ZÏERIKZKKSrili: COURAIVT.
voor het arroiidis-
sement Zierikzee.
1878. No. 21.
Zaterdag 16 Maart. 81ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Het Algemeen Stemrecht.
STATEN-GENERAAL.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, (leboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 16 regels, mits contant betaald, 26 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEA'MAIV.
IV.
(Slot).
Wij zullen ons nu in dit onderwerp niet
verder verdiepen. Uit hetgeen we in de drie
voorgaande artikelen hebben gezegd is genoeg
zaam op te maken dat wij er niet voor zijn
om het kiesrecht te hooi en te gras algemeen
te maken. Al is in het afgetrokkene voor het
algemeen stemrecht nog zooveel aan te voeren,
in de practijk en naar onze historische staat
kundige ontwikkeling is ons volk er nog in
lange niet rijp voor. We meenen zelfs dat er
nog geen enkele staat op de wereld te vinden
is, noeh ooit bestaan heeft, waar het algemeen
stemrecht kan toegepast worden of ooit toegepast
is zonder tot grootere fouten en misbruiken
aanleiding te geven dan bij een goedgeregeld
beperkt stemrecht onvermijdelijk zouden zijn.
Het algemeen stemrecht is een zeer bedrie-
gelijk aanloksel, dat den voorstanders der vrijheid
misschien al ruim zooveel kwaad heeft gedaan,
als het totaal gemis van de uitingen der volks-
souvereiniteit ooit gedaan heeft. Als schapen
inet kleine koppen beter blijken te zijn dan
met groote koppen, dan kan men zich behelpen
met het streven naar den aaufok van kleinkoppige
schapenniemand zal dan 't uiterste, de vol
maaktheid der kweeking daarin zoeken dat men
eindelijk schapen krijgt zonder kop. Wilde
men dat, het middel is gemakkelijk genoeg.
Zoo ook met een staatkundig recht als 't stem
recht, dat ieder wel even na, maar zeker niet
éven nut is, en dat men in beginsel kan willen
uitbreiden, doch dat zeer zeker geheel verloren
gaat als men de volmaaktheid er op wil toe
passen.
Het moge, oppervlakkig gezien, billijk en
rechtvaardig zijn dat allen het stemrecht uit
oefenen, - wérkelijk dienen alleen zij dit recht
te bezitten, die zekere mate van zelfstandigheid
door ontwikkeling deelachtig zijn, die hen be
voegd maakt het met oordeel des onderscheids
uit te oefenen.
Door de geheele geschiedenis van elk volk
heen ook van het onze blijkt zonneklaar
dat een volk drijft op, gedreven wordt door,
rijst of daalt met zekere kern van de meest
ontwikkelden, eerlijksten en besten. Deze edele
kern is het die een natie doet leven, haar
vooruitbrengt, haar doet wassen op elk gebied,
deze kern is als 't ware de licktdraagster of
't focus, waarvan de verlichting der geheele
natie uitgaat. Waar deze kern om de eene
of andere reden tijdelijk want op den duur
herstelt en handhaaft zij zich toch weder
waar zij tijdelijk haar prerogatieven Iaat slippen,
daar gaat de natie zakken, om niet dan door
tijden van pijnlijke crisis heen weder te stijgen.
Het komt derhalve vooral in onzen tijd maar
aan op de vraag: wordt werkelijk door onze
wetten die, om 't zoo eens te zeggen, meerder
jarige kern in haar geheel erkend en gehand
haafd in haar bevoegdheid om het stemrecht
uit te oefenen?
Het antwoord op die vraag ligt voor de
hand, het luidt zeer bepaaldneenIn zekeren
zin hebben we bij ons veel te veel kiezers, in
een anderen zin hebben we er te wéinig, of
liever we hebben niet hen die we hebben
moesten.
Het bloote feit dat bij alle verkiezingen,
hoogst zeldzame gevallen uitgezonderd, slechts
een klein gedeelte onzer wettige kiezers van
hun recht gebruik maken en verreweg de meesten
het waarschijnlijk- nimmer doen zouden, werden
ze er niet in zekeren zin met de roede toe
gedwongen, dat feit bewijst 'reeds dat we er
zeer velen hebben die het kiesrecht niet waard
zijn, wien 't eigenlijk niet toekomt en die er
meer kwaad meê doen dan goed.
Men kan barmhartig zijn en bij 't tafereel
der dwaasheden van onze Nederlandsehe kiezerij
uitroepenwe vergeven 't hun, want ze weten
niet wat ze doen! maar dit neemt niet weg
dat de toestand alles behalve gezond is.
Waar een gebrekkige wet het stemrecht of
kiesrecht in handen stelt van mensehen die
zich altoos en nagenoeg zonder uitzondering
laten leiden, aanvoeren, gebieden, belezen door
eenige weinige slimmerds, daar zijn in waar
heid slechts deze slimmerds kiezers, met het
kwaad er bij dat zij niet één, maar zooveel
stemmen in de bus brengen als zij schapen in
hun kudde tellen.
Men voert wel eens tegen 't algemeen stem
recht aan dat het de omkooperij zou vermenig
vuldigen dit gevaar is zoo groot niet waar
reeds zonder algemeen stemrecht de stemmen
van vele kiezers zoo veil zijn dat de slimmerds
en geweldenaars met zedelijke eigenlijk hoogst
onzedelijkemiddelen ze in massa voor niet
krijgeD, ja nog geld toe er bij, want hetgeen
met de stemmachines gewrocht wordt, levert wel
eens zeer stoffelijke en tastbare voordeelen op
voor de slimmerds.
Waarlijk zooals de zaken nn staan wordt
met de verkiezingen niet uitgewerkt wat de
bevoegde, intelligente kern der natie zou willen,
als zij in de gelegenheid gesteld was recht
streeks haar wil uit te drukken.
Wat is dat voor een kiesrecht dat straks
een geheele provincie met huid en haar over
levert in de handen van één enkele ietwat breed
vertakte familie, door wat slimmerds voort
geholpen
Daarom is uitbreiding van het kiesrecht op
zichzelf, zonder voorbehoud, dwaasheid te achten.
En dat tegenwoordig niet juist van de radicaal-
liberale zijde op uitbreiding van het kiezersvolk
aangedrongen wordt, maar wel veel meer en veel
sterker door hen voor wie toch de volks-souve-
reiniteit een gruwel is en die nu in dezen dan
in anderen vorm alleen zweren bij 't Goddelijk
recht en 't Goddelijk gezag, dat moest een
vingerwijzing zijn tot groote voorzichtigheid.
Juist de lieden van het Goddelijk gezag be
roepen zich op ,,'t volk achter de kiezers." De
slimmerds weten wel waarom!
Geen uitbreiding dus van 't getal stemmachines,
dat is groot genoeg, te groot zelfs, maar ver
betering van het gehalte der kiezers, door daarin
te brengen al die elementen, die door hun
intellectueele ontwikkeling daarin behooren, doch
er alleen door een op verkeerden, zeker eenzij-
digen grondslag berustende kieswet uit worden
geweerd.
Dus een kiezers-examen? Neen, dat is een
heel handig wapen tegen 't geen we juist zouden
willen. Immers, dan zouden de domste Lim
burgers en Noovd-Brabanters toch altoos nog
wel knap genoeg bevonden worden om kiezers
te zijn, al kenden ze geen letter zoo groot als
de toren van Sittard. Maar 't behoeft geen
betoog dat er eenig duizenden Nederlandsehe
burgers zijn, van wie men a priori door de
betrekking die zij bekleeden of 't diploma van
volbrachte studiën dat zij bezitten, zeggen kan
dat zij bevoegd zijn om kiezers te wezen.
De census moest dus niet uitsluitend de
maatstaf zijn, al wilde men hem ook niet ge
heel verwerpen.
De patent-belasting moest in de berekening
van den census niet meetellende hoofdelijke
omslag daarentegen wel.
Verder is een indeeling der kiesdistricten,
waarbij de oplossing van geheele steden mo
gelijk is, (Leiden b.v.), zeer zeker hoogst
gebrekkig. Zij zou de oude bedeeling van
Edelen, Steden en Plattelanders bijna doen
terug verlangen, als in menig opzicht veel
zuiverder om tot een zooveel mogelijk juiste
uitdrukking van 't intellect der natie te geraken.
De beginselen van '89 zijn goed, maar de
jammerlijk gebrekkige waarborgen die men ge
maakt heeft om ze te bewaren, hebben binnen
nog geen eeuw schier gemaakt dat men wel
mag uitroepen c'est a refaireEn een eeuw
verspild is veel verloren voor een volkje dat
toch niet eeuwig duren zal, maar op zijn tijd
zal wegduiken in den grooten stroom die er
overheen komt met langzame maar onvveder-
staanbare gewisheid.
TWEEDE KAMER.
Maandag nam. te half visr heeft de Kamer de
werkzaamheden hervat. Er zijn ingekomen de kennis
geving van het overlijden van het lid voor Haarlem
mermeer, baron van Heemstra, een aantal kleine
wetsontwerpen, tot naturalisatie enz., een missieve van
den Min. van Koloniën houdende kennisgeving dat
het wetsontwerp tot vaststelling van het slot der
rekening over 1875 door omstandigheden nog niet
kan worden ingezonden, een wetsontwerp tot herzie
ning van de wet op het Lager Onderwijs, enz.
In een volgende zitting zal de dag worden bepaald
voor de benoeming van een commies-griffier bij de
Kamer, in plaats van den heer Star Ntiman, die naar
de le Kamer is overgegaan.
Bij monde van den heer de Jong wordt rapport
uitgebracht van de enquête omtrent de longziekte
ouder het rundvee. De conclusie van dat rapport
is, dat de commissie voorstelt,, dat door de Kamer
besloten worde het verslag in afschrift te zenden aan
den Min. van Binu. Zaken met verzoek om de daarin
voorkomende wenken in ernstige overweging te nemen,
en voorts dat de Kamer meer bepaaldelijk de wen-
schelijkheid uitspreke
1°. Dat het Staatstoezicht in die gedeelten van
het Rijk, waar de besraettlijke longziekte heerscht,
worde versterkt.
2°. Dat de onmiddellijke aangifte van het eerste
ziektegeval in een verdachten koppel zooveel mogelijk
door wetswijziging worde bevorderd.