ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor kt arrondis-
seinent Zierihec.
1878. No. 12. Woensdag 13 Februari, 81ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Het Algemeen Stemrecht.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post I,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Do o il ber i oh ten van 16 régels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1B regels, mits contant betaald, 35 et.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den Uitgever II. LAKEIVDIAIV.
ii.
Onze brokswijze medegedeelde opmerkingen
voortzettende, stellen we thans op den voor
grond dat, al heeft men in het afgetrokkene
de volstrekte algemeenheid van het stemrecht
in eiken staat aangenomen, het in de toepas
sing wezenlijk minder op dit beginsel aankomt
dan wel op de noodzakelijkheid der beperking
van het recht, omdat het onbeperkt niet voor
komt en het daarheen te drijven gewis niet
in iemands hersenen, zelfs niet in die van den
vnrigsten radicaal, zal opkomen.
Men zou in 't algemeen wel kunnen aan
nemen dat de beperking van het recht van
allen om hun stem te doen hooren in de oudste
staten eu maatschappijen minder groot geweest
is dan in de latere, en ook dat na een lang
durig tijdperk van ontwikkeling, de geesten
zich ook weer als van zelf richten naar een
zooveel mogelijk zuivere toepassing van het
algemeen stemrecht. Hieruit schijnt af te leiden
dat in de primitieve staten het recht uit den
natuurstaat zelf voortvloeit en dat het dit even
zeer doet uit een als bereikbaar veronderstelden
en daarom nagejaagden staat van volmaaktheid.
Met geen dezer toestanden hebben wij Neder
landers evenwel op ons tegenwoordig standpunt
van ontwikkeling te doen. Alleen kan het
van belang zijn op te merken, dat wat er bij
ons volk inzit van waardeering van het alge
meen stemrecht en van een streven naar de
erkenning van dat recht in onze staatsinrichting,
toe te schrijven is aan onze Germaansche af
komst. Immers bij de onde Germanen was
het staatsleven in dien zin vrij ver ontwikkeld,
zeker veel verder dan bij ons, al doen we ook
nog zoo lustig aan politieke tinnegieterij. Bij
de Fransehen is de volksgeest ten aanzien van
dit vraagstuk zeker veel minder een overblijfsel
van de Germaansche denkbeelden dan bij ons;
daar zijn Romeinsche invloeden veel meer merk
baar. Een vluchtige blik op de geschiedenis
der proefnemingen met het algemeen stemrecht
in Frankrijk na 1789 en bij ons na 1795 en
een vergelijking van wat destijds in beide
landen gedaan en door de ervaring geleerd
werd, zal dit ieder doen zien, die zich de moeite
van een onderzoek getroosten wil.
Het is echter niet noodig in onze historie te
graven tot op de diepte der Germaansche tijden.
Trouwens het zou bezwaarlijk zijn een zuiver
beeld van de toenmalige toestanden te ontwerpen,
daar in onzen oudsten historischen tijd de slavernij
en de lijfeigenschap hier reeds bestonden en
dus het tijdperk van de zuivere democratie al
lang voorbij moet geweest zijn. Voor 't oogen-
blik en voor 't doel van deze opmerkingen is
het voldoende op te klimmen tot het tijdvak,
waarin hier te lande de burgerstand ontstond.
Het blijkt dat reeds vóór ongeveer acht
eeuwen in de Nedevlandsche steden een soort
van algemeen stemrecht van kracht was. Voor
alle zaken die het gansche lichaam der burgerij
betroffen, b.v. voor de vaststelling van belas
tingen, werden alle burgers bij klokkeslag op
geroepen. Zij waren ook verplicht te komen,
want wie wegbleef verbeurde boetewaaruit
blijkt dat reeds toen dit zoo verbeven recht
voor velen meer een last dan een voorrecht
moet geweest zijn.
Voor het platte land bestond iets dergelijks
als voor de steden; de bekende landdagen in
de onderscheidene gewesten zijn bier de be
wijzen van.
Niet enkel voor de behandeling van belasting
zaken, voor de reclitsbedeeling of voor de be
raadslaging over openbare werken, werd de
burgerij en corps opgeroepenhet had ook
plaats bij de huldigingen van vorsten en bij
andere gelegenheden.
Toenemende ontwikkeling var; het stads- en
staatsleven maakten gedurig menigvuldiger be
roepingen op het algemeeu stemrecht noodig;
dit recht werd er ook gaandeweg lastiger bij.
Bovendien, belangstelling in de publieke zaken
laat zich wel wensoben, niet dwingen.
Reeds in 1265 vindt men te Dordrecht
„schout, schepenen en raden," welke laatsten
de mandatarissen, of liever de vertegenwoordi
gers waren der geheele burgerij, die dus toen
eigenlijk reeds van baar algemeen stemrecht
had afstand gedaan, voo, zoover dit baar de
deelneming aan het bestuur der gemeente
verleende.
Weldra ontstonden nu allerwege in de steden
do vroedschappen eu de gilden, twee instel
lingen waardoor de burgerij wel indirect iets
van haar iudividueele recht van spreken en
stemmen overhield, maar waardoor toch eigeulijk
het zuivere algemeen stemrecht in onbruik
geraakte.
Merkwaardig is het boe men in de vroedschap
pen, d. i. de eorporatiëu der vroedsten, of meest
wijzen en ontwikkelden, een soort van erken
ning van het recht der capaciteiten terugviudt,
en in de gilden met hun besturen een soort
van toepassing van bet beginsel van den census.
Van den grondslag van het algemeen stem
recht, in1. de volkomeu gelijkheid der individus,
was men toen sinds lang afgeweken, en daar
entegen zocht men een maatstaf voor de kies- of
stembevoegdheid in de verstandelijke ontwik
keling, alsmed,e in aanzien en grootheid onder
de burgerij, zooals deze 't gevolg was van
geldbezit of geldverdienen.
Onder de werking der vroedschappen en der
gilden is, behoudens zekere aangeboren vrij
heids- en burgerzin, het individueel gevoel voor
het algemeen stemrecht vrij algemeen in slui
mering geraakt. Zoozeer zelfs dat versmading
van het algemeen stemrecht spreekwoordelijk
is geworden. „Wat de lieeren wijzen, zullen
de mannen prijzen", werd een burgelijke ge
loofsbelijdenis. „Wiens brood men eet, diens
woord men spreekt", werd de formule waarmede
vaak iedere uiting van het individueel gevoelen
werd onderdrukt, als onpractisch, tot nietsnut,
ja zelfs schadelijk voor de persoonlijke belangen.
Dat zit nog wel in de menschen, zoo kiezers
als ze zijn tegenwoordig, zelfs in sommige
kiezers voor de Tweede Kamer zit 't, al betalen
ze ook een hoog veelvoud vau den census.
Dat ieders stem zijn rechtmatig eigendom
is, waarover hij beschikken kan naar zijn wel
behagen, d. i. natuurlijk naar zijn beste weten,
deze waarheid is al sinds eeuwen door ons
volk vergeten.
Geld, geboorte en talent zijn de klampen
geworden, waaraan het op zichzelf volstrekt
algemeene recht nog zoo wat heeft willen houden.
Het geld het meest. Van dien kant gezien
is het al zeer verklaarbaar hoe onze nieuwere
grondwetten-makers geen anderen maatstaf voor
stem- en kiesbevoegdheid hebben weten te vinden
dan het geld. Niet juist geldbezit, de schijn
daarvan is veelal ook volkomen voldoende (patent
belasting).
De revolutie-mannen van 1795 hebben be
proefd tot de zuivere toestanden terug te keeren
zij huldigden bet beginsel der volks-souvereiniteit
eu ook liet algemeen stemrecht. Aldra werd
echter de proefneming opgegeven. De „grond
vergaderingen" werden een wassen neus, een
komedie-vertooning. Vooral bij ons werd iu
dit opzicht de bijl reeds dadelijk bij de oprichting
der vrijheidsboomen aan den voet daarvan neder-
gelegd. De geschiedenis van de knoeierijen ter
beperking van bet algemeen stemrecht, vooral
in bet tijdperk van 1796'98, is waarlijk
ergerlijk, en dit te meer daar zoovelen der
mannen van den dag uit dat tijdperk het
toeb zoo kwaad niet meenden. Zij leveren een
leerzaam tafereel van liet onpractische en on
bruikbare vau bet doctrinarisme.
Men moet met de omstandigheden rekening
houden, zoo dit ergens waar is, dan is 't wel
bij de vraag van bet algemeen stemrecht. Des
tijds bielden de voorgangers des volks zoo
streng rekening met de omstandigheden dat de
partijen onderling zelfs elkanders aanhangers
eenvoudig van bet stemrecht wilden uitsluiten.
De aan de kiezers opgelegde verplichting om
vóór zij hun stem uitbrachten de bekende ver
klaring van 22 Januari 1798 afteleggen, was
een slag in bet aangezicht van bet algemeen
stemrecht.
Wordt vervolgd.
Binnenland.
Zierikzee, 12 Febr. Gisteren avond werd in eene'
Vergadering van liet Departement van Nijverheid
de vraag behandeld
z/Zijn er overwegende bezwaren verbonden aan de
oprichting van een flesschen-fabriek in Schouwen en
Duiveland"
Na ampele bespreking, waarbij dr. Gratama, leeraar
aan de H. B. school, belangrijke mededeelingen deed
nopens de inrichting van zoodanige fabrieken, kwam
de vergadering tot de conclusiedat aan de oprichting
bezwaren zijn verbonden, doch niet van overwegen
den aard.
Dat nieuwe bezems schoon vegen, schijnt na de
optreding van ons tegenwoordig Kabinet aan het De
partement van Oorlog te worden in toepassing gebracht.
Ofschoon, als doorgaans, die geruchten veel meer zeggen
dan de feiten tot nog toe bewezen, zoo hebben er toch
nog al belangrijke veranderingen van personeel plaats
gehad, 't Had er volgens geruchten wel iets van of
de Minister van Oorlog een soort Augias-stal te ruimen
heeft gekregen. En nog moet het einde nog niet
daar zijn. Zelfs het gebouw zou onder handen genomen
worden, natuurlijk onder advies van den onmisbaren