ZIERIKZEESCHE COURANT. voor liet arrondis- semeit Zierikzce. 1877. No. 81. Zaterdag 13 October. 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uille t o n. SCHETSEN OP REIS, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 26 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMA1V. De stilte vóór den storm. Met rassche schreden nadert de dag van 14 October, die een der gewichtigste in Frankrijks geschiedenis belooft te worden. Dan zal de natie uitspraak te doen hebben in het ernstige conflict dat op den noodlottigen 16 Mei is te weeg gebracht door de reactionaire handelingen van eeuige mannen, wier toeleg om de republiek af te breken en te vervangen door een clericale monarchie, sedert dien onzaligen dag maar al te zeer openbaar is geworden. Dan zal de natie antwoord te geven hebben op de vraag of zij het goedvindt gedrild en geringeloord te worden door een paar personen, geholpen door een hen- leger huurlingen, en dat alles voor oogmerken die niet zijn in haar eigen belang maar in het belang van een anti-nationale samenzwering die ten doel beeft de wereld weder onder het pries terjuk terug te brengen als weleer. Dan zal Frankrijk te zeggen hebben of het genegen is tot werktuig te dienen voor de ultramontaanseke wereldbestonners, dan wel of 't den vrede en den rustigen voortgang van handel en bedrijf verlangt. Het zal dan te kiezen hebben tusschen Mac-Mahon, die zelf op den voorgrond heeft gesteld als wave hij uit den hemel gevallen, en het vaderland. Wat meer van nabij beschouwd echter is dit alles wellicht niet meer dan een illuzie, en zal het niet de zelfdenkende, bevoegde, zelfstandige kern van 't Fransche volk zijn, dat aanstaanden Zondag zijn souvereinen wil zal uitspreken maar hangt allés af van zooveel bijomstandig heden en kan alles zoo wisselvallig uitkomen, dat men eigenlijk verstandiger doet met den aanstaanden 14 October enkel te houden voor een dag van gewicht, omdat op dien dag 't lot zal geworpen worden over de naaste toekomst van Frankrijk. Wij zijn niet ingenomen met het denkbeeld van een plebisciet in den tegenwoordigen staat van ontwikkeling der volken. De spreuk vox populi vox dei" gaat alleen in het afgetvokkene op. Men weet welke monster-ketterijen men de menigte door een slim aangelegd plebisciet kan laten wettigen. Al wat behendige en ge- wetenlooze machthebbers, wien alle middelen ten dienste staan en voor wie de keuze dei- middelen geen gewetenszaak is, de groote massa kunnen laten zeggen, erkennen we niet als de stem Gods. De menigte die heden „hozanna" 1 roept, schreeuwt morgen „kruist hem" als men ze maar weet te laten roepen. Kon wezenlijk de intelligente kern derFranseke natie, le goed ingelicht worden van den toe stand, en 2e onbelemmerd en vrij uitspraak doen, zonder gevaar van overmand te worden door een servielen dommen hoop, die den pastoor achterna loopt of den vergulden soldatenrok bewondert, dan zouden we met eenig vertrouwen den 14 October te gemoet ziendan zouden we aan dat geforceerde plebisciet eenige waarde toekennen. Nu niet. Nu kunnen we enkel zeggen dat op aanstaanden Zondag een dikke, zwarte donderwolk boven Frankrijk zal hangen, die zelfs half Europa daarbij zal overschaduwen, en we aarzelen te gissen wat uit die wolk zal voortkomen: een verterend vuur dat weldra half Europa in vuur en vlam zal zetten of een weldadige stortbui die 't onreine stof zal weg spoelen, dat het sehoone Frankrijk sinds 16 Mei bezoedelt en met den dag meer onoogelijk en onkenbaar maakt. We houden daarom de tegenwoordige kalmte voor niets anders dan een stilte vóór den storm. 't Gewone menschelijk zwak in de politiek is dat men te pessimistisch is. Liberalen zien hun tegenstauders vaak voor zwarter aan dan ze zijn en omgekeerd; meestal denken de lieden liet ernstigste als er blijkbaar wat op til is. Thans evenwel meonen we dat ten opzichte van de naaste toekomst, door velen in Frankrijk en daarbuiten te optimistisch geoordeeld wordt. Mocht liet zijn dat we ons hierin bedrogen Met zoo menigen belangstellenden beschouwer van den loop der zaken in Frankrijk, gedurende de jongste maanden, weken en dagen, bewon deren wij de waardige houding der warme pa triotten, die zich inhouden, al zien ze ook alles bedreigd en de vrijheid met het mes op de keel. Wij bewonderen hun ernst, hun onverstoorbaar geduld, hun (althans schijnbaar) rustig vertrou wen, hun gelatenheid ondanks de tallooze kleine en groote tergingen, sarringen en de volstrekt niet verholen bloedgierige bedreigingen, die de toonvoerende bent zich veroorlooft. We be wonderen dat en we vragen ons af: heeft de Fransche republikein reeds zooveel wijsheid geleerd, zijn de zoons van'89 reeds zoo mondig? Maar onze bewondering daalt aanmerkelijk en maakt plaats voor zekere angstige bezorgd heid, als .we vragen of met die zoo goed vol gehouden rol van bedaardheid het grove spel dat thans gespeeld wordt kan worden beslist. Dit betwijfelen we. Was het beide partijen ernst, de uitspraak der natie te vernemen om zich dan daaraan te onderwerpen, dan was 't iets anders. Doch 't zon een groote dwaasheid, een nuehteren na ïveteit zijn dit te meenen. Den mannen, die het zoogenoemde plebisciet hebben aangelegd, was 't niet te doen om de uitspraak der natie te kennen; zij kenden die meer dan genoeg. Zij zullen zich ook wel niet onderwerpen aan de volksstem als die op a. s. Zondag zich tegen hun mocht verklaren. En de anderen Zouden zij inderdaad maar voor goed het hoofd in den schoot leggen als de toeleg met het plebisciet gelukte Wij twij felen daaraan zeer en zouden 't, ronduit gezegd, ook betreuren. Trouwens de wereld draait niet om 't geen men de massa door middel van een volksstemming zooals die is, en ze kan nog wel niet anders zijn laat zeggen. Al mocht dus de partij van 16 Mei het voor 't oogenblik van over zee en van over land. XXXVIII. Laat mij echter vooraf een enkel woord zeggen omtrent de geschiedenis van deze instelling, die gelijk zooveel in de wereldstad, eenig is in vele opzichten. Het Britsch Museum is ontstaan uit een particuliere verzameling, het is daarna snel aangewassen en al uitgebreider geworden door herhaalde bijvoeging van andere particuliere verzamelingen en sedert een kleine dertig jaar is het een voorwerp van de aanhoudende zorg der Britsche regeering, zoodat de uitbreiding thans met schier wiskunstige nauwkeurigheid geregeld voortgaat. In '1753 werd de Parlementsacte van de stichting van het Britsch Museum geteekend, toen ten gevolge van een testamentaire beschikking van Sir Hans Sloane, een rijk en kunstlievend particulier, diens rijke en veelzijdige verzameling staatseigendom was geworden voor een som van 20,000 pond, zijnde niet meer dan 25% van hetgeen zij haar bezitter en aanlegger ge kost had. De afdeelingen, waaruit Sloan's Museum bestond, gaven tevens de organisatie van de jonge rijksinrichting aann.l. oudheden, voorwerpen van natuurlijke historie (zoölogie, botanie, mineralogie), boeken, handschriften en prenten, penningen en munten. Het Museum Sloan was ontstaan in den tijd der collectie-woede, van welke ik in 't begin van dit hoofd stuk sprak, en het is vast wel de rijkste particuliere schat van kunst, oudheden en bronnen van wetenschap geweest, die ooit bestaan heeft. Toen het Parlement Sloan's nalatenschap aanvaardde werd tevens besloten dat er een gebouw zou gesticht worden om de kunstschatten en oudheden te bergen. Door een loterij en vrijwillige bijdragen verkreeg men '100,000 pond, waarvoor een zeer fraai paleis, Montague- house, werd aangekocht en tot een Museum ingericht, dat in '1758 geopend werd. In het begin dezer eeuw was dit gebouw echter reeds veel te klein geworden en in '1823 werd de grondslag gelegd van een geheel nieuw gebouw, volgens de plannen van den architect Robert Smirke. Dit ruime, uitstekend verlichte en doelmatig verdeelde gebouw met een fraai Korintisch front, werd in '1854 voltooid, doch is sedert alweder vergroot, daar men de ruime binnenplaats tot een groote leeszaal heeft ingericht, een zaal van 47 meters middellijn en 35 meters hoogte, waarin 300 lezers te gelijk, en nochtans elk afzonderlijk plaats kunnen vinden om te studeeren. Het gebouw staat aan de Great Russelstreetniet ver van Bloomsbury-square. Het Britsch Museum staat onder een commissie {Board of trustees) van 50 leden, van welke 25 tot de aanzienlijkste staatsambtenaren behooreno. a. hebben de aartsbisschop van Canterbury, de Lord- kanselier en de voorzitter van het Huis der Gemeenten in die commissie zitting. De opper-bibliothecaris, tevens directeur van het geheel, wordt door de kroon benoemd, al de overige beambten, ten getale van 321, door de commissie. De beroemdste directeur en aan wien het Museum hoofdzakelijk zijn uitstekende organisatie dankt, was een Italiaan, de geleerde Antonio Panizzi; hij trad in 1866 af °n liet zijn door hem gevormden kunstvriend Winter Jones als zijn opvolger achter. Het jaarlijksch budget van het Museum bedraagt meer dan '15 millioen gulden. Geen wonder dat zulk een inrichting de trots van Engeland, ja van de geheele wereld zijn kan Daar de uitbreiding van de verzamelingen gestadig toeneemt, vooral die der bibliotheek, daar deze ge middeld 60 a 70,000 boeken 'sjaars rijker wordt, denkt men er ernstig aan, voor de natuurlijke historie in Kensington-gardens een geheel nieuw reusachtig groot gebouw te stichtenwaarna het tegenwoordige gebouw geheel voor de oudheden en kunstvoorwerpen en voor de bibliotheek kan bestemd worden. Men heeft het Britsch Museum wel eens het groote roof hol genoemd, waarin de begeerige Britten den roof der kunstschatten en historische merkwaardig heden van alle tijden en alle landen heensleept. D

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1