ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondis- ment Zierikiee. 1878. No. 7. Zaterdag 26 Januari. 81ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD EEN KEUKJENPftAATJE. Openbare Raadsvergadering Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post I, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEXMAlV. IV. Er is in de maatschappelijke huishouding een allerbelangrijkst verschijnsel om 't zoo nu maar eens te noemen dat ook bij dit keukenpraatje te pas komt, en dat zich inzon derheid openbaart met betrekking tot de productie of voortbrenging van voedingsgewassen en den marktprijs dezer producten. Het is dit: er moet een zekere harmonie zijn tussehen den prijs waarvoor een zeker voedingsartikel op de plaats zijner voortbrenging verkocht en ge kocht kan worden, en de som gelds die de verbruikers ieder voor zich bij machte zijn daar voor te besteden. Het is bet op zichzelf een voudige beginsel van vraag en aanbod, maar ingewikkeld en samengesteld geworden door bijzondere omstandigheden. In een streek waar veel kolenmijnen zijn b.v. is de hooge of stijgende prijs van de kolen op de groote markten van dit artikel onge twijfeld niets dan voordeel voor de groote menigte der bevolking van die streek; immers de kolen maken op zichzelf niet een hoofdartikel van dagelijksche behoefte uit en zeker zijn ze geen voedingsmiddel. De hoeveelheid die elk indi vidu in een kolenstreek voor zich noodig heeft is niet groot en zeker daar altoos goedkooper te krijgen dan ergens anders. Hooge kolen- prijzen zijn derhalve een voordeel voor de kolen- districten. Iets dergelijks is het geval met vele andere producten, liet ijzer, 't koper en andere mineralen, ook met de zoogenoemde handels- gewassen, b.v. vroeger bier bij ons met de meekrap. Maar met de zoogenoemde nood zakelijke levensbehoeften, met de voedingsstoffen, vooral met de hoofdfactoren der voeding is bet zoo tamelijk anders gesteld, onder sommige omstandigheden. Om eens iets te noemenNederland is een vleeschvoortbrenger. Wat moet er nu geant woord worden op de vraag wat voordeeliger is: hooge veeprijzen of matige, of lage; of een neiging tot klimmen, dan wel een tot voortdurend dalen een gunstig verschijnsel is 't Antwoord is niet zoo licht te geven. Gaan we verder. Nederland is een visscher; wat valt er te antwoorden op de vraag wat voordeeliger is: hooge en al klimmende viscli- prijzen, gemiddelde, of lage'? Nederland is zuivelbereiderwat is nu 's volks voordeel al klimmende prijzen van melk, boter en kaas, of matige of wel lage prijzen Nederland brengt granen en peulvruchten voortwat is 's volks belang nu ten aanzien van de prijzen dier producten In 't algemeen en op grond der staathuis houdkundige theorie, kan liet antwoord niet twijfelachtig zijn, en bet luidt: hooge prijzen, al klimmende prijzen zijn voordeeligerwat was Nederland zonder zijn uitvoer en zonder de hooge prijzen die 't op de biiitenlandsche markt voor zijn producten maakt! Maar't valt in het oog dat de zaak volstrekt niet gelijk staat b.v. met die van de zooeveu aangehaalde kolen- en andere mijndistricten. Immers de genoemde lioofdvoedingsmiddelen zijn veel meer onmisbaar op de plaats der productie zelf, dan de producten die niet tot voeding dienen dit zijn op de plaats van bun oorsprong. Er moet daarom op de plaats zelfvan voort brenging der voedingsartikelen zulk een ver houding bestaan tussehen de marktprijzen en het betaalvermogen der verbruikers, d. i. kier van elk individu in het bijzonder en zonder uitzondering, dat zooveel mogelijk ieder voor zich zijn behoorlijk aandeel in liet verbruik kan bekomen. Wordt deze verhouding verbroken, dan ontstaat verarming, boe boog de productie ook opgedreven zij, en des te meer verarming naarmate de marktprijzen nog meer stijgen. Zoo al klimmende marktprijzen wezenlijk op zichzelf een voordeel waren, dan zon een voort durend en snel klimmen dit voordeel ook steeds vergrooten, iedere rijzing van de markt der voedingsartikelen zou een voordeel zijn voor 't volk als voortbrengermaar zoo zon men ten laatste er toe komen dat men in een land overvloeiende van melk eu honig, verging van gebrek. De maag toeli laat zieh niet paaien met de klinkende niurt; zij eisebt voedsel. Er moet dns zeker evenwicht bestaan tussehen de marktprijzen der voedingsartikelen en liet betaalvermogen der individu's, anders is of ontstaat er armoede te midden van den overvloed. (Dat beet ook wel pauperisme.) Men moet bij deze redeneering ecliter om zichtig zijn. Ik wil volstrekt niet zeggen dat b.v. op de visscliersplaatsen de hooge prijzen van de viscb niet een wezenlijk voordeel zijn ze zijn dit ongetwijfeld. Op het visschersdorp aan de rivier, waar de zalmvisscherij bloeit, zijn hooge zalinprijzen een wezenlijk voordeel. Op de hofstede van den boer die voornamelijk tarwe verbouwt, wordt een buitengewoon hooge graanmarkt terecht als een buitenkansje met vreugde begroet. Maar we bezien hier nu zeer beperkte kringen, en wat daar waar is, geldt nog niet voorden veel grooter kring van het gehecle land, tenzij over dat geheele land elk voor zieh direct iets pro duceert wat hij aan de wereldmarkt kan brengen tegen zulk een boogen prijs dat zijn persoonlijk betaalvermogen daardoor toereikend wordt voor de voldoening zijner persoonlijke recklstreekscke belioefteu. Dit nu ontbreekt wel eens, ja is een ijdele droom, een dwaasheid schier als men de werkelijkheid waarneemt. Let men nu na deze opmerkingen te hebben in overweging genomeu eens op de aardappelen als handelsartikel en als een voedingsmiddel dat feitelijk schier onmisbaar geworden is, dan neemt men wonderlijke, en ik noem ze ook ziekelijke, verschijnselen waar. De aardappelen zijn tot dusver bij ons te lande geen artikel van uitvoer geweest, dan alleen voor zoover het Westland betreft eu daar hebben zij meer dan waarschijnlijk als zoodanig bun beste dagen gehad. Als bandels- artikel worden ze verbouwd in de veenstreken van 't Noorden. Men mag stellen dat al de aardappelen voor voeding geschikt, ook voor de biuuenlandsche cousumtie bestemd zijn. Men kan Verder aannemen dat door het geheele land aardappelen verbouwd worden. Hieruit zon men nn heel geleidelijk afleiden dat er dan ook een zekere marktprijs, behoudens kleine verschillen, voor het geiieele land zal moeten ontstaan zijn. En ziet, dit is geenszins het geval. Schier elk plekje dat aardappelen pro duceert heeft een eigen marktprijs een eigen markt niet altoos. Van daar dat men het inderdaad vreemde verschijnsel waarneemt, dat in aan elkaar grenzende gemeenten, vooral van de zoogenoemde „vroege," diedan toch gedurende nagenoeg vier maanden gebruikt worden, de prijzen zoo enorm verschillen dat het tegen alle wetten van handelsbeweging en marktprijs indruischt; het verschil is soms 60 a 80%, ja wel eens 100%. Hieruit blijkt dat in honderden gevallen op de plaats van productie tevens plaats van consumtie het artikel zeer veel te duur wordt betaald. Het is niet noodig te betoogen dat de aardappelen iu verhouding tot hun wezenlijke voedingswaarde veel te duur worden betaald. Dat de voortbrenger ze zoo duur mo gelijk tracht te verkoopen is hem niet kwalijk te nemen. Maar de fout zit dunkt mij meer bij 't verbruikende publiek, dat zich nu een maal de aardappelen tot iets onmisbaars beeft gemaakt en daarin heeft gedwaald. En ten aanzien der zoogenoemde winteraardappelen zit er, naar ik meen, ook een fout in de ver keerde gewoonte van, bet koste wat bet wil, aardappelen te willen „opdoen." Men kan voor een afzonderlijk geval wel beredeneeren dat dit voordeelig is voor den verbruiker; maar men kan in liet algemeen veel lichter bewijzen dat het slechts voordeel is voor enkele handige producenten en speculanten. Legde 't publiek over 't algemeen de gewoonte af van te hooi en te gras te willen „opdoen," dan zou gewis al dadelijk liet loos alarm over „de ziekte" zijn voor de verbruikers nadeelige uitwerking ver liezen. Terwijl toch de aardappelen over 't algemeen zeer nabij de plaats van bun oor sprong worden verbruikt, ziet men niettemin dat alarm telken jare overal zijn effect doen. Omdat te X over ziekte geklaagd wordt (terecht of te onrechte en doorgaans zeer overdreven) ziet men te Y, dat er misschien veertig uren van daan ligt, de aardappelen duur worden, ondanks den daar bestaanden overvloed, en dat vaak terwijl er nog nooit een enkele aardappel van X naar Y, of omgekeerd, verzonden is. Op dezen voet zullen hooge aardappelprijzen geen voordeel maar een groot nadeel zijn. Zoo absorbeeren de als voedingsmiddel zeer weinig beteekenende aardappelen, feitelijk op vele plaatsen, en daardoor eigenlijk voor 't geheele land, nagenoeg al het betalingsvermogen dat de bevolking voor haar voeding kan aanwenden. Inderdaad, dat is een groot kwaaddat be doelde ik, toen ik beweerde dat een volk ziob op den duur aan de zoo te onrechte hoog ge roemde aardappelen arm kan eten. Slot volgt.) gehouden te ZIERIKZEE den 23 Januari 1878. Voorzitter Mr. Ganderheijden. Afwezig zijn de lieeren Lubj'ij11 en Jhr. Mr. Boeije met kennisgeving, Zuurdeeg, Houwer en Mr. Schneiders van Greijftensvvertli. De lieer Ochtman is onder liet lezen der notulen binnengekomen. De notulen van het verhandelde in de vorige ver gadering worden gelezen en goedgekeurd. De Voorziiter doet mededeeling van de navolgende ingekomen stukken 1°. vier brieven van Gedeputeerde Staten, houdende a. goekkeuring der gemeentebegrooting voor het dienst jaar 1878; b. goedkeuring van een raadsbesluit tot beschikking over den post van Onvoorziene Uitgaven, dienst 1877; c. goedkeuring van het le Suppletoir Kohier van den Hoofdei. Omslag, dienst 1877 en d. goedkeuring van het Suppletoir Kohier der Honden belasting, dienst 1877 welke voor kennisgeving worden aangenomen; 2°. een brief van den lieer Mr. C. J. Fokker, houdende bericht, dat hij zijne herbenoeming tot Regent van het Burger-Weeshuis aanneemt; 3°. brieven van de lieeren Dr. J. K. de Bruijne en P. van der Veen, houdende bericht, dat zij hunne benoeming tot leden der Plaatselijke Schoolcommissie aannemen 4°. een brief van den lieer C. J. van Zandijk, houdende bericht, dat hij zijne herbenoeming tot Regent van het Burgerlijk Armbestuur aanneemt; 5°. een brief van den lieer P. O. van de Velde Olivier, houdende bericht der aanvaarding van de aan hem opgedragen waarneming der lessen in de Staatswetenschappen aan de Hoogere Burgerschool 6°. een brief van Dr. W. D. Gratama, te Gro ningen, houdende bericht, dat hij zijne benoeming tot leeranr iu de Scheikunde enz. aan de Hoogere Bur gerschool aanneemt. Voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter doet mededeeling van eene missive van den heer W. O. Swaving, houdende kennisgeving, dat hij voor zijne benoeming tot leeraar in de Ge schiedenis bij de Hoogere Burgerschool alhier bedankt, welke mededeeling voor kennisgeving wordt aange nomen. De Voorzitter geeft verder kennis, dat eene nieuwe oproeping is gedaan van solici tan ten naar die be trekking en dat door den Directeur dier school in de tijdelijke waarneming der lessen iu de Geschiedenis is voorzien, door die op te dragen aan de lieeren Dr. Schuringa, Conradi, Hofman en zich zeiven. Op voorstel van Burgem. en Weth. wordt besloten, om de aan die betrekking verbonden jaarwedde aan die lieeren tijdeus die waarneming toe te kennen. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mede deeling, dat op den 19 Januari zijn opgenomen de kas en boeken van den Gemeente-Ontvanger en dat toen bleek dat over de dienstjaren 1877 en 1878 was ontvangen eene som vanf 108730,37 en uitgegeven- 105408,395 Alzoo meer ontvangenf 3321.975 Waarbij komt het goed slot der re kening over 1876 ad- 3188,38s Zoodat in kas moest zijn. 6510,36 juist overeenkomende met de vertoonde gelden en geldswaarden. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aange nomen, dat de diverse middelen hebben opgebracht gedurende 1877 -• Zelkasch f 12636,60; scliorgrond en schoraarde 226,64; graszoden en korenaarde f 25,86afgeleverde leem ƒ28; in gebruik gpgeven gemeentegrond f 48,40 weekmarkt-gelden f 193,25; en de in 878 gehoudene verkooping van doode boomen en hakhout f 195,10.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1878 | | pagina 1