ZIËRIKZËESM cou voor het arrondis- scment Zieriltzee. 1877. No. 65. Zaterdag 18 Augustus, 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD OVERGEGAAN OF BLIJVEN ZITTEN. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRtJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTJEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LA li EN MAN. II. (Slot). Wanneer een leerling aan het einde van een studiejaar niet kan overgaan naar een lioogere klasse en dus gestraft vvorclt met blijven zitten" dan kan de aanleiding daartoe gelegen zijn in den leerling zelf, in omstandigheden hem be treffende doch onafhankelijk van zijn wil, of wel in de school of in de leeraars. Do leerling kan zijn onvermogend om in het leerjaar die vorderingen te maken waarop bij den cursus gerekend is, of wel onwillig, lui, of speel ziek, waardoor bij zijn tijd niet goed besteedt en van de lessen niet profileert. In bet eerste geval komt de vraag te pas: boe bet oordeel dat de leerling uit gebrek aan vermogens achter moet blijven gestaafd wordt. Hier is geen vol strekt herkenbaar merk aan te geven. Wanneer de leerling eenmaal is toegelaten tot de lessen, omdat hij volgens 't oordeel der leeraren genoegzaam ontwikkeld is om ze te kunnen volgen, dan is er geen klare reden waarom aau 't einde van een jaar dit oordeel zou moeten omgekeerd worden, tenzij een achteruitgang in vatbaarheid werde aangenomen. Blijkt het inderdaad dat hij ondanks behoor lijke inspanning zijnerzijds niet kan overgaan, en wordt er geoordeeld dat hem de noodige vermogens ontbraken, dan zal vermoedelijk het geval plaats gehad hebben dat men zich bij zijn toelating heeft vergist omtrent zijn aanleg en vermogens. Zoo iets is mogelijk. Het kan echter toch niet meer dan een klein deel van de 25 percent verongelukten verklaren, een zeer klein gedeelte; te meer daar de toelatings-examens thans volstrekt geen nieuwe zaak meer zijn en de opleiding, voorbereiding of klaarmakiog, te genwoordig vrij algemeen volkomen naar den zin der leeraars wordt gedreven. Ook het tweede geval, n.l. onwil, traagheid, enz. van den leerling kan geen zoo algemeen voorkomend verschijnsel zijn, dat daaruit de 25 percent geheel of grootendeels kan verklaard worden. Bij uitzondering kunnen enkele leerlin gen in iedere inrichting van onderwijs achterlijk blijven om de bedoelde reden; regel kan dat niet zijn en bet getal der slachtoffers van hun eigen verkeerdheid kan zelfs niet eenigszins beduidend zijn, tenzij de pedagogische kracht der school zoo zwak worde verondersteld, dat eigenlijk in deze de oorzaak van het kwaad zou gelegen zijn. Gesteld echter dat zulk een geval al eens voorkwam, zoo is het toch niet denkbaar dat het jaren lang zou voortwoekeren en inkankeren als een geheime kwaal, en de geheele inrichting voor een vierde gedeelte be derven immers er zouden middelen beraamd worden om verbetering aan te brengen? Behoudens de uitzonderingen, van do „brave Hendrikken" en de van natuur leerlustige kna pen, kan men op groud der ervaring aannemen, dat jongens van 12 a 13 jaar allen in den regel en volhardend door pedag-ogisclie middelen tot ijverig leeren en goed vlijtig werken moeten aangespoord en daarin onderhouden worden, wil men niet de gewone hebbelijkheden van den jorigensleeftijd en der vlegeljaren op re kening gestold zien van luiheid, onwil en der gelijke booze gebreken. Men mag dus aannemen dat uit onwil, luiheid, enz. van de leerlingen slechts een even onbe duidend gedeelte van de 25 percent kan verklaard worden als ilit onvermogen. Zoo komen we tot de tweede veronderstelde mogelijkheid, n.l. omstandigheden buiten den wil der leerlingen doch waarvan zij het nadeel oudervinden, b.v. ziekte, huiselijke omstandig heden enz. die hen verplichten tot het verzuimen van vele lessen. Ook hierin kan echter de sleutel niet gevonden worden Van het groote gedeelte, de 25 percent, dat mislukt. Zoo groot is toch het schoolverzuim op de Hoogere Burgerscholen gewis wel niet. Integendeel, hot schoolbezoek laat aan die inrichtingen weinig of niets te wenschen over. Menig onderwijzer der lagere school moet wel jaloerseh zijn, als hij dat weinige schoolver zuim op de middelbare scholen vergelijkt bij liet treurige tafereel dat hem de absentielijst zijner school te aanschouwen geeft. Eindelijk zal dan in aanmerking komen de viaagin hoever de oorzaak van het aangewezen kwaad ook kan schuilen in do inrichtingen voor middelbaar ouderwijs zelf. Dat zal dau kannen zijn in do leeraren, in de leerstof of in de organisatie van het middelbaar ouderwijs in 'f algemeen. Het is niet onbekend dat, vooral in de eerste jaren, bij het middelbaar onderwijs, wat bet pedagogische betreft, nog al veel aan proefne mingen is gedaan. Er kwamen uitstekende docenten voor onder de eerst aangestelde leeraren, doch ook tobbers in de pedagogiek. Dat dit laatste weldra zijn schadelijken invloed op den gang der vorderingen deed gevoelen, was na tuurlijk doch het leidde daardoor ook onmid dellijk of gaandeweg tot verbetering. Thans gelooven wij dat men het leeraars-personeel onzer middelbare scholen grootelijks onrecht zon aandoen als men het niet een vrij voldoen den gemiddelden graad van onderwijstaleut toekende, al zijn ook alle ongeschikte docenten nog niet onschadelijk gemaakt. En het moet d. o. op dit stuk gaandeweg beter worden, naar gelang het aanbod van onderwijskracht bij de middelbare school het mogelijk maakt kies keuriger te zijn bij de keuze vau goede docenten. Toch, meenen wij, bestaat er nog een gebrek dat met de pedagogiek in nauw verband staat en dat nog wel diende verholpen te worden. Het Vaderland zinspeelt daarop, als het de vraag aanroert of men op het standpunt dei- leeraars wel verantwoord is met de verklaring dat deze of gene leerling ten einde vau 't leer jaar niet kan overgaan en dus moet „blijven zitten". En hierin is eenige grond, immers de leerling zit niet uitsluitend iii de klasse op zijn eigen verantwoordelijkheid? Met studenten aan de Universiteit wil men dit tegenwoordig zelfs niet aannemen, dus nog veel minder kan het gelden van de kinderen eu aankomende knapen der Hoogere Burgerscholen De maandstaten zijn een goed ding, doch hebben zij misschien ook doorgaans meer een administratief karakter dan wel eigenlijke pe dagogische kracht? Zijn ze niet eenigermate de elementen waaruit het fatale „blijven zitten" wordt opgebouwd, en moesten ze niet meer zijn de factoren der drijvende kracht naar vooruit, naar vordering? Op zichzelf toch baat het weinig of ten einde van maand of kwartaal geconstateerd wordt dat de vordering niet vol doende is; daar immers vorderingen maken en tot vordering eu vooruitgang drijven het doel is? Dit zijn echter maar opmerkingen, die geens zins als een verwijt aan de leeraren in 't algemeen moeten opgevat, worden. De bedoeling is meer er op te wijzen hoe de leerlingen der middelbare scholen, al zijn ze nu niet gelijk te stellen met de jonge kinderen der lagere scholen, toch wel eens ietwat te veel op eigen wieken van nog ongevormde zelfstandigheid konden drijven en hoe ze daar zelf de slachtoffers van kunnen worden. In alle geval, ook de onvolmaaktheid van de leeraren on de gebreken wat tucht enz. betreft, kunnen wel niet het raadsel oplossen der 25 percent, al lichten ze er ook een klein tipje van op. De Hoogere Burgerschool bedoelt een veel zijdige en zeer uitgebreide, als 't ware een universeele ontwikkeling. Vroeger en misschien nog wel golden universeel ontwikkelde nienscheu, menschen in wie alle specialiteiten samenvloeiden tot één groote, de specialiteit van universeel te zijn, voor zeldzame verschijnselen. Ze wareu er, ofschoon dan ook in gering aantal, van die mannen die van alles wisten, en van alles veel en dat alles goed en degelijk, zonder dat ze werden gekweektze ontstonden om zoo te zeggen uit eigen spontaneïteit. De Hoogere Bur gerschool steit zich ten doel die grondige universeele ontwikkeling gemeen goed te maken, eu het program stelt ze verkrijgbaar door in neming ais van een elixir en in een kuur van drie a vijf jaren. In hoever loopt hier iets illusoirs onder? Dit is een ernstige bedenking, geen beschuldiging of verwijt, wei een bedenking-. De ervaring leert dat weinig, zeer weinig leer lingen bij de overgangs-examens blijken geven van achterlijk, zwak, onvoldoende te zijn in alle vakken. Het zijn altoos, of doorgaans, voor de verschillende individus sommige bepaalde vakken die het hun doen. Universeele ont wikkeling is schoon; doch vele individus missen het orgaan voor 't universeelede meeste men schen zijn trouwens van nature specialiteiten, d. i. eeuzijdigen. Nu is 't een feit dat bij de overgangs-examens de respectieve cijfers der afzonderlijke vakken, stuk voor stuk, veel meer geteld worden dan dit bij de eind-examens liet geval is. De eind-examens loopen voor verreweg de meeste kandidaten goed af; doeli wanneer daarbij even streng rekening gehouden werd wie weet of dan ook niet 25 percent en meer van de eind-examens zouden mislukt geacht worden! Het schijnt dat we hier roereu aan liet eigen lijke fond der kwestie. Het schijnt dat de uitslag

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1