ZII IMk/i l Sl lir COURANT. voor kt arrondis- m\mi Zierlkee. i 1877. No. 88. Woensdag 7 November, 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Feuilleton. Binnenland. SCHETSEN OP REIS, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Dooclberioliten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk ecu dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II, lAIiEAiHAll. Zierikzee, 6 Nov. Zaterdag 3 November vierde de heer dr. Hubrecht Goemans de herinnering zijner op dien dag volbrachte vijftigjarige practijk als ge neeskundige. Algemeen was de deelneming die de burgerij bij deze gelegenheid aan den dag legde en wie dr. Goe.raans nog niet zoo bijzonder kende als den vriend van velen, als een algemeen geacht en ge- eerd burger, kon zich daarvan toen overtuigen. Uit tal van woningen door de geheele stad wapperde de driekleur. Des middags te één uur werd de jubilaris door een commissie uit zijn vele vrienden en vereerders, die zich daartoe reeds voor lang hadden vereenigd en alles in de stilte voorbereid, naar de smaakvol ver sierde concertzaal geleid in welk lokaal de feestelijke ovatie en receptie zouden plaats hebben. De schet terende fanfares van het muziekgezelschap //Kunst en Eer'' verwelkomden den jubilaris en zijn familie reeds bij liet binnentreden. Toen nam een lid der genoemde commissie, de heer G. A. de Looze, het woord en hield een treffende toespraak, in welke hij de groote en veelzijdige ver diensten van den heer Goemans in het licht stelde, hem namens zijn talrijke vrienden en vereerders, ja uit naam der geheele burgerij van Zierikzee, want alle rangen en standen waren in de zaal vertegen woordigd, hartelijk geluk wenschte met dezen dag en bood hem een kostbaar geschenk aan, bestaande uit een monumenteel zilveren zinnebeeld op zwarthouten voet en met een inscriptie, alsmede uit het keurig gebonden werk van Sepp over de insecten. Een rijk bewerkt album, even als de banden van het evengenoemde boekwerk op de binderij van de heeren S. Ochtman en Zoon zeer verdienstelijk ver vaardigd, hield de namen in der schenkers. De in scriptie op het voetstuk van het beeld luidt: z/Aan dr. H. Goemans, zijn vrienden en vereerders: 3 Nov. 1827—1877". Ook van afzonderlijke personen heeft de heer Goe mans nog eenige prachtige geschenken ontvangen.^ Zichtbaar aangedaan beantwoordde de waardige grijs aard de hem toegebrachte hulde. In de weinige woorden, die hij wijdde aan de herinnering van den dag waarop hij 50 jaar geleden zijn promotiefeest hield, wees hij er op dat onder de weiuigeu die destijds dat feest bijwoonden en thans nog in leven zijn, ook behoort dr. J. N. Boom, mede een algemeen geacht en bemind veteraan op het gebied der genees kundige practijk en die ook nu aan dit feest deelnam. Vervolgens sprak nog ds. W. Bax een kernachtig woord, inzonderheid tot mevrouw Goemans en de verdere betrekkingen van den jubilaris. Met deze toespraken werd luide ingestemd door de geestdriftige toejuiching van alle aanwezigen en door de fanfares der muziek. Hierna ontving de heer Goemans de gelukwenschen van familieleden en verdere vrienden en belangstel lenden, waarna deze schoone, zij 't ook voor den held van den dag wat vermoeiende ovatie afliep. Reeds in ons vorig nommer is door een vriend van den //ouden dokter" een welmeenend woord te zijner eer gezegd. Wij voor ons voegen hier de warme betuiging onzer sympathie aan toe. Moge 't deir waardigen dr. Goemans, die vijftig jaren van zijn leven zoo wel besteed heeft in den dienst der lijdende menschheid, gegeven worden zicli nog lang in de algemeene liefde en achting als loon voor zijn arbeid te verheugen Zierikzee, 6 Nov. De Staatcourant heeft thans het ontslag van het oude en de benoeming van het nieuwe kabinet medegedeeld. In hoofdzaak is het samengesteld gelijk wij 't in ons vorig nommer op gaven. Alleen wordt nog geen gewag gemaakt van den heer Tak, die zoo men weet gedoodverfd werd als Minister van een nieuw te vormen departement van Handel, Nijverheid en Openbare werken. Ons voorbehoudende later meer opzettelijk het nieuwe kabinet te bespreken, deeleu we al vast eenige bijzonder heden mede omtrent de personen. Mr. J. Kappeijne van de Coppello is een eminent rechtsgeleerde; hij heeft te Leiden gestudeerd eu zicli daarna te 's Gravenhage als advokaat gevestigd. In het parlement -trad hij 't eerst op als afgevaardigde van de Residentie, toen deze nog liberalen naar de Kamer zond. Later heeft hij zitting gekregen voor Haarlem, 't Is ongeveer twee jaar geleden dat hij in de Kamer als leider der liberale partij werd erkend. De nieuwe Miuister van Buitenlandsche Zaken, Mr. W. Baron van Heeckeren van Keil is uit hot bekende Geldersclie geslacht der vau Heeckerens. Een tijdlang was hij een verdienstelijk lid van Ged. Staten van Gelderland, tot hij door zijn huwelijk met een dochter van den Commissaris des IConings in dat ge west zijn ontslag moest nemen. In 1868 werd hij directeur van het kabinet des Konings. De heer Mr. H. J. Smidt, w-ie.n de portefeuille van Justitie is opgedragen, heeft zicli als een kundig rechtsgeleerde doen kennenhij schreef verscheidene stukken over onderwerpen van staathuishoudkunde en administratie. Zijn talenten als financier schijuen den heer Kappeijne te hebben doen weifelen hem liever de portefeuille van Financiën toe te vertrouwen, die nu ten deel is gevallen aan Mr. J. G. Gleichman, die als een uitstekend administrateur bekend staat. Hij was reeds op jeugdigen leeftijd chef eener afdeeling van het dep, van Financiën en was thans Secretatis vau de Nederlandsche Bank. Als Minister van Oorlog treedt op de heer J. K. H. de Roo van Alderwerelt. Als kapitein werd hij door Leeuwarden tot afgevaardigde gekozen en heeft sinds jaren zitting in de Kamer. Hij is later nog tot majoor bevorderd. De heer de Roo heeft de reputatie van een militaire specialiteit te zijn. Tot heden heeft hij daarvan alleen negatieve bewijzen gegeven, door het afmaken van Ministers van Oorloghij was de schrik dier Ministers. Jhr. O. li. Wiehers, de nieuwe Minister van Marine, moet een zeer verdienstelijk zeeofficier zijnhij is tevens als hoofdambtenaar aan het Dep. van Marine werkzaam geweest. Tot zoover zijn alle Ministers van het kabinet Kappeijne nieuwe mannen. De eenige veteraan onder hen, en een duchtige, is Mr. P. P. van Bosse, die nu als 'Minister van Koloniën zal werkzaam zijn ook vroeger heeft hij die portefeuille reeds gehad. Bovendien is hij reeds viermalen Minister van Finan ciën en een maand lang ook Minister van Binnen- landsche Zaken ad interim geweest. De heer v. Bosse is dus nu voor de zesde maal Minister. Sedert 1872 had hij geen actief deel meer genomen aan onze politieke zaken. Te 's Gravenhage loopt in goed onderrichte kringen het gerucht, dat de heer jhr. W. Six, Commissaris van over zee en van over land. XLII. Inzonderheid trof ons een groote marmeren Venuskop vermoedelijk een Venuskop, volgens den catalogus. Men heeft aan dat stuk een eereplaats gegeven in 't midden eener zaal op een voetstuk bekleed met rood fluweel en onder een glazen stolp. Op vijf a zes schreden afstands die kop gezien, dan leeft hij, clan is dat gelaat, dat half ter zijde gebogen hoofd, zoo verrukkelijk schoon dat men er van huivert. Ach, waar zijn onder het thans levende geslacht de kunstenaars die zoo 't marmer bezielen kunnenWat zijn de mutsenbollen onzer beeldhouwers vergeleken bij zulke engelachtige koppen 1 Wat zijn de stijve, houtige poppen, die wij in onze tuinen zetten als musschenverschfikkers, in onze vestibules als stomme knechts, op onze gehouwen alssieraden, in onze kerken als heiligen vergeleken, bij die Grieksche statuen Gelukkig dat er nog stukadoors zijn, die afgietsels in gips kunnen maken van de meesterwerken van Pheidias, Iktinos en zooveel anderen! Ik wil hiermede een Thorwaldsen, een Canoya geen onrecht aandoen. Maar is 't hun nog wel gelukt de Grieksche meesters eenigszius te evenaren? En gelijk het met het marmer is, zoo is 't met het brons ook. Welk recht heeft onze heclendaagsche kunst met haar duizenderlei hulpmiddelen, om zich op eenige vaardigheid te beroemen, in vergelijking met de ouden, die ondanks hun geringe hulpmiddelen toch het metaal zoo verbazend fijn en zuiver wisten te bewerken? Bij de vazen en anclere steenen vaten wordt men evenzeer getroffen door den uitnemend fijnen kunstsmaak der ouden. Ik weet niet of het vernederend voor ons geslacht is, dan wel of de ouden de grootst mogelijke hoogte in de kunst reeds bereikt hebben en iets beters een hersenschim zou zijnmaar wij zullen ons gelukkig mogen rekenen als we 't ooit zoover brengen dat we hen- eenigszins kunnen navolgen. Ten minsten als ik bedenk hoe onze kunstverzamelaars azen op en schatten verspillen aan onoogelijke potten en pannen, dan moet men wel denken clat de Grieken een eigen orgaan voor het schoone gehad hebben. De Grieksche kunst huwt zich in het Britsch Museum op eigenaardige wijze aan cle Romeinschede over gang is schier ongemerkt. Gelijk van de Grieksche afdeeling de marmeren beeldwerken de schoonste en indrukwekkendste zijn, zoo bekleeden in de Romeinsche afdeeling de Etruskisclie vazen de eerste plaats. Men weet dat in dit genre 't oucle Etrurie nog onovertroffen, zelfs niet geëvenaard is. Sèvres en Saksen heeft 't nog niet verder gebracht dan tot het min of meer ge lukkig navolgen en treffen dier bevallige vormen. Doch we moeten ons haasten. We kunnen niet stilstaan hij die tallooze kleinere voortbrengselen van kunst en voorwerpen van dagelijksch gebruik der oude Grieken en Romeinenook niet bij de vele zaken afkomstig uit Ilerculanum en Pompeji, noch bij de menigte staaltjes van Yenetiaansche en Italiaansche kunstnijverheid uit het laatste tijdvak der middeleeuwen. Aan zuiver Britsche merkwaardigheden is het museum minder rijk dan men verwachten zou. Het schijnt dat cle nationale antiquiteiten in Engeland nog meest verspreid zijn in de talrijke particuliere of openbare verzamelingen. Trouwens de nationale ijdelheid cler Engelschen gestijfd door hun vele geld, schijnt hen meer aan te sporen om heinde en ver in den vreemde al het merkwaardige in beslag te nemen en naar cle metropolis te voeren, clan om 't eigen gebied met ernst te exploiteeren. Gaarne zou ik dagen achtereen uren lang hebben verwijld in cle rijke zalen van het Britsch Museum; maar onze beperkte tijcl drong ons heen te gaan, toen we pas een voorsmaak hadden gekregen van 't genot clat daar binnen die muren te halen is. 't Uur van sluiting naderde toen wij 't gebouw verlieten. Laat mij hier nog de prozaïsche opmerking

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1