zii MkZi isi iii roi iMM. voor het arrondis- sement Zierikzee. 1877. No. 32. Woensdag 25 April. 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD BRIEVEN UIT HOLLAND. v. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden/ 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, G-eboorte* en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1-—5 regels, mits contant betaald, 25 et. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H, LAKENH1AN. De Jubilee-zangers. Wijt het niet, M. de Redacteur, aan ver zwakten ijver en vooral niet aan weinig be langstelling in 't werk der personen hierboven genoemd, dat ik u niet eerder reeds over de zegetochten der Amerikaansche zangers geschre ven heb't was alleen een gevolg van dei- zaken loop, dat me verhinderde hen te gaan hooren. Eindelijk echter heb ik mijn scha ingehaald en thans sta ik op 't punt u eenige afdrukken van indrukken te geven. Ik gevoel ten volle dat 't een moeilijke taak is, die 'k mezelven opleg en daarom begin ik maar eerst met 't een en ander, aangaande 't gezelschap dames en heeren, dat zoo pas Nederland heeft verlaten en van welks reis 't woord zegetocht, daareven gebezigd, niet te veel zegt. 't Bestaat uit zes dames en vier heeren, die in 't jaar '64 behoorden tot de vier millioen vrij verklaarde slaven. De zendings-vereenigingen hadden vóór dien tijd weinig gedaan aan de bekeering der slaven, één er van echter, de Amerikaansche zendings-vereeniging had reeds een 20 jaar vóór dien tijd de afwachtende houding barer zusteren afgekeurd en metgroo- ten ijver het werk ter hand genomen. Toen nu de vrijverklaring kwam, was zij het die 't meeste toebracht tot de verspreiding van onder wijs en opvoeding der slaven. Vooral hebben zich te dier tijde daarbij verdienstelijk gemaakt de predikanten Smith en Cravath, die, onder steund door generaal Fisk en prof. Ogdeis te Nashville in den staat Tenessee, den grond legden tot de F i s k-s c h o o 1. Daal de stroom van slaven, die op de school wenschten toegelaten te worden, steeds toenam, kwam hij den onderwijzer Withe het plan op, met zijn zangklasse een reis door de Vereen. Staten te ma ken, ten einde de middelen op te doen tot vergrooting der inrichting. De reis werd on dernomen in '71 met dertien der moedigste leerlingen. En moedig moest dat dertiental zijn, aangevoerd door den wakkeren Withe in den kamp tegen honger en kóu, in 't overwinnen Van een tal van vooroordeelen, in 't afweren zelfs van kwaadwilligen. Den gansehen winter reisden ze, maar toen ook was hun naam ge maakt en een nooit gedachte uitkomst bekroonde hun pogingen. Daardoor aangemoedigd kwam het plan van Witiie tot rijpheid om met zijn zangers een bezoek aan Engeland te brengen. Hier wachtte hun schadeloosstelling voor de moeiten der vorige reis. Overal waar ze kwa men, werden ze met gejubel ontvangen en 't regénde geschenken voor den opbouw der Fisk-Üniversiteit, waarvan, letterlijk gesproken, de grondslagen door de baten der Amerikaansche reis waren gelegd. Binnen drie jaren hadden ze f 220,000 overgewonnen, be halve een tal van kostbare geschenken, als een orgel, tapijten, boekwerken etc. Intusschen werd het werk der zending onverpoosd voort gezet en de blik gericht op stamgenooten der vrijgemaakten, op de negers van Afrika, die door zendelingen van eigen tas lichtelijk tot het christendom zouden te trekken zijn. Tot dat doel derhalve een inrichting in 't leven te roe pen, werd het verdere streven der zangers. Ze staken nogmaals naar Engeland over en van daar trokken ze naar ons vaderland, waar ze thans aan 't eind hunner taak zijn gekomen; met welk geldelijk voordeel is thans reeds bekend ze mochten hier een vijfde deel van de benoo- digde som (120,000 gl.) inzamelen voor de stichting eeuer Livingstone Missionary Hall. Eu zoo tevreden is 't gezelschap met dit succes en alle verdere bewijzen van toegenegenheid hier ondervonden, dat ze het pleiu, waar de Livingstone Hall verrijzen moet, zullen doopen niet den naam Netherlands Square. Na deze zeer korte schets van de reizen der Jubilee-zangers, ben ik dan nu toch gekomen tot het moeilijke van mijn taak. Want, M. de Red., de uitvoering der negerzangers is me be paald tegengevallen, na den grooten roep, die er aan voorafging. En 't is juist dewijl die roep zoo onbegrijpelijk groot was, dat ik er tegen opzie hiertusschen een dissonant te men gen. Evenwel zal die vrees me niet weerhouden mijn meening openhartig te zeggen. De liederen van 't gezelschap (4 sopranen, 2 alten, 2 tenoren en 2 bassen) dragen een sterk sprekend godsdienstig karakter. Van 't eerste tot 't laatste verloochenen ze die in geen enkelen regel, en waar de zangers op een con cert een enkele maal een lied aanhieven, dat dien stempel miste, daar kondet ge zeker zijn dat ge te vergeefs de 104 liederen van hun officieel programma zoudt doorzoeken om 't te vinden. Zoo b.v. met het Klokkenlied, een heerlijk schoone compositie vau hun tegenwoor- digen directeur Th. F. Sewakd. Verder dient opgemerkt dat de zangers op Engelschen tekst zongen en aldus volkomen onverstaanbaar waren voor 't grootste deel der hoorders. Het concert begon met het „Lied der Slaven" die „steelsgewijs" tot Jezus sluipen, dat, hoe eenvoudig ook, een goeden indruk maakte dooi de uitvoering der piano's. Het is ten allen tijde een gvoote moeilijkheid zacht te zingen en ik ken vereenigingeu in ons vaderland die juist om hunne pp.'s een goeden naam in de muzikale wereld dragen, terwijl andere lietgroote geheim vau een liefelijk klinkend pianissimo maar niet schijnen te kunnen vatten. De Jubilee zangers hebben het hierin tot een groote mate van volmaaktheid gebracht en 't schoone effect van een jubelend forto gevolgd en voorafgegaan dooi' een bijna onhoorbaar en toch zeer goed hoorbaar piano deed veel verwachten voor de andere nummers. Ik kan naar aanleiding van dit nummer hier tevens opmerken dat de me lodieën der meeste liederen een eenigszins ongewone maatverdeeling volgen. Enkele maten b.v. van dit Slavenlied, dat in een V4 maat ge schreven is, vangen aan met een achtste en sluiten er mee, zoodat ze een kwart in 't midden hebben. Het is niet te ontkennen dat deze syncope, hier en daar een aangenamen verras senden indruk teweeg brengt, doch dewijl die figuur zoo voortdurend en soms op een wijze, die aan gekunsteldheid, veel meer dan aan natuurlijke gave denken doet, aangewend Wordt, zoo verzwakt de indruk daarvan langzamerhand. Met het „Onze Vader", in strengen koraalVörni geschreven en dat, hoewel 't niet van eentonig heid vrij te pleiten is, vlekkeloos werd uitge voerd, werd het eerste nummer besloten. Na dit schoons kwam no. 2,,'k Vaar opwaarts in den wagen", dien goeden indruk 'totaal uit- wisschen. Zoo was 't althans bij mij. De wijs van 't liedje deed denken aan een draaiorgel- deuntje en is zoo onbeduidend dat ik me ver wonderd afvroeg hoe een gezelschap als dit, uit ervaren zangers bestaande, zoo'n alledaagsch ding kon laten volgen op 't hoogernstige, wel luidende Slavenlied. Het volgende nummer: „Tm Troubled in Mind", „ik ben bezwaard in mijn hart, indien Jezus mij niet helpt zal ik zekerlijk sterven", is een lied in de verdrukking ontstaan en deze eenvoudige melodie in F mineur is dan ook daarom alleen merkwaardig. Zoo zou 'k door kunnen gaan en nummer voor nummer aanstippen, en 't zouheéten: dit zeer schoon en 't volgende middelmatig, dat heerlijk, maar dit beneden de aandachtwant nimmer heb ik een programma gezien dat zoo veel afwisselends bij evenveel eentonigheid aanbood; afwisselend wat betreft de muzikale waarde dér melodie en compositie, eentonig ten opzichte van den geest der liederen, die van 't begin tot bet einde dezelfde is; een hijgen naar Jezus, naar den hemel, naar de woningen des lichts en 'k kan niet beter nw lezers daarvan op de hoogte brengen dan door een enkel deï liederen af te Schreiven, zooals de beer Adama van Scheltema die met inachtneming van maat en rijm vertaald heeft, wat, in 't voorbijgaan gezegd, een verbazend moeilijk werk moet ge weest zijn. Ik kies dan No. 17. '1. Eens als mijn sterfuur slaat, Laat mij Jezus Ik laat u 't góed der aard. 2. Als het morgenlicht daagt,' Laat mij enz. 3. In den nacht roept mijn hart: Laat mij enz. 4. Al "wie rouwt, zeg met mij. Laat mij enz. De meeste bestaan als dit uit een paar regels, die gedurig wederkeêren. Gunstig ook wat dat de muziek betreft, steekt bij 't andere af de „Klokjes in de verte", dat ik dan ook te vergeefs in den bundel zoek. Als 's avonds ver de klokjès slaan, Streelt zacht hun klank ons oor En doen ze ons droomend peinzend gaan In telkens wislend spoor. Hun stern bevleugelt onze hoop, Schept licht bij 's levens zwaarsten loöp, Wat ooit ons dierbaar was en schoon Doemt op in 't verre klokgetoon. Ja 't leven is gelijk de stroom, Dien 't dalend zonlicht tint, En 't klokkehlied spreekt als de droom, Die 't verst verleen hervindt. Haast spreidt de nacht zijn sluier uit, Haast zwijgt der klokken zoet geluid, En sterft in kleurloosheid het beeld, Dat nu in 't ver geklep ons streelt. Hoor, hoor, reeds deinst, ook in zijn sterven schoon, De zilvren klokkentoon, Maar zwijgt de stem, haar zoet akkoord Leeft in ons hart als naklank voort.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1