lïEïmÖTOTOE WURMT.
voor liet arrondis-
senient Zierihee.
1877. No. 63. Zaterdag 11 Augustus. 80ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
OVERGEGAAN OF BLIJVEN ZITTEN.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
.Ule stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
Zoolang de wet op liet Middelbaar Onderwijs
in werking is, werd telken jare met min of
meer klem de aandacht gevestigd op de cijfers
der overgangs-examens, en moge liet in den
beginne weinigen zoo bijzonder getroffen hebben
dat over 't algemeen nog al veel jongelui bij
de overgangs-examens niet voldeden aan de
eisehen om tot een hoogere klasse bevorderd
te worden, van lieverlede kon het toch niet
missen of dit verschijnsel, dat zich telken jare
op nieuw voordeed, moest wel de aandacht
trekken, allereerst der ouders als de eerst be
langhebbenden, later ook die van de autoriteiten,
ten slotte van „publiek".
Nu is het getal dergenen die afgewezen werden
bij de overgangs-examens wel niet toegenomen
de statistici meenen integendeel dat bet is ver
minderd; maar dat bet nu nog zoo aanmer
kelijk is dat bet varieert tusscben 25 en 34
percent, bewijst dat bet „blijven zitten" een
verschijnsel is, ernstig genoeg om met ernst
bestudeerd te worden.
Door het Vaderland werd gisteren een artikel
aan de bespreking dezer zaak gewijdook wij
hebben reeds menigmaal onze aandacht daarop
laten vallen en willen er thans evenzeer een
enkel woord over zeggen.
Inderdaad dat vele „blijven zitten" is een
leelijk diug. Het is een gebrek, daargelaten
nu nog waar 't gebrek zit: in de organisatie
van bet Middelbaar Onderwijs zelf, in het
pedagogisch gehalte van het leeraavspersoneel,
in do leerlingen, of wel in de voorafgegane
voorbereiding van dezen voor de middelbare school.
Het is een gebrek, dat is zeker; en gebreken
moeten bestudeerd, onder de oogen gezien, ver
holpen worden, als dit kan; inzonderheid als
ze zoo groot zijn en kleven aan inrichtingen
van zoo boog belang.
Het spreekt van zelf dat van geen inrichting
van onderwijs een geregelde jaarlijksche op
klimming van al de leerlingen in al de klassen
kan gevergd worden. Er zijn individus die door
bun beperkte vermogens of door andere oor
zaken buiten de schóól en de wet gelegen tot
achterblijven gedoemd worden 't zij ééns, ofwel
bij herhaling. Dit is niet te vermijden en zal
wel altoos voorkomen in enkele gevallen.
Het is verder bekend dat de Hoogere Bur
gerscholen met vijfjarigen cursus en ook die
met driejarigen ouder bare leerlingen er steeds
een zeker aantal tellen, die bet nooit tot bet.
eind-exainen zullen brengen omdat zij daar zelf
niet op rekenen of op uit zijn. Vele jongelieden
bezoeken een middelbare school voor twee, drie,
vier jaren om er te profiteeren zooveel zij kunnen
en vau 't geen men meent dat zij 't meest
noodig hebben in de eerste plaats, zonder aan
een eind-examen te denken. Nu laat het
zich wel verklaren dat er onder dezen zijn, die
tegen 't blijven zitten minder opzien of zich
des al licht getroosten, daar zij toch don lieelen
cursus niet behoeven af te loopen. Op deze
wijze kan men bet permanent aanwezig zijn
van een zeker pereent jongelui die niet overgaan
als 't leerjaar om is, wel verklaren, terwijl men
hiervan noch aau de inrichtingen noch aan de
leeraars een verwijt mag maken. Maar wan
neer nu, na verscheidene jaren van inwerking
zijn der scholen, het gemiddeld percent dergenen
die „blijven zitten" 25 en misschien meer be
draagt, dan kau men bijna niet aannemen, dat
die 25 enkel dommen en onwilligen zouden
zijn, onwilligen n.l. in dien zin dat zij toch
niet ernstig naar bet eind-examen streven. Daar
toe is een getal van een kwart of nteer der leerlin
gen toch wel wat al te groot. Er zullen dan wel
andere oorzaken moeten aanwezig zijn, waaruit
de mislukking van den cursus met zoovele jon
gelui moet worden verklaard. Wij betwijfelen
of er tot dusver wel ernstig genoeg op het
verschijnsel zelf is gewezen en naar de aan
leiding er toe is gezocht.
Er is nog een bijkomende omstandigheid die
de 25 a 30 percent nog leelijker maakt. Dat
zijn de her-examens. Een zieker aantal jonge
lieden worden niet bevorderd bij bet eigenlijke
o vergalt gs-examen bet zijn de zoogenoemde
halve natjes, die bij vader thuis komen met
een lang gezicht en de treurmare dat zij voor
dit oi voor dat niet hebben voldaai), en met de
pleister op de wonde er bijdat zij terug mogen
komen om her-examen te doen. Dan moet in
weinige yacantie-weken ingehaald worden wat
aan de eiscben ontbrak, opdat de maat althans
vóór 't begin van den nieuwen jaargang vol zij.
Men zou deze half overgeganen kunnen ver
gaderen tot een globaal cijfer en daarmede zon
dan eigenlijk de fout der 25 percent dienen
vergroot Ie worden.
We gebruikten daareven bet woord „mis
lukking van den cursus". Is dit niet bet juiste
woord? Wanneer loch de leercursus een drie
jarige of een vijfjarige beet, maar 25 percent
der leerlingen gebruiken voor 't geen zij in
één jaar moesten leeren, twee jaren, dan kan
de driejarige wel een zesjarige, de vijfjarige
een tienjarige worden. Dit gebeurt natuurlijk
niet althans hoogst zelden zal men 't zien,
zoo 't ai ooit nog is voorgekomen want de
achtergeblevenen trekken ten laatste op, in ver
band niet hun leeftijd of den werkkring waartoe
zij in de maatschappij worden geroepen. Men mag
hopen en verwachten dat de meesteu van deze
onvolleerden loch wel hun weg vinden in de
wereldwe hebben immers den tijd gekend dat
er geen middelbare scholen waren van den aard
als de Hoogere Burgerscholen. Maar a priori
en in theorie, d. i. uitgaande van bet standpunt
waarop de school volgens baar bestemming
slaat, moet men van mislukking spreken.
Voor beden genoeg; later komen we nog
eens op 't onderwerp terug.
Binnenland.
Zierikzee, 10 Augs. Thans is verschenen de
brochure van den heer S. Gille Heringa, ten doel heb
bende de zelfverdediging des schrijvers tegen de aan
vallen en voroordeelingen, waarvan hij wegens de
Delftschc kandidatuur en wat daar al zoo aan vast
was, heeft blootgestaan.
Het betoog van den heer Heringa heeft blijkbaar
de strekking hem als eeu gemoedelijk, meegaand,
tegemoetkomend man, een allemansvriend in zekeren
zin, te doen kennen. Wie zal daar iets op afdingen?
Als privaat persoon heeft ieder het recht niet alleen,
maar is 't zelfs allernuttigst met alle menschen goede
vrienden te zijn.
Doch dit was de vraag niet en het was niet die
hoedanigheid van den heer Heringa, die bij de bekende
verkiezings-ge9chiedenis zooveel ergernis gaf.
In de staatkunde en vooral tegenwoordig komt er
nog iets anders kijken dan die alledaagsche gemoede
lijkheid door welke een man een goed gebuur, een
prettig sociteitslid en zoo al meer kan zijn. En op
dit punt is de zelfverdediging niet slechts zeer zwak, ze
is niets. In een bijna uitsluitend katholieke gemeeute
te wonen zonder overhoop te liggen met zijn mede
burgers is voor den Protestant zeker fraai en 't zal hem
veel hatelijkheid sparenmaar, zich goed Protestnut
wanende, kandidaat der ultramontanen te willen wezen,
dat is iets geheel anders en het staatkundig onmoge
lijke en onzedelijke daarvan kan door deze verdediging
niet weggepraat worden en wordt dit ook niet.
Wij zullen er niets meer van zeggen. Thans heeft
de heer Heringa voor degenen die nog niet overtuigd
waren, voldoende bewezen dat hij de man uiet is
wien een politieke rol past, al behoeft niemand hem
ook nu, na al het gebeurde, minder te achten als
buur, vriend of medeburger in 't gewone doen van
't onbeduidende dagelijksche leven en als ambteloos
man onder zijns gelijken.
Wat we onder het lezen der brochure ons zeiven
echter met steeds klimmende verbazing afvroegen is
dithoe ter wereld is het mogelijk geweest dat de
heer G. IT. ooit tot schoolopziener benoemd is? Hij
toont toch in zijn brochure niet de minste noties te
hebben van de eerste regels der Nederlandsche taal;
hij kan niet spellen, weet niet van 't geslacht der
woorden, kent de buiging der werkwoorden niet, heeft
geen flauw begrip van logische analise, kortom hij
kent het Hollandsch niet.
Zierikzee, 10 Augs. Het kabinet Heemskerk neemt
in activiteit met den dag toe. Als men nagaat wat
er alzoo in de bladen wordt opgesomd van zaken op
wetgevend gebied, die als 't ware aan de orde van
den dag zijn, clan moet men zich met reden verbazen.
Schutterijwet, militiewet, wetten op de militaire tucht,
onderwijswet, kieswet, alles schijnt te liggen branden
van ongeduldig wachten op de volksvertegenwoordigers,
om nog vóór September klaar gemaakt te worden.
Hoe hiermede rijmt het bericht dat de Kamer niet
eens meer zal bijeenkomen, dan om gesloten te worden,
begrijpen we niet.
Aan het hoofd van het Zeeuwsch Dagbl. van gisteren
werd medegedeeld dat de heer P. A. Jansen, oud
kapitein der infanterie, medewerker is geworden aan
de redactie van dat blad.
Uit Wemeldinge wordt aan den N. Rott. Ctge
schreven dat het bestuur der visscherij op de Zeeuwsche
stroomen tot de ontdekking is gekomen dat op een
der niet verpachte perceelen van de banken onder
Wemeldinge op clandestine wijze eeuige duizenden
pannen zijn nedergelegd om oesters op te verzamelen
en dat dit zou gedaan zijn onder beheer van den heer
K. Dominicus, bierbrouwer te Wemeldinge.
Een firma in koffie en thee te Amsterdam heeft
een vernuftig middel om reclame te maken uitgevonden.
Zij laat nl. met een geheel Chineesch verlakt en be
schilderd wngeDtje den ganschen dag door de stad
haar bestellingen bezorgenhet wagentje is zóó fraai,
dat het spoedig spreekwoordelijk zal worden en de
firma tevens.