ZIERIKZËESCHE COURANT.
voor het arrondis-
seinent Zierikzee.
1877. No. 85. Zaterdag 27 October, 80ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
EN NU?
F e uille t o n.
SCHETSEN OP REIS,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,—
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTENTIEN:
Per. gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAIiENMAN.
In verband met ons artikel „De stilte vóór
den storm" in het nommer van 13 October,
achten we ons gehouden nog een woord te
zeggen nu de 14 October aeliter den rug is.
We beginnen met toetegeven dat de uitkomst
onze pessimistische beschouwing te schande
schijnt te maken; immers lo. de republikeinen
hebben bij het piebiseit de overwinning behaald,
en 2o. Parijs is niet in staat van beleg ver
klaard en er heeft geen herhaling van de gru
welen van den 2 December 1851 plaatsgehad.
Behoeven we te herhalen, wat we vóór tien
dagen schreven, dat we 't met genoegen zonden
zien als onze donkere beschouwingen door de
uitkomst gelogenstraft werden?
Het is de vraag maar, of Frankrijk en Europa
zich inderdaad al mogen verheugen in het fait
accompli van een schitterende overwinning op
den clericalen toeleg? Is werkelijk den 14
October Mae-Makon gedrongen om te kiezen
in het dilemna: „méégaan of heengaan Het
antwoord dat hij feitelijk geeft is: „ik blijf!"
Is het pastoorsministerie vertrokken, gebukt
onder het veroordeelend votum der natie? De
feiten antwoordenneen, volstrekt niet, het
ministerie blijft en doet alsof er niets gebeurd
ware. Is in de manier van doen door het
ministerie vijf maanden lang gevolgd eenige
rerandering gekomen De feiten antwoorden
wederom, neen, niet de minsteintegendeel het
spel van ambtenaars afzetteD, bladen vervolgen,
:nz. enz. gaat geregeld zijn gang als ware 't
'oor goed geconstitueerd. Erkennen de organen
Ier anti-repnblikeinsehe fracties dat zij geslagen
,ijn en dat de republikeinen door de natie in
t gelijk gesteld zijn? Neen, gauschelijk niet;
d kibbelen zij ouder elkander een weinig en
tl verwijten zij elkaar dat de overwinning niet
'olkomen is, toch meent elke fractie dat zij
vinst heeft behaald, toch wordt door sommige
„durvers" al reeds gezegd: nog één ontbinding
en nog één piebiseit en de beslissende zege
is ons
En wat zeggen, eindelijk, de republikeinen,
zijn die tevreden en gerust over de overwinning
van 14 October?
Ingeenendeele. De republikeinen zijn dank
baar, want de uitkomst had ongunstiger kunnen
zijn, maar zij zijn verre van voldaan. Van
daar dat de mannen die voet bij stek houden
en al den ernst der tijden toonen te beseffen,
hun ongerustheid niet verbergen, maar aan
dringen op de consequentie van de verkiezingen
van 14 October, d. i. op aftreding van het
ministerie, met of zonder Mae-Mahou.
Zoo is 't ook. Als er niets meer gebeurt
dan tót nu toe geschied is, dan valt de geheele
overwinning van 14 October in 't water, dan
ga^,thet gouvernement van 16 Mei zijn gang
alsof er niets gebeurd was, en waar moet dat
dan ten slotte op uit loopen
Het is ongetwijfeld bewonderenswaardig van
het Franscke volk dat liet zich op dien zoo
hoogst kritieken 14 October zoo kalm heeft
gehouden, en dat het door geen enkelen voet
zoeker een voorwendsel heeft gegeven aan de
ministers om soldatengeweld te gaan gebruiken
en de goede kiezers van Parijs te mitrailleeren
maar, die leelijke 14 October eens achter den
rug, was de rustige rust des volks voor de
overwonnen mannen van 16 Mei een zoo
groote verzoeking om te zeggen: welnu, er is
niets gebeurd, nu blijven wijdat zij er voor
bezweken zijn en werkelijk blijven. „Nu blijven
wij en dan zullen we verder zien," dit schijnt
nu de order van den dag te zijn. Het gerucht
dat de ministers nog den 5 November zullen
afwachten en dat zij, als de departementale
raads-verkiezingen dan tegenvallen, zullen af
treden, beteekent in ons oog al zeer weinig.
Dat liberale bladen zich daarmede laten paaien,
vinden we bedenkelijk genoeg.
Hoe we de zaak ook beschouwen, de uitkomst
van 14 October komt ons voor niet in ver
bonding te staan tot de groote belangen die
op bet spel stonden en nog staan. Met het
buitenland verbeugen we ons in het feit dat
tot dusver alles rustig is geblevenmaar beslist
is er nog niets en die soort van rust waarin
Frankrijk thans verkeert, de middelen die daar
nog steeds evenals vóór 14 October worden
aangewend om wat men daar de „orde" heet
te handhaven, dat alles is iets dat niet duren kan.
Trouwens dit gevoelt ieder. Van daar dat
de voorsten der republikeinen aandringen op
consequentie, en dat de voorsten der clericalen
en allerlei andere vijanden der republiek en
der vrijheid ook aandringen op consequentie
van den kant der mannen van 16 Mei.
Misschien is voor 't oogenbiik nog geen
enkel Fransch clericaal orgaan zou stout geweest
van ronduit Mae-Makon toe te roepentrek nu
bet zwaard en geef daarmede uw antwoord
aan de kiezers van 14 Mei! Het hoofdorgaan
der ultramontanen in Nederland, de Tijd, ver
klaard ronduit wat het verlangen der clericalen
is. Het blad erkent, ja, dat de uitslag der
verkiezingen op 14 October een nederlaag is,
maar het ziet die volstrekt niet voor beslissend
aan. Het acht de regeering tot niets meer of
minder verplicht dan tot „toonen wat zij wil
en kan. Niets anders; geen enkele toegeeflijk
heid zal meer baten." En ten aanzien van
Mac-Makon zegt datzelfde blad: „Het is een
zware, een geweldige taak, maar indien deze
maarschalk van Frankrijk waarlijk in den vorm
der oude maarschalken is gegoten, dan zal hij
niet terugdeinzen. Dan zal hij blijven en de
legale wanorde bet tot hiertoe en niet verder
voorschrijven met de punt van het zwaard."
Ziedaar wat de ultramontanen willen, ook
nu nog na 14 October, en in Frankrijk, zoo
wel als hier.
Wat beteekent daartegenover de blijdschap
rail over zee en van over land.
XL.
Bijzonder rijk is het Museum van Egyptische oud-
ïedenzij vullen acht verschillende zalen en vertrekken.
)e oudste voorwerpen dagteekenen minstens van 't
aar 2000 vóór onze tijdrekening, de jongste van het
aar 640 na Christus geboorte, zoodat meer dan 26
;euwen uit de geschiedenis van dit hoogst merkwaar-
lige volk der oudheid worden vertegenwoordigd. De
Egyptische collectie is gevormd uit de particuliere
rerzameling van George III, door dezen aan het Museum
geschonken; zij is vooral verrijkt door den buit dien
le Engelschen behaalden bij de capitulatie van Alexan-
Irië in 't begin dezer eeuw, toen een groot aantal
voorwerpen, die door de Franschen in Egypte verzameld
varen, den Engelschen in handen vielen. Later is
dj bij herhaling begiftigd door koningin Victoria, den
irins van Wales, generaal Howard Vyse en andere
rijke particulieren.
Wat de plaatselijke herkomst betreft, zijn zij voor
namelijk afkomstig uit de ruïnen van het Memphis,
Ie hoofdstad der belangrijkste en oudste Egyptische
dynastie, die gelegen heeft aan den linkeroever van
den Nijl tegenover 't tegenwoordige Cairoverder uit
de ruïnen van Thebe, de hoofdstad der 18e, 19e en
20e dynastie, die gestaan heeft te weerszijde van de
rivier, waar thans Karnak en Luxor, Gourneh en
Medinet Ilaboe gelegen zijn. Ook de overoude be
graafplaats van Abydos heeft een groot aantal voor
werpen opgeleverd. De oudheden van onderscheiden
aard afkomstig uit Cairo en Alexandrië zijn ten deele
van onzekeren oorsprong, als zijnde vroeger van andere
plaatsen daarheen overgebracht en gedeeltelijk ouder
dan Cairo of Alexandrië zelf.
Reeds in een der eerste lokalen wordt de aandacht
getrokken door een groot blok zwart graniet, midden
in de kamer geplaatst. Het is de vermaarde Rosette-
steen. Hij vertoont drie opschriften, n.l. twee in het
Egyptisch en een in het Griekscli, die eensluidend zijn
en een besluit der priesterschap van Memphis behelzen
ter eere van Ptolemseus Epiphanes, omstreeks 196
v. Chr. De steen is dus nog zoo heel oud niet, maar
hij is merkwaardig omdat het opschrift den sleutel
heeft opgeleverd om de Egyptische karakters te ont
cijferen. Van de twee Egyptische vertalingen is de
eene in hieroglypen en de andere in enchoriaal of
demotisch schrift. De Egyptenaren hadden driederlei
schrift: het hieroglyphische, in hetwelk al de karak
ters of figuren afzonderlijk en op zichzelf afgewerkt
werdenhet hieratischeongeveer de loopende hand
van het hieroglyphen-schrift, en het demotische of
enchoriale schrift, een nog meer cursieve vorm, die
als 't ware den overgang heeft uitgemaakt tot het
nieuwere letterschrift en bij het volk in dagelijksch
gebruik is geweest gedurende het tijdvak der Ptolemceen
tot de 3e of 4e eeuw onzer jaartelling.
Een zeer groot aantal voorwerpen zijn met opschriften
in een dezer schriftvormen bedekt, vooral de monu
menten en de brokstukken van gebouwen, alsmede de
steenen en houten doodkisten. Blijkens de bij vele
gevoegde verklaring of vertaling is de inhoud dier
opschriften gewoonlijk van weinig belang en alleen
van lokale waarde geweest of op onbekende en onbe
duidende personen betrekkelijk. Eenige opschriften
van steenen sarcophagen en houten doodkisten maken
hierop een uitzondering en zijn van groote historische
waarde. Zoo is de oudste doodkist die van Cephrem
of Mycerynus, den stichter der derde pyramide, die
geleefd heeft omstreeks 3000 jaar vóór het begin van
onze jaartelling. Deze kist vertoont de oudst bekende
hieroglypen. Zij is ledig; een geschonden mummie, die
er bij ligt en uit dezelfde derde pyramide afkomstig
is, houdt men op goede gronden voor het stoffelijk
overblijfsel van den vorst, die na in zijn leven hon
derdduizend slaven gedwongen te hebben zijn graf-
pyramide te bouwen, thans zelf hier in een glazen
kast ligt om aangegaapt te worden door een nage
slacht dat 50 eeuwen jonger is. Wordt vervolgd.