ZIERIKZEESCHE COURANT
voor liet arroiiis- jSsa semen! Zierikzee.
1877. No. 68. Woensdag 29 Augustus, 80ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
BRIEVEN UIT ROLLAND.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post I,
Afzonderlijke nommevs 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent- Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. I.lhi:\tMY.
VII.
Daar was voor 't eerst een kind geboren en
de ouders zagen 't aan met innige liefde. En
de moeder, die 't bij zich wilde houden, vroeg
den Genius: wat moet ik doen, dat m'n kind
Diet van me wegga, als 't ioopen kan
Heb uw kind lief, zei de Genius, en 't zal
niet van u weggaan.
Zoo bleef het eenigen tijd. Doch toen er veel
kinderen geboren werden, vonden de ouders
het zeer lastig, al die kinderen lief te hebben.
Toen vond m'n een gebod uit, dat de liefde
zou vervangen.
Eert uwen vader en uwe moeder!
Toch verlieten de kinderen hun ouders, zoodra
ze ioopen konden. Men voegde er de belofte bij
Opdat het u welga!
Toen bleven eenige kinderen bij hun ouders,
maar niet op de wijze als die eerste moeder
het bedoeld had.
Zoo ongeveer is de zin van een dier sehoone
geschiedenissen van Gezag uit de Minnebrieven
van Multatuli, die alle tot slot hebben: en dit
is alzoo gebleven tot op dezen dag.
Zeker Multatuli, het is lichter een gebod te
geven dan liefde; 't is voor de meesten lastig
en vervelend een troep kinderen lief te hebben
en dewijl dit toch de eenige voorwaarde is tot
't ontvangen van wederliefde, zoo stelt men
't maar zonder eenige liefde en roept de wet
in, de onzinnige wet, die gebiedt: Eert uwe
ouders, opdat het u welga!
Laat me u terstond zeggen M. de R., dat
ik tot het neerschrijven daarvan genoopt werd
door 't geen ik in deze dagen zie en hoor van
onze lioogere burgerscholen.
Ik heb met de meeste instemming uwe bij
zonder humane gedachtenuiting gelezen over
het bestaan der her-examens. Een ander punt
dat thans ook aan de orde komt is de tucht,
dat echter, naar 'k meen, met de her examens
in een zeer nauw verband staat.
Het is een bekende zaak dat 't met de tucht
op vele hoogere burgerscholen niet heel nauw
genomen wordt. Ofschoon iedereen dit weet,
vindt men daarvan in 't algemeen zelden gewag
gemaakt, 't Schijnt dat over 't onderwijs aan
de h. b. een zeker waas van heiligheid hangt,
dat door de pers niet dan met tegenzin wordt
opgeheven. Dewijl de pers voor een groot deel
in handen der leeraren is, zal deze stilzwijgend
heid niemand bevreemden. Toch is 't wel
noodig dat ook hierop eens de aandacht ge
vestigd wordt, niet om een blaam te werpen
op 't midd. ond. in 't algemeen, maar omdat
't gemis van tucht een wondeplek is, die waar
ze zich vertoont, langzaam maar zeker invreet
en den patient onnoodig afmat.
't Is zonneklaar dat de beste tucht daar zal
gevonden worden, waar tnsschen onderwijzer
en leerlingen een band bestaat van innige vriend
schap en niet louter die, welke uit de maat
schappelijke verhouding geboren wordt. De leer
lingen der h b. hebben bovendien een ouderdom
bereikt, die '1 aannemen dier vriendschap gemak
kelijk maakt. Waar die band gemist wordt, waar
de leeraar redeneert: ik moet een uur algebra
onderwijzen omdat 't programma me dat oplegt
als m'n taak, die de gemeente betaalt met tien
of twaalf gulden, en hier niets meer heeft
bij te voegen, daar ziet het er droevig uit.
Het lesuur is voor zulk een een penitentie, iets
van een voorsmaak der belsehe folteringen.
De heer Brouwer zegt zelfs in een brochure over
dit onderwerp dat een leeraar die zijn prestige
verloren heeft, en dat zal hij nimmer liebben
als 't hem aan liefde mangelt veel kans
heeft gemarteld, misschien vermoord te wordeu.
Zoo erg is 't nu wel niet, doch dat 't bijwijlen
alle palen te buiten gaat is zeker.
Aan wien de schuld 't Antwoord is niet
zoo heel moeilijk te geven. De bijna vermoorde
docent zal u met diepe overtuiging antwoorden
dat het de zijne niet is, dat hij onuitputtelijk
is in 't uitdenken en uitvoeren van middelen
tot 't bewaren van den lieven vrede, enz. enz.
en wanneer ge u een oogeublik later tot de
oproerlingen wendt met het oogmerk de oorzaak
op te sporen van 't rumoer, dan ziet ge ver
baasd hoe ordelijk ze onder 't gehoor van den
volgenden leeraar geschaard zitten en ge zult
wijs doen nw vraag in te houden.
Het is ten allen tijde een vreemd verschijnsel
geweest, hoe de een louter door zijn tegenwoor
digheid de jeugd in toom houdt., terwijl een
ander, met inspanning van alle krachten het
niet verder breDgt dan een Jan Steens-linishouclen.
Men heeft gemeend het in 't oog, in de
houding, de stem en andere uiterlijkheden te
moeten zoeken. Iets sergeantaebtigs in voor
komen, een kommandeerend timbre in de stem,
een bliksemend oogpaar en snorren als een
garde-soldaat, dat was 't ideaal van een goed
onderwijzer in den tijd toen men 't werkwoord
tuchtigen in één adem met tucht uitsprak.
De ervaring' heeft geleerd dat deze kentee-
kenen kunnen samengaan met de kunst van
onderwijs geven, doch dat de laatste in geeuen
dcele van een dezer of van alle te zamen
afhangt.
Neen 't zit 'm niet in barsche woorden,
in een steenen houding of een behaard voor
komen, maar daarin zit het wonderlijk geheim
van paedagogisclien tact, dat de leeraar een
goed, maar vast, flink karakter bezit en
een liefderijk hart in den boezem omdraagt,
tengevolge waarvan hij reeds bij zijn eerste
kennismaking met de leerlingen toont edoch
zonder het te willen toonen dat hun belang
ook het zijne is; dat hij met hart en ziel
werken wil en helpen en steunenen niet
minder dat hij een man is uit één stuk, wiens
ja ja, en wiens neen neen blijft.
Geef liefde en ge ontvangt liefde, dat is
de heele theorie. Een ouderwijzer moet een
hart bezitten, niet in de eerste plaats een hart
voor statistiek of algebra of scheikunde, maar-
een hart voor zijn jeugdige medemenschen. Hij
moet meeleven met het jonge volk en 't moet
hem geen onmogelijkheid zijn, zelfs geen in
spanning kosten, zich in hun positie te stellen
en zich kind te gevoelen.
Iedere leeraar, die van zijn verheven stand
punt laag neerziet op deze aller-allereerste be
ginselen van paedagogiek, zal 't gedurende den
lestijd moeten bezuren.
Natuurlijk zou 't dus zijn dunkt me
dat iemand als Mr, Brouwer, die zich geroepen
gevoelt tot 't verschaffen van geneesmiddelen
tegen de besproken kwaal, in plaats van een
wet op de schooltucht samen te stellen, een
voudig voorgeslagen had iederen leeraar te
verwijderen, die er niet toe komen kan liefde
te geven, m.a. w. liefde te verwerven.
Zooals zijn voorstel thans luidt getuigt het
van zijn hooge belangstelling, doch van niets
meer, of 't moest zijn van de grootte van 't
gevaar.
Zie slechts
„De leerlingen zijn gehouden hunne leeraren
als hunne meerderen te gehoorzamen en te
eerbiedigen".
Ik stel voor, als we dan toch een wet moeten
hebben
„De leeraar drage zijn leerlingen een goed
hart toe. Hij zij doordrongen van 't gewicht
zijner roeping",
Die noch hart, noch karakter bezit, welnu,
laat de jongens met hem sollen: bij is als
onderwijzer onbruikbaar.
't Verwondert me dat er op bovenstaand
gebod niet volgt
„en de ouders zullen gehouden zijn hunne
kinderen in 't opwassen hiervan breeder te
onderhouden".
In plaats hiervan staat echter:
De onderwijzers zijn gehouden de leerlingen
den arbeid gemakkelijk te maken en deze met
toewijding', liefde en waardigheid te leiden".
Verbeeld u een onderwijzer, die onder den
arbeid zijn leerlingen met pruimepitten smijt
in plaats van hen 't werk „gemakkelijk" te
maken; die wel in tijdschrift-artikelen, in volks
lezing-en, ontdekkingstochten, electriciteit enz.
enz. doet, doch tengevolge van die private
liefhebberijen voor toewijding geen tijd, voor
liefde g-een hart, voor waardigheid geen gevoel
heeft.
Zou er nu in Nederland iemand zijn, die in
ernst gelooft dat zulk een toestand door een
wet kan verbeterd worden
Do zaak is dat een onderwijzer of leeraar
zonder liefde, toewijding en waardigheid een
ondingeen nul is, wien 't krant-ombrengerschap
beter zou voegen dan 't leeraarsambt of
neen, daartoe zou de stakker nog niet eens
deugen, want ook dat eisclit liefde, toewijding,
waardigheid! Dat hij dan den weg neme, die
Droogstoppel is aangewezen
't Gezond verstand van 't onderwijzend per
soneel staat ons borg dat dergelijke poging
als de heer Brouwer in zijn brochure gewaagd
heeft, nimmer eenige ondersteuning zal vinden.
Een wet als de bedoelde zou waarachtig op
een moord van alle liefde en alle toewijding
uitloopen.
26 Aug. 1877.
-V