ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor liet arronis-
sennit Zieriiee.
1877. No. 74. Woensdag 19 September. 80ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
BRIEVEN UIT HOLLAND.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,— Franco per post 1,-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 1G regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. EAKENJJAN.
VIII.
M. de Red. Met toestemming van 't edel
achtbaar bestuur van dit blad n.l. zij
't mij vergund een na-kermis te honden. Ik
noodig te dien einde uw lezers uit zoo ze niet
af zijn van al 't schoons en heerlijks dat de
Zierikzeesche kermis te zien gaf, tot een kijkje
in mijn tent. Schoon zal 't niet zijn, heerlijk
ook niet, maar waar en leerrijk voor 't Neder-
landscbe volk.
Mijn ijdelheid toovert me na dien aanhef
een volle tent voor en ik beg'in mijn explicatie.
Hier ziet ge, dames en heereu, een jong
mensch in den hoopvollen leeftijd van 19 jaren.
Kalm en stil is hij opgegroeid onder 't ouderlijk
dak en even onopgemerkt was zijn intrede in
't maatschappelijk leven. Tamelijk wel beslagen
kwam hij op 't ijs, en nam al dadelijk een
goede plaats in onder zijn vakgenooten, die uit
kleermakers, schoenmakers of schrijnwerkers
bestonden, precies behoef ik dat zoo niet te
zeggen, dewijl 't tot de geschiedenis, die ik
vertellen ga, niets afdoet. Genoeg, hij werkte
met ijver en deed in zijn kring wat de hand
vond om te doen en verbeeldde zich dat 't al een
goed gangetje gingtoen plotseling de
Staat tusschenbeide trad en hem, hoéwei niet
onverwachts, toch eenigszins hard aanvatte
en van zijn tafel of drievoet raidden tusschen
vier zware muren plaatste, waar een troep
ruw volk hem welkom heette. Die plaat
sing bij den militairen stand mocht onzen
kleer- of schoenmaker slecht aanstaan, de taal
die hij hoorde en de verwenschingen, die hem
als nieuweling in ruime mate ten deel vielen,
mochten zijn gevoel kwetsen en zijn bloed bij
wijlen doen bruischen, toch schikte hij zich zoo
goed mogelijk in 't lot dat niet af te wenden was
en trachtte door vriendelijk en voorkomend te
zijn en vooral door middel van een niet te
nauw sluitende geldbeurs zijn positie dragelijk
te maken en op een betrekkelijk vriendsebappe-
lijken voet met zijn kameraden te geraken.
Iutusschen werd bij in de kleeren gestoken
en op een schaduwlooze plek onder 't zomer
zonnetje eenige uren per dag gedrild in de
edele kunst van loopen en zwenken.
Daar kreeg op eens het legerhoofd of de
minister een lumineus idee.
De overgang van een kleermaker-soldaat op
zoo'n militaire specialiteit moge groot zijn; dat
schijnt echter maar zoo. De grootste roem van
een oorlogs-minister of een krijgsheld is ge
woonlijk deze, dat ook bij eenmaal als rekruut
gedrild werd op 't plein voor de kazerne.
De bevelvoerder dan vond dat 't leven van
den soldaat te weelderig was en te gemakkelijk,
alsof we 't tijdvak van eeuwigen vrede reeds
waren ingetreden. Wat op post staau, aard
appels schillen, jenever drinken, eeuig kruit
verschieten enz.; tot dergelijke bezigheden be
paalde zich 't soldatenwerk. Begrijp eens als
de Pruisen kwamen en men kon tegenover lien
niets anders plaatsen dan een aardappelschillende
en j ene verdrinkende bende! 't Is om van te
ijzen
Keen gehard moesten ze worden, die blauw-
rokken, gehard tot ze den eernaam van ijzer
vreters konden toeëigenen en als rotsen pal
staan tegen de zee van Duitsclie of Tnrk-
sche krijgers.
Bravo! roept ge en toen beval Z.Exe.
de tucht in de garnizoenen te versterken en
de manschappen, maanden lang, iedere week een
paar dagen buitengewone en vermoeiende evo-
lutiën te doen uitvoeren.
Op mijn beurt roep ik bravo, mijn waard
publiek! Ook naar mijn nièt-militair oordeel
zou dergelijke maatregel de beste der ooit te
geven orders geweest zijn. Men had dan
maar laat ons niet spreken over wat er dan
goeds zou geschied zijn. Ik wil u liever zeggen
dat de machthebbenden 't zoo niet wilden. Be
paald werd, dat er eenige duizenden naar de
heistreken zouden gezonden worden om daar
in een paar weken tijds de harding té ontvangen,
die wij, oniugewijden, over eenige maanden
hadden willen uitstrekken.
Zoo gebeurde 't dan, dat onze vriend de
militair op een goeden dag-, gepakt en gezakt,
in den trein geborgen en gevoerd werd tot in
't hart van ons land.
Daar begon 't lieve leventje! Den eenen dag
na den anderen 't pad op, altijd door maroheeren,
vechten zelfs. Vechten, wel te verstaan, naar
vooraf bepaalde regels, waarbij niemand door
kogels, hoogstens door los kruit in 't gezicht
getroffen wordt.
Toch, ook zonder heusche kogels en vijanden,
beviel 't onzen kleermaker daar niet. Ge be
grijpt zeer goed hoe weinig iemand geschikt is
tot urenlange marsehen, als hij sinds zijn ge
boorte op een stoel of op een tafel den tijd
doorgebracht heeft.
Maar, zegt ge, men zorgde toch
Mis, mijn waarde hoorders, men had letterlijk
voor niets gezorgd, dat eenigszins 't zure leven
van den soldaat kon verlichten.
Hoort slechts uit deu mond van den patient
„Hier wachtte ons (na een laugen marseh
n.l. en in den laten avond) eene goede in
kwartiering dachten wijmaar jawelin
tabaksehuren die o zoo dicht zijn, werden
we belegerd en 't eten dat verstrekt werd, was
niet te gebruiken, aaugebrande, brijdikke gort,
soep. Enfin, we troostten malkander en zouden
dan onze vermoeide leden maar op 't strooleger
ter ruste leggen, maar ziet, 't regende in die
schuur ratten. Dat we spoedig weer buiten
waren, zal u niet verwonderen. Dien nacht,
't was koud en vochtig bracht ik door
in een ziekenwagen, die daar aan den weg stond".
Van een der volgende nachten na een
drukken dienstdag en veldwacht tot middernacht,
heet het:
„Te half een werd de veldwacht afgelost en
begaven we ons naar 't dorp, waar ik een
plaatsje moest zoeken in eene kleine schuur,
die reeds vol strijdmakers lag, zoodat het me
niet dan na veel stooten gelukte neer te vallen
op 't stroo. Dezelfde schuur strekte ook tot
verblijf aan een zeug met biggen en 14 ka-
valleriepaarden, die ons 't slapen, door hun
resp. geknor en gestamp, onmogelijk maakten.
Na drie uren gelegen te hebben werd er alarm
geblazen en ging 't er weer op los tot 2 uur
's namiddags".
De geschiedenis gaat zoo voorteen minimum
van rust, zelden eten, extra-marsehen om wat
voedsel te bekomen enz. Ge kunt er best uit
zien dat 't om harding te doen was. Daarvoor
diende ook, behalve 't hongerlijden, 't verde
digen van bruggen en heuvels.
Onze vriend heeft den veldtocht niet ten
einde meegemaakt. Hij en dozijnen zijner
kameraden meerendeels militiens der jongste
lichting moesten 't opgeven. De mate van
harding was onverstandig hoog genomen.
Hij ligt llians nog in 't hospitaal, en is zóó
gehard dat hij hoopt binnen een acht dagen,
als 't meeloopt, zijn beenen te kunnen gebruiken.
Maar zult ge zeggen, maar
Ik weet het, zelf zou ik een dozijn maren
kunnen bedenken, doch met geen maar zult
ge me overtuigen dat er voor het welzijn van
don militair bij dergelijkeuitspanningen
de noodige zorg gedragen wordt.
Ik heb u thans een klein gedeelte van een
lange jammerklacht laten lezen over de inkwar
tiering, waarbij de gansche wet we hebben
een wet op de inkwartiering over 't hoofd
gezien werd, en aangetoond dat het als staal
middel aangeprezen maroheeren voor velen een
tegengestelde uitwerking had, als die men er
van verwachtte.
Voeg daar deze kleinigheden nog bij, die
jaar in jaar uit 't zelfde blijven, dat 't eten in
vele garnizoenen onbruikbaar, soms walgelijk
is, zoo erg, dat het keurcorps onzer armee,
naar ik vau betrouwbare zijde vernomen heb,
een paar weken geleden een algemeen luid
protest heeft aangeteekend tegen de wijze,
waarop in den Haag voor den inwendigen sol
daat gezorgd wordt; dat de kazernen niet
alle, maar 't getal is betrekkelijk groot
stapelplaatsen van ongedierte zijn, die naar 't
schijnt ook na de grootst mogelijke publiciteit,
maar niet gereinigd kunnen worden. Van be
sturen van armhuizen en van stationschefs lezen
we dankbetuigingen voor 't verdrijven van
wandgedierte uit de onder hun toezicht staande
gebouwen van de permanent besmette kazernes
alleen wordt nooit vernomen dat er krachtige
maatregelen tot bewoonbaarmaking zijn aan
gewend.
't Is in ons land beter cellulair gevangen te
zitten dan 't geweer te dragen, de misdadiger
althans heeft een rein verblijf.
Die toestand is ongezond, dat voelt ieder.
Van harte gun ik den inbreker een gerusten
slaap, maar 't blijft onverantwoordelijk dat
Nederland voor zijn p. m. 30 millioen oorlogs
kosten in vredestijd niet wat meer zorg eischt
voor de personen, die wanneer de nood aan
den man komt, bestemd zijn hun leven op te
offeren voor ons burgers.
14 Sept. '77.
-V.—