ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor liet arrondis-
sement Zierikee.
1878. No. 5. Zaterdag 19 Januari, 81ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
EEN REEKENPRAATJE.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
llle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever IB. LAItENMAN.
in.
Is er alzoo veel dat tegen de aardappelen
getuigt als eersten factor van de volksvoeding,
zijn de aardappelen om dien hoogen rang te
mogen innemen veel te uiteenloopend en te af
wisselend in prijs, veel te onzeker van gewas,
veel te onvast van gezondheid en door allerlei
onzuivere aanleidingen veel te hoog in prijs in
verhouding tot hun innerlijke waarde als voe
dingsmiddel, er is nog meer.
Ik zou, als men 't voor een oogenblik niet
al te excentriek wilde vinden, de ten onrechte
zoo gevierde aardvrucht, wel willen noemen
den derden of vierden stand onder de voedings
gewassen. Eerder nog den vierden dan den
derden. De granen zon ik nog altoos op don
hoogsten trap plaatsendan de peulvruchten
daarna sommige groenten en allerlei boom
vruchten, eu eindelijk het plebsde aardappelen.
Dat ze, uit een plantkundig oogpunt be
schouwd, eigenlijk een abnormaliteit zijn, een
uitwas of vergroeiing der wortels van het ge
slacht solamum tuberosum(dat tnsschenbeide
gezegd een geslacht is dat ouder zijn familie
leden zeer vergiftige gewassen telt, uien denke
slechts aan de zwarte nachtschade), en dat ze
derhalve niet eens den naam van vruchten ver
dienen, wil ik nu laten rusten. De aardappels
zijn niet verantwoordelijk voor hun afkomst,
en dat zij maar een door kunst verkregen af
wijking der natuur zijn, hebben ze met nage
noeg alle voedingsgewassen of zoogenoemde
vruchten gemeen.
De grieve, die ik heb, is dat de aardappel
door den landbouwer verwaarloosd wordt en
sinds lang is verwaarloosd, zoodat wellicht
voornamelijk daaraan zijn ontaarding geweien
moet worden, terwijl het zeer bepaald een reden
moest zijn om hem niet als No. 1 op de volks
tafel te erkennen en te huldigen.
Laat ons om dit nader aan te toonen niet ver
van huis gaan. Ieder weet welk een door het
geheele land verbreiden goeden naam onze
Zeeuwsche aardappelen gehad hebben, vóór een
dertig, veertig jaar. Waar is die schoone re
putatie gebleven Dat men nog tegenwoordig
in Holland de Zeeuwscbe aardappelen, althans
sommige soorten, hooger scliat dan andere, is
waar en heeft ook grond, want ze zijn beter
dan vele Iiollandsche en andere soortenmaar
dat is in lange niet meer de oude reputatie
van uitmuntendheiddie is weg. Ik meen liet
niet ver mis te hebben als ik zeg, dat dit een
voudig gekomen is door voortdurende veron
achtzaming der aardappelteelt, 't Is mij niet
recht duidelijk of onze landbouwers deze rede-
neering volgenonze grond is veel te goed en
te voornaam voor aardappels, dan welde
aardappels zijn een te min gewas, om er wat
moeite aan te doen, 't welk ook ongeveer op
hetzelfde neerkomt. Voor het aardappelland
heeft men weinig of niets over. Als een blok
land „afgeboerd" is, dan acht men het altoos
nog goed genoeg om 't tegen vrij liooge on
derpacht aan dezen of genen te gunnen voor
aardappelteeltmest komt er dan doorgaans niet
op, als de onder-huurder er die zelf niet op
brengt, 't welk deze doorgaans niet doet, noch
kan doen
Zou hierin ook een oorzaak kunnen liggen
van het doorgaand slecht gewas dat men op
die wijs verkrijgt? 't Kan waar zijn dat de
aardappel zulk een groot proletariër of paria
is dat hij zich in alle mogelijke treurige om
standigheden schikt, doch hij doet dit dan ook
als een paria, niet bloeiend en welvarend,
maar verarmend, en verbasterend.
Een tweede bewijs van verwaarloozing in de
cultuur, meen ik hierin te zien dat er meestal
zeer slechte poters worden gelegd. Men zoekt niet
de schoonste en gaafste om te zetten men duwt
maar in den grond wat men aan den voertrog
van de varkens en aan de keuken van de
meuseheu als 't ware heeft onthouden met
gierige vingers. Met geen enkel gewas wordt
zoo verregaand slordig en stiefmoederlijk om
gesprongen, als met de aardappelen. Voor
zaaigraan, vlaszaad, boonen enz. draagt men
groote zorg eu heeft men extra-geld over, en
dat is goed en verstandig, dat brengt ruime
vergoeding op. Maar hoe weinig boereu en
burgers zijn er, die ten aanzien van de aard
appelen ook zoo handelen
Ja, er zijn er die eenige zorg er aan be
steden, doch ze zijn zeer dun gezaaid.
Ik wil nu nog niets zeggen over de won
derlijk cynische meening die men in Groningen
en Friesland heeft omtrent de aardappelen voor
de fabrieken, en in welke soorten men nu al
reeds aan 't speculeeren is op voorhand van
den oogst van 1878. Men durft daar zeggen
hoe slechter de aardappelen voor de fabrieken
zijn hoe beter! Iets dergelijks durfde men
vroeger in 't Westland van Holland ook wel
zeggen van de „vroege" die „toch maar voor
den Engelschman" waren en waarvan 't er dus
niet op aan kwam.
Ik heb nog een derde bewijs van de boven
genoemde verwaarloozing. Men teelt soms jaar
in jaar uit op 't zelfde land niets anders dan
aardappelen en altoos maar zonder mest. Ik
ken een lioek tuingrond, waarop ik nu onge
veer zestien jaar achtereen, jaar aan jaar, nooit
iets anders gezien heb dan aardappelen, terwijl
ik er nooit mest heb zien opbrengen. Zoo
iets zal nu wel zeldzaam zijnmaar dat er
één enkel voorbeeld van is, bewijst reeds al te
veel voor wat ik zeide, toen ik den aardappel,
den paria, den verworpeling onder de voeding-
gewassen noemde.
Wordt vervolgd.
Binnenland.
Zierikzee, 15 Jan. lieden avond trad in ons
Departement van het Nut op de heer C. Hofman.
Iiij onthaalde zijn gehoor op een Fantasie.
liet is de laatste dag des jaars. Tegenover den
toren, welks klok de twaalf laatste slagen des jaars
dreunend doet hooren, staat een man. Deze man is
het beeld der menschheid. Hij ziet tefug op het leven,
dat achter hem ligt. Iiij is kind en hij is jongeling
geweest. Iiij heeft, in zijn eenvoud, de zon zijn vader
genoemd. Hij heeft zich voor de natuur neergebogen. Iiij
heeft gespeeld en gedarteld, bemind en gedroomd. Thans
is hij man geworden. Nu ziet hij in, dat hij van edelen
bloede is, en dat hij aan meerderen dan aan natuurkrach
ten zijn oorsprong dankt. Hij voelt dat hij tot werken,
streven en strijden is geroepen. Iiij ziet in, dat de
mensch geen gevloekte maar een gezegende moet
heeten. //Vrede op aarde, in mensclien een welbehagen
zoo luidt de blijde waarheid, der wereld verkondigd.
Wel is deze heilgroet nog niet geheel in vervulling
gegaan, maar toch, daarheen moet het. De zwaarden
moeten in kouters omgeslagen. De aarde moet een
tempel des vredes en der liefde worden. Dwazen en
boozen, welke deze heilrijke toekomst willen vertragen
of tegenhouden! Zij zullen den tijdgeest niet tot
staan brengen. Voorwaarts leidt de weg, voor allen,
ook voor ons, ook in het nieuwe jaar.
Bedriegen wij ons niet, dan is dit de gang van
des Sprek-ers gedachten geweest, als hij zijn lezing
ten papiere bracht.
Tal van ware opmerkingen werden hier en daar
ingevlochten. Nu staren wij op hen, die een onschoon
doel najagen, dan op de helden in de Rijken van
wetenschap en kunst, welke zich de onsterfelijkheid
verwierven. Het eene oogenblik lachen wij met de
dartele jeugd, die maar wil dat de Vorst des Tijds
zich sneller zal reppen, immers de nieuwe tijd voert
nieuwe bloemen meê; straks beven wij met den meer
bedaagde, wieus ervaring hem leefde, dat elke nieuwe
tijd nieuwe zorgen meebrengt.
Ware de heer Hofman iets spaarzamer met zijn
beelden geweest, zijn stuk zou daardoor aan duidelijk
heid gewonnen hebben. Men kan ook //des guten
zu viel" doen.
De voordracht liet niets te wensclien over. Zij
was schoon. Zij was, zooals wij haar van den heer
Hofman verwachtten.
Zjertkzee, 18 Jan. Van de Engelsche schoener
z/Ripple", kapt. Morrish, op Banjaard gestrand, zijn
enkele vaten krenten hier aangebracht. Men vermeent
dat verscheidene vaartuigen naar hier ladende zijn.
Wij vestigen de aandacht op de uitnoodiging van
het bestuur der //Liberale Kiesvereeniging." Reeds
zijn vele personen tot die vereeuiging toegetreden.
Zij strekt haar werkkring ook uit tot al de gemeenten
van Schouwen en Duiveland. Wij twijfelen niet of
vele kiezers van het platte land en uit Brouwershaven
zullen aan de uitnoodiging van het Bestuur gevolg
geven.
Zieuikzee, 18 Jan. De schrijver der //Residentie-
brieven" in liet Zeeuwsch Dagbl., het gerucht aan
roerende dat de Gouv.-Gener. van Lansberghe zou
aftreden en opgevolgd worden door den heer Fransen
van de Putte, meent te kunnen verzekeren dat aan
die terugroeping niet wordt gedacht. Zooals 't gerucht
luidde, was er ook juist geen sprake van terugroeping
maar zou de heer van Lansberghe wegens ziekte zelf
willen aftreden. Wat de corr. zegt omtrent de goede
verhouding van den Indischen landvoogd tot den
Minister van Bosse, zou er dan niets mede te maken
hebben. Ondertusschen kan de corr. 't wel bij- 't
rechte eind hebben, als hij zegt, dat de heer v. d.
Putte er niet toe zou besluiten naar Indië te gaan,
daar hij veel en ernstig sukkelt aan zware hoofd
pijnen, 't gevolg van herhaalde congesties.
Dezelfde Haagsche briefschrijver vertelt ook dat
men er in 't aanstaande nieuwe kiesdistrict Hilversum
aan denkt eventueel den heer Heemskerk tot lid dei-
Kamer te kiezen, op grond van de wenschelijkheid
dat de ex-Minister zeker in de eerste plaats de man
is om bij de aanstaande behandeling der onderwijs
wet een woordje mee te praten. Buiten twijfel is
dit zoo en moet men erkennen dat de Natie er zeke
r