ZÏERIKZEESEHE COURANT. voor het arrondis- sement Zierikzee. 1878. No. 45. Woensdag 12 Juni, 81ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. BRIEVEN UIT HOLLAND. xv. AARDBEVINGEN IN ZUID-AMERIKA. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PBIJS DEK ADVEKTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 1—6 regéls 60 cent. Dienstaanbiedingen van 16 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan deii uitgever II. tAKENMAN. Voor wat ik thans op 't punt sta te schrijven, M. de Red., moet ge u als tooneel denken een kleine stad in de prov. Zuid-Holland, heerlijk gelegen voor den handel en daarvan dan ook veel voordeel trekkendeen opdat ge niet zoudt denben dat ik ter vulling van dit vel papier maar een paar bladzijden uit een of ander oud geschiedboek heb overgeschreven, voeg ik ér nadrukkelijk bij, dat, hoewel de inhoud schijn baar vloekt met het jaartal er onder, toch de geschiedenis plaats grijpt want ze is nog niet uitgespeeld in het laatste kwart der 19de eeuw, in het jaar onzes Heeren 1878. In bedoelde plaats dan ziet men hier en daar, avond aan avond, de wandelaars zich tot groepen vormen en in ademlooze stilte post vatten voor enkele huizen, waaruit bij tusschenpoozen zekere geluiden naar buiten dringen en de ooren treffen der nieuwsgierigen. Die verwarde uitroepen worden gretig opgevangen, en daar ze in 't eene oor zóó, in 't andere zus klinken, meent deze er 't loeien eener koe, gene 't blaffen van een hond nit te mogen hooren. Natuurlijk zijn er ook velen, die den draak steken met de attentie hunner medehoorders, die spotten met den ernst, welke op de angstige aangezichten der menigte te lezen staat, waardoor de stilte soms plot seling afgebroken wordt door een zeer oneer biedig gejoel; met name de straatjeugd heeft zeer veel schik in dergelijke, zoowel als in alle andere samenscholingen, en eigenlijk is ze nog te onbedorven, te natuurlijk om in 't naar buiten dringende geluid iets bovennatuurlijks te zoeken. Naar 't oordeel der ouderen echter heeft hier wel degelijk iets ongemeens plaats, en zijn de meisjes, welke die pijnlijke geluiden nitstooten, betooverd. De Duivel heeft ze beet en wil ze in zijn macht houden. Vandaar die bange wor steling en 't daarmee gepaard gaande schreeuwen. Ziek zijn ze niet; ze loopen zelfs over dag buitenmaar al zijn ze piet ziek, 't is haar toch aan te zien dat ze te strijden hebben tegen den Booze, ze vermageren en zien zoo vreemd uit de oogen en 's avonds krijgen ze 't bang, meestal allen gelijk, op vier verschil lende plaatsen der stad. Dan komen de goede vrienden en geburen, treden sidderende over den drempel om 't wonder te aanschouwen, plengen tranen en storten gebeden uit, helaas, tot heden toe nog zonder gevolg. Zelfs de ge-, beden des geestelijken herders blijven onverhoord en schijnen niets te vermogen tegen de macht des Duivels. Waar getooverd wordt, moet een toovenaar zijn, dat is duidelijk. En de geschiedenis leert dat de Duivel zich in zulke gevallen meestal verschuilt in een oude vrouw, zeker dewijl aan zoo'n schepsel toeh weinig meer gelegen is. Bedoelde jonge meisjes nu hebben kennis aan een arme weduwe, die met den verkoop van turf haar brood verdient en met wie ze in den Heere dikwijls samenkwamen. Die vrouw moest het gedaan hebben en niemand anders. Dat ze zelf een dochter heeft, die ook lijdt aan bezetenheid, was geen bewijs barer onschuld. Ze werd gehaald, en ofschoon ze haar onschuld bepleitte, 't hielp de sloof al zeer weinig. Eenige mannen, die bij 't verhoor tegenwoordig waren, overtuigden haar handtastelijk van hare schuld en de politie heeft ze moeten beschermen tegen de ruwe woede van de aan tooverij geloovenden. Men hoort thans dag aan dag de gekste dingen, 't Volk wil dat ze de meisjes in de koffie een duivelsmiddel toegediend heeft en dat daarbij een vergissing heeft plaats gehad, waar door haar dochter gedronken heeft uit een kopje, dat voor een ander bestemd was. Er zijn huismoeders, die voor niet nog zooveel turf willen koopen van de vrouw, ais ze met eëfc karretje de rondte doet. Waar verstandige* hoofden aan 't bestuur zitten, is 't de meid die pruttelt tegen de in outvangstneming der tnrvéh. Er zijn er, die ze met dè tang aanvatten, om toch maar niet in onmiddellijke aanraking met sinjeur Duivel te komen. Eergisteren avohd heeft een snuggere kop de lijderessen met hunne respectieve mama's overgehaald tot hét koken van eèn haan. De deur werd potdicht gesloten, zelfs 't sleutelgat met lampekatoen toegestopt. Vervolgens werd de -kachel gloeiend gestookt en de haan levend in een pot met water ge dompeld en zoo gekookt. Zoo hoopte men den Duivel beet te hebben en wanneer de stum pertjes dat nu maar gelooven wilden, zouden ze genezen zijn. Naar ik boor echter, is 't gisteren avond weer ^mis" geweest en is dus de Duivel ongedeerd gebleven. Men spreekt thans van dezelfde operatie te volbrengen op een kat, ook een der specialiteiten op 't toovergebied. Zulke onzinnigheden nu hebben plaats .en worden geloofd in de gemeente Vlaardingen, zomermaand, 1878. 't Is verbazend te hooren hoe groot 't getal geloovers aan des Duivels kunstenarijen is. Bij dergelijke gelegenheden vindt men 't bij geloof in hoofden en op plaatsen, waar men 't volstrekt niet zoeken zou. Het onontwikkelde publiek gelooft zonder voorbehoud en velen van hen, die er zich boven verheven wanen, vragen toeh ten slotte in een soort vertwijfeling: „als 't geen betoovering is, wat we graag gelooven willen, wat is 't dan'? Er moet toch iets zijn, waar we niet bij kunnen." Ze doen als zeker vorst, ik meen Napoleon I, die niet aan spoken geloofde en er toch bang voor was in 't donker. Een der predikanten gevoelde zich deze week geroepen tot de gemeente hierover te spreken. Volgens zijn wijze van zeggen had hij van God Nog pas weinige dagen geleden brachten de bladen de droeve tijdingen over, van groote rampen in Venezuela, door aardbeving veroorzaakt en waarbij tal van menschen zijn omgekomen. Uit de volgende schetsen kan de lezer zich een denkbeeld maken van de schrikwekkende grootschheid dier natuurwerkingen in de zuidelijke helft der Nieuwe Wereld. Zij be treffen de aard- en zeebevingen, die verleden jaar in de maand Mei de kustlanden van Peru en Bolivia getroffen hebben en waarvan het uitvoerig verhaal later verschenen is: in het Duitsche aardrijkskundig tijdschrift Globus. Ook in 1.868 hebben dezelfde streken veel geleden door een dergelijke ramp; in het hier- volgende verhaal wordt herhaaldelijk bij wijze van vergelijking naar bet toen gebeurde verwezen. z,De ramp van den 9 Mei, die het Peruaanseh kustland aan de Stille Zee te half negen uur 's avonds heeft getroffen, schijnt een gevolg te zijn geweest van een uitbarsting van den Uaga, een vulkaan gelegen op 21° breedte, op de grenzen van Peru en Bolivia. Ook was de vulkaan van San Pedro de Ataoama, die een graad zuidelijker ligt, toen mede in werking, zooals bleek uit de dikke rookwolken en den rooden gloed, die men te Antafagasta kon waarnemen. Het verschijnsel heeft 4 of 5 minuten geduurd. De ramp heeft zich uitgestrekt over 480 zeemijlen, d. i. 900 kilometers, van den 16en tot den 24en graad zuider breedte. Het middelpunt van de ramp blijkt geweest te zijn juist het westelijk van den Uaga gelegen vlek Chanavaga, met de guano-haven van Pabellon de Pica. Daar is alles verwoest. Reeds bij de eerste schokken bleven van de 400 houten huizen, waaruit het vlek bestaat, dat ongeveer 3000 inwoners telt, slechts twee staande. Spoedig openbaarde zich in de puinhoopen een algemeene braud, die ontstaan was door de bran dende lampen en haardvuren in de woningen. De grond werd in alle richtingen opgespleten door scheuren van 15 a 20 meters diep. Twintig minuten na de schokken kwam een geweldige zeegolf met donderend geluid aanrollen; zij overstelpte alles, doofde den brand uit en sleurde, bij het onmiddellijk daarna gevolgde terugloopeiï van het water, alles naar de zee mede, zoodat het geheele tooneel dér ramp als met een bezem schoongeveegd was. Daar heeft het grootste verlies van meuscheulevens plaats gehad, ongeveer 300, waaronder vele zeelieden van verschillende natiën; 7 schepen, die in de baai ten anker lagen, gingen met man en muis té gronde, en van de 28 lichters der guano-exploitatie bléven slechts twee gespaard. Ook werden 33 gravers onder een nederstortende massa guano bedolven en verpletterd. Anderhalf uur na de eerste kwam een tweede nog hoogerloopende zeegolf de verwoestingen der eerste voltooienzij liep het land op tot aan den heuvel, waarop de verschrikte bevolking voor zoover zij aan de ramp ontkomen was, een toe vlucht had gezocht. Zuidwaarts van het centraalpunt der natuurramp heeft de korte kuststrook van Bolivia vreeselijk ge leden: vóór de hoofdplaats Cobija liep de zeegolf 35 voet hoog op, veegde de straten der kooplieden langs den oever 9cliooh, verwoestte drievierde der huizen, wierp den kerktoren omver en woelde het kerkhof om. Tocopilla, dat geheel verwoest werd, bestaat niet meer, en 4 mijlen zuidelijker beeft de instortende guano-laiag van Penna Blanéa 200' werklieden gedood, waaronder 40 Engelschen uit Cornwallis. Bij de guano-haven Mejillonès, bereikte de golfde hoogte van 65 voet; tweederde der stad is verdwenen, met de kaden, schuiten, werven, distilleermachines van zeewater, het station, de locomotieven en Wagens zes personen werden gedood. Huanillos, een andere guano-haven, werd door een golf van 60 voet hoog overstelpt en geheel van de aarde weggewiseht, uitgenomen eenige hutten, die op de heuvels stonde»; al de guano-exploitaties werden overstroomd en zakten weg; 5 schepen vergingen ten deele met man én muis en 23 leden zware averij;

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1878 | | pagina 1