ZIERIKZEESCHE COURANT. voor liet arrondis- AsèiLKseinent Zierikzee. 1877. No. 23. Woensdag 21 Maart. 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD BRIEVEN UIT HOLLAND. Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VllIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 26 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKESiMASi. ui. De geschiedenis van ons vaderland in 't al gemeen en van vele plaatsen in 't bijzonder heeft al menige veer gelaten in den kamp tegen onderzoek en wetenschap. In de dagen toen dr. van der Linde zicli geroepen gevoelde Nederland attent te maken op een fout in de rekening die we van Laurens Ko3ter ontvangen en met een standbeeld, we reldberoemdheid en keurige vertelseltjes aan zijn nagedachtenis betaald hadden en nog voortgingen te betalen, toen rilde 't land van zooveel ver metelheid. L. Koster,zoo onverzettelijk vast staande binnen Haarlems en dank zij de vertellinkjes zoo onuitwisehbaar levende in de hoofden en harten van ieder, die prat is op den roem der vaderen, Koster, de uitvinder van een kunst, die niet uitgevonden behoefde te worden, dien te onttronen ging alle besef van vaderlandsliefde te boven. Na nog, nu de wetenschap hem werkelijk onttroond heeft, nu nog houdt 't volk vast aan zijn Koster uit de schoolboekjes en 't hardnekkige Haarlem wil geen hand uitsteken tot 't wegbergen van een beeld, dat niets voorstelt en alleen dient om aan ieder die ooren heeft om te hooren, bekend te maken dat we ons eeuwen lang jammerlijk vergist hebben. Zoo in 't, groote, zoo in 't kleine. Om niet ver te gaan, behoeft ge u slechts te herinneren hoe uw stadgenoot Werther in '72 Kaavsemaker, den held van Zierikzee bij uitnemendheid, ont deed van 't schilderachtige gewaad, hem door Zeeuwsche geschiedschrijvers omgehangen en hem als een ordinair raensch aan 't volk voor stelde en zoodoende schijnbaar een leelijke kneep gaf aan de geestdrift die er tegen Juli van dat jaar opstak, hoewel 't later bewezen werd dat Zierikzee geen minder genot schepte nu 't zijn held uit de rij der helden weggesehrapt zag. De waarheid schaadt nergens, zelfs niet waar ze de meest sehoone herinnering als een morgen nevel doet opgaan in 't niet. Onze geschiedenis heeft voortdurend behoefte aan mannen die den moed bezitten alle verdichtselen weg te maaien, om ons een helderen blik op de zuivere opper vlakte te doen slaan. Steeds afbreken dus? Als er van leugens gesproken wordt, zeer zeker. Er is bovendien gegronde hoop die op feiten rust dat onze geschiedenis na eiken vuur proef steeds schooner uit den smeltkroes zal te voorschijn treden. In de bestofte archieven, wier inhoud de tekstvervalschingen aan 't licht brengen, liggen ongetwijfeld nog schatten be graven, die slechts op de hand des gescbied- vorschers wachten om den leek het doorgehaalde te doen vergeten. Geen wonder dan ook, dat iedere poging om in dien schat te delven, alom toegejuicht, en dat al wat oud is en betrek king lieeft op onze historie begroet wordt als een welkome ster aan den hemel, nog op vele plaatsen zoo donker. Zoo b.v. om voor de derde en laatste maal een voorbeeld te bezigen zoo werd in 1871 't heele Nederland verrast door de mede- deeling dat dr. Eelco Verwijs zich onledig hield met 't ontcijferen van een handschrift in de Friesche taal geschreveneen document van ontzagwekkenden ouderdom de heer dr. Ottoma sprak van 558 jr. v. Chr. en toe- behoorende aan den heer Over de Linden van den Helder. Dat 't een familiestuk was, werd duidelijk uit den naam van den maker Hilclo overa Linda, naar wien het handschrift, latei- tweemaal uitgegeven door de ijverige zorgen van dr. Verwijs, den naam van Oera Linda Bok ontvangen heeft. Dat merkwaardige stuk bevat behalve een tal van mythologische bijzonderheden, een reis beschrijving van zekere Adela langs den Rijn en door Zwitserland. Hoewel de naam van 't werk in deze dagen op ieders lippen zetelt is van den inhoud echter weinig bekend. Ik ben verzekerd dat ik velen uwer lezers een genoegen doe met 't aanstip pen van eenige frappante bijzonderheden. Ik bepaal me tot de volgende. Adela beeft in dien ouden tijd zegge 500 v. Chr. de Zwitsersehe paaldorpen bezocht, van welker bestaan wij eerst sedert 1853 met zekerheid onderricht zijn geworden. Op Walcheren werd Minerva vereerd onder den naam Nyhellennia. Van waar die naam? Eenvoudig! roept 't Oera Linda Bok, Nyhel lennia heteekent nieuw en helder, om aan te duiden van welke groote waarde de raadgevingen der godin waren. Neptunus, de Romeinsche god der zee, was eigenlijk een Friesclie koning, die 1551 jr. vóór onze jaartelling moet geleefd hebben. Zijn naam. werd door 't volk tot Neef Tennis ver-, baspeld, van welken naam de Romeinen Nep tunus afgeleid hebben De Noordsclie god Tuisko is niemand anders dan neen, i3 niets anders clan 't onnoozel woordje tusschen (twisk) tot een god verbeven „Merkwaardig voorbeeld roept dr. Ottoma uit bij 't, aanstippen dezer koddige verklaring „merkwaardig voorbeeld van de apotheose eener praepositieJa, wèl merkwaardig! Het Himalaya-gebergte (kynia sneeuw en alaya woning, dus woning der sneeuw) draagt zijn naam, zegt bet handschrift, naar lumel (hemel) en laya (leiden). Het leidt dus ten hemel! Deze en dergelijke aardigheden uit het jaar zóóveel v. Chr. en geschreven in een stijl, die bijna overeenkomt met de tegenwoordige, brachten dr. Verwijs en dr. Ottoma in de wol ken. Ze informeerden naar de herkomst en de hr. Over de Linden, de gelukkige eigenaar dichtte het volgende sprookje, dat duidelijk do mystificatie doet doorschemeren. „Durfde ik inijn geheugen zoozeer verdenken, dan zou ik gelooven dat mijn vader, die in 1837 het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, het mij op een goeden dag met passende toe spraak had ter hand gesteld. „Zoo had het ten minste behooren te ziju. „Ik ontviug het echter van mijn tante die eerst in 1849 stierf met de eenvoudige toe spraak, dat zij het op verlangen van mijn grootvader zóólang had moeten bewaren tot dat ik oud en wijs genoeg zou zijn om er prijs op te stellen. Dat deze verklaring geen bewijs is voor hen die met mijn geheugen niet te maken hebben, begrijp ik volkomen." Die tante (A. Mcijlhof. geb. O. de L.j had liet ontvangen van liaar vader A. O. de L. van Enkhuizen, f 1820, enz, enz. Met zeker welgevallen liet de heer Over de Linden op bovenstaande woorden volgen „Met zwart op wil kan ik echter bewijzen, dat dr. Eelco Verwijs, na inzage van het eerste gedeelte van het boek, mij liet volgende schreef: „En daar ontvang ik uwe mij zoo hoogst welkome bezending, waardoor mij de echtheid onwederleggelijk werd bewezen en waarvoor ik u har lelijk dank zeg." Wat heeft die afstammeling der Overa Linda wel in zijn vuistje gelachen toen hij deze er kenning der waarde van 't gewrocht zijner handen „wit op zwart" in handen hadEn met welk een angstige nieuwsgierigheid zal lij den strjd der geleerden hebben gadegeslagen Zoo stonden de zaken in 1871 en zoo ziju ze gebleven eenige jaren lang. Voortdurend werd er slag geleverd, vinnig gestreden soms voor en tegen de echtheid der oorkonde en steeds was de ridderlijke dr. Verwjs gereed zijn sehat met hand en tand te verdedigen. De ongeloovigen hebben zelfs de enthousiasten beschuldigd van medeplichtigheid in 't bedrog. Dr. Ottoma beeft meuigen steek daarover ge had. Een spotter gaf eens den raad tot Haver - schmidt te gaan, die een tijd lang te Helder predikant geweest is en wiens goede kennis Piet Paaltjes hij ondeugend genoeg achtte tot het stoven van zoo'n enorme kool aan de geleerde wereld, in welk geval de heel' Haver- sehmidt zeer zeker kennis van de zaak zou dragen. In 't kort de geschiedenis van 't Oera Linda Bok is vermakelijk voor die er buiten staan en de zaak op een afstand bezien. 't Is thans uitgemaakt wie de vervaardiger is. Hij beet Cornelia over de Linde en 't moet dezelfde zijn die dat prachtige briefje schreef en bij zijn tante zwoer. Over de Linden, een eenvoudig, voor 't oog der wereld ongeletterd man, die in 't byzijn der taalgeleerden geen woord Friesch verstond, liet bij zijn verscheiden een bibliotheek na, waarvan ieder die den man kende, verbaasd stond. Wat meer is, zijn nalatenschap bevatte gedeelten van 't beruchte handschrift in klad, 't waren oefeningen in 't schrjveu van Friesch schrift, dato zóóveel v. Chr. benevens een hoe veelheid onbeschreven papier van dezelfde stof waarop 't Oera Linda Bok oorspronkeljk ge schreven is. Dat papier is uit China afkomstig. Inder- tjd had hij 't van daar meegebracht. In 't begin heette die stof dan ook Cliineeseli papier. Doch toen men van vele kanten den draak met 't handschrift en zijn beschermers begon te steken diende er bewezen te worden dat ook 't papier valscli was! En verleden jaar ver klaarden dus twee deskundigen, de heeren

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1