en prinsesjes. Het schijnt dat Turkije vooral ten Congresse zal verschijnen om zijn nood te klagen als de vermoorde onnoozelheid en om onder de vleugelen van Engeland op nieuw toevlucht te zoeken. De Porte heeft door Safvet-pacha een memorie aan het Congres doen opstellen, waarin de geschiedenis van het tractaal van San Stefano uiteengezet wordt. Yolgens die memorie hebben de onderhandelingen, die van 14 Februari tot 8 Maart gevoerd werden, feitelijk slechts 9 dagen geduurd en zouden allerlei voorwendsels zijn gebruikt door de Russische diplomaten om aan de Turksche een bedaarde overweging on mogelijk te" maken. Zelfs zou er zeer nadrukkelijke pressie op dezen zijn uitgeoefend en bedreigingen aan gewend om hen tot de onderteekening te dwingen. Daarbij zou grootvorst Nicolaas zelf een leelijke rol gespeeld hebben. Of, en zoo ja, hoe Griekenland zal komen, is nog onbekend. Misschien ook onder de Engelsche vlag. Montenegro zal aan de hand van Rusland worden binnengeleidhet heeft echter al vooraf de aanmaning gekregen zoet te zijn en vooral oom Oostenrijk niet boos te maken met lastig dwingen en simmen om Antivari te krijgen. Als oom Oostenrijk niet wil, kan er van een Montenegrijnsche zeehaven niets komen. Roemenië zal wel het meest van alle in de klem zitten. Misschien kan echter oom Wilhelm in dit geval heusch een oom van vorst Karei nog wel een goed woordje doen om te beletten dat Roemenië geheel plat gedrukt wordt tusschen de groote oomes. De Paus die luï steken overal de neus in zal ook op 't Congres van zich laten hooren. Hij heeft een daartoe strekkende reclame ingezonden. Of er ook over de socialistische bewegingen zal gehandeld worden, blijkt niet.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1878 | | pagina 3