I
11
van Zaterdag 29 December 1877,
Buitenlandsch Overzicht.
M
Vergeleken bij den toestand van eenige weken ge
leden is het in Frankrijk thans zeer kalm. Men is
er echter de pas eenigszius bedaarde stormen nog
geenszins vergeten. Gaandeweg -komen ophelderingen
en -onthullingen, waardoor meer licht geworpen wordt
over den waren staat van zaken gedurende de crisis.
Het is nu alreeds genoegzaam bewezen dat in de
laatste dagen van het ministerie Rochebouet alles
gereed was voor een geweldigen staatsgreep door
middel van soldaten. De regimenten van eenige
garnizoensplaatsen in den omtrek der hoofdstad hebben
gereed gestaan om tegen Parijs afgezonden te worden.
Maar en dit is een groot lichtpunt in die treurige
zaak er zijn ook officieren geweest, die ronduit
geweigerd hebben zich voor burgermoordenaars te
laten gebruiken.
Het tegenwoordige gouvernement is nog ijverig
bezig met het wegzenden en vervangen der ontrouwe
ambtenaren. Ontrouw, zoo mogen wé de verraders
der republiek wel noemen, want de republiek is in
alle geval de wettige en gevestigde regeeringsVorm.
Behalve de 83 prefecten die aan den dijk gezet zijn,
heeft de regeering nu ook ruim 500 vrederechters
(kantonrechters), afgedankt, die zich gecompromitteerd
hadden. Vele door de 16 Mei-mannen afgezette
ambtenaren zullen weder hersteld of elders geplaatst
worden.
Voor 't oogenblik staan de zaken te Parijs vrij wel.
Mac-Mahon is op het Marveld geweest om de
werken voor de tentoonstelling in oogenschouw te
nemen.
De club van het Elysée is oogenschijnlijk ontbonden,
althans tijdelijk uit elkaar. Geheel gerust is men in
het republikeinsche kamp nog niet. Men stelt daar
vooral voorop dat grepen als die van 16 Mei met de
daaraan verbonden gevaren, zoo mogelijk voor goed
onmogelijk gemaakt moéten Worden.
In de industriëele kringen schijnt eenige verbetering
te komen. Eenige fabrikanten, die reeds haddèn aan
gekondigd dat zij zouden moeten sluiten, hebben
nieuwe bestellingen gekregen en gaan dus voort .met
werken. Laat ons hopen dat Frankrijk betere dagen
tegemoet gaat.
Gebrek aan redenen voor ernstige bekommering is
er anders in de politieke wereld vooreerst nog niet.
Eenigszins onverwachts, hoewel niet onvoorzien, is
Engeland weder begonnen niet zich in de grooté
processen te- mengeu.
Wat in geen dertig jaar in Engeland had plaats
gehad, is voor eenige dagen geschied: de Koningin
heeft een bezoek gebracht aan Lord Beaconsfield,
anders gezegd Benjamin D'Israëli, haar eersten minister.
Daar, zooals we zeiden, in geen dertig jaar de Koningin
een particulier persoon bezocht heeft, zoo is het al
leszins verklaarbaar dat aan dit bezoek een bijzondere
beteekenis wordt gehecht. Men zegt dan ook niet9
meer of minder dan dat Victoria zelf het initiatief
zou genomen hebben voor een zeer belangrijke inmen
ging vau Engeland in de Oostersche zaken. Engeland
zou ïi.l. de souvereiniteits-rechten op Egypte van den
Sultan koopen.
De Khedive zou hoofd vau dien' staat blijven, doch
als vasal van Engelands koningin. Het geheele staats
wezen van Egypte zou georganiseerd worden op Eu-
gelschen voet. Zoo zou er orde komen in de financiën
van Egypte, de hulpbronnen van dat land zouden
behoorlijk geëxploiteerd en geregeld worden, terwijl
door bezetting met Engelsche troepen het Suez-kauaal
voor Engeland gewaarborgd en tegen Rusland veilig
zou Wezeu. Nu werd tevens beweerd dat het Parle
ment met deze plannen zou bekend gemaakt worden
in de aanstaande buitengewone vergadering die tegen
half Januari zou vastgesteld zijn.
We onthouden ons voor 't oogenblik van veel be
schouwingen over deze zaak. Zeker is 't, dat het
een merkwaardig verschijnsel zou zijn als Engelands
Koningin zoo op eens opgetreden was als vertegen
woordigster van het persoonlijk gouvernement, iets
dat zoo geheel buiten de termen der Engelsche staats
regeling valt. Zelfs de oppositie wil het tot heden
toe ook niet als iets ernstigs aannemen. Maar iil' de
staatkundige wereld bestaan even Wëiuig onmogelijk
heden als elders.
De Oostersche kwestie is dan ook belangrijk genoeg,
zij kan en zal nog vrij wat voeten in de aarde hebben
voor zij is afgedaan.
Dnitschland en Oostenrijk hebben aan de Porte
doen weten dat de bekende nota niet geschikt is om
den' grondslag uit te maken van vredesonderhandelingen
of van diplomatieke tüsschenköatst. Engeland heeft
ook in dien geest daarop geantwoord. Natuurlijk
ontbreekt liet hierbij niet aan allerlei betuigingen van
welwillendheid én van de beste wenscheu voor liet
tot stand' komen van een eerlijken vrede. Al die
mooie betuigiugen beteekenen echter niets.
Het is nu eenmaal zoo: in de politiek bestaat geen
eerlijkheid^ geen zedelijkheid; zuivere, eerlijke bedoe
lingen zijn daar niet te vinden en kunneu ook niet
bestaan, om de zeer eenvoudige reden dat dan de
niet-eerlijke altoos en in ieder geval het van den
wel-eerlijke zou winnen. Men bedriegt elkander, elk
in zijn bijzonder waar of vermeend belang, en nu is
het de moraal der wereldgeschiedenis dat op die wijze
toch onmiskenbaar de hoogere bedoelingen van een
algemeen wereldbestuur worden benaderd en stuksge
wijze en trapsgewijze ook bereikt.
Wat derhalve 't jaar 1878 aangaande de gróote
wereldgebeurtenissen onthullen zal, wie kan't zeggen P
Maar wel kan men er gerust op zijn dat het groote
gistings- en ontwikkelings-proces steeds voortgaat
eu dat de volken in alles, ook in de politiek, hoe
perfide déze ook is, gedreven worden den weg op
waar zij heen moeten.