ZIERIKZEESCIIE COIRAM voor het arrondis- cement Zierikzee. 1877. No. 19. Woensdag 7 Maart, 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD Binnenland. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb oor te en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 cl. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN. ZIERIKZEE, 6 Maart 1 8 7 7. Zaterdag j.l. heeft de heer A. F. Marlet, in de zaal der sociteit Landbouw en Handel, zijn vierde voor dracht gehouden. De opkomst van hoorders was zoo mogelijk nog talrijker dan bij de vorige voordrachten. Ook ditmaal was de rede van den Spr. zoo rijk aan zaken, denkbeelden en nuttige praotische wenken dat we ons tot een vluchtig overzicht daarvan dienen te bepalen. We doen dit evenwel niet zonder een woord van dank voor de vriendelijke hand, die ons daartoe in staat stelde door tal van aanteekeningen. De voordracht splitste zich eigenaardig in twee hoofd- deelen, naar het onderwerp: de voeding van melkvee en die van mestvee. In de eerste plaats werd over de voeding van melkvee gesproken. Melk is niet, gelijk sommigennog wel gelooven, een onmiddellijke afscheiding uit het bloed. Heeft de vorming van de uier en daarmede die van de melk- klier plaats gehad, dan staat het melkgeven in verband met het afscheidingsvermogen dezer klier ten gevolge harer capaciteit, gevoegd bij gezondheid en goede voeding vau het dier. Het alzoo ontstane normale individueele melkgevend vermogen, is door meerder voedsel niet te vergrooten evenmin de meerdere of mindere roomrijkheid der melk. Hier doet zich de vraag op: is melkrijkheid een raseigenschap of een individueele? Deze vraag geldt trouwens ook ten aanzien van mestvee. Het korthoorn-Durham-ras is inzonderheid geschikt voor melkvee en mestvee. Yan dit ras bestaan twee soorten. De Engelschen en Amerikanen verstaan bij uitstek de kunst om uit dit ras goed melkvee te kweeken. Ondertusschen is liooge melkrijkheid, boven het normale, niet een eigenschap van het ras maar van het individu. Er moet bij den aankweek van melkvee vooral gelet worden op de fokdieren, doch ook op de af komelingen, daar de overerving van alle uitstekende eigenschappen geenszins een axioma is. Om tot grondige kennis der goede eigenschappen te geraken dient een stamboek ook te vermelden den graad van melkgeving en het room- gehalte van de melk. Vóór jaren was in het buitenland het Hollandsche vee zeer gezocht; thans is die renommé eenigszins verminderd. Hiertoe hebben sommige ervaringen bij gedragen. Zoo is gebleken dat op de groote veehouderij van Aartshertog Albrecht van Oostenrijk, waar o.a. het Hollandsche ras door 1200 sckoone exemplaren werd vertegenwoordigd, dit vee het in melkrijkheid verloor tegen het Zvvitsersche. Zooals reeds gezegd is, kan door meerder voedsel op zich zelf de melkrijkheid niet worden vergroot. Ook is de meening onjuist dat door meerdere vetvorming boven de normale eischen van het onderhoud, grooter roomgehalte verkregen wordt. Niettemin is de voeding natuurlijk van het grootste belang. Het beste voedings mengsel voor melkvee is dat, waarin het stikstofhoudende staat tot het stikstof looze als 1 5 a ö1^- Maïskoeken zijn als zeer goed toevoegsel te beschouwen op zich zelf zijn ze niet voldoende; er moet voldoend stik stofhoudend voedsel bijkomen. Het is echter niet wel mogelijk volstrekte voedermengsels op te geven. Behalve het gehalte der voeding oefent de markt prijs hierop een overwegenden invloed uit, waarmede voortdurend rekening moet gehouden worden. In 't algemeen regelt de voeding zich naar het levend gewicht van het dier. Op de hofstede moet daartoe de veebascule aanwezig zijn. Op gemakkelijke ver teerbaarheid dient te worden gelet, doch dit moet niet leiden tot het toedienen van slap en verslappend voeder. Onder de goede voedingsmiddelen verdienen genoemd te worden in de eerste plaats goedgewonne» weidehooi van voedzame grassen. Dit komt zelden voor, zoo wel wegens onze gebrekkige weilanden, als door de minder goede bereiding van het hooi zelf. De goede grassoorten komen ook zelden in goede hoeveelheid voor, of worden vermengd met minder goede. Het gras wordt te laat gemaaid en verliest zoo van zijn stikstof, en bij de winning van het hooi wordt nog al eens gezondigd tegen de eenvoudigste regelen hieromtrent. Gevolgelijk is de weidegang in goede weiden ook even uitstekend. Het stikstofgehalte van liet hooi scheikundig te laten onderzoeken kan weinig baten, daar toch de geheele voorraad niet gelijk is beter is het dit practisch, d. i. bij het gebruik te onderzoeken. Als toevoeging van het hooi komen lijnkoeken in aanmerking. Het is te betreuren dat in dit artikel zooveel vevvalsching plaats heeft. Iiet is daarom goed de lijnkoeken op liet proefstation te doen onder zoeken. Men moet ook minder op de kleur létten maar op de hoedanigheid, waardoor het ook den fa brikanten gemakkelijker wordt gemaakt. Voor goede koeken moet men wel iets meer over hebben dan voor dezulken waarvan men de innerlijke waarde minder kent. Lijnzaad is evengoed als de koeken doch veel duurder Waar het hooi minder goed is raadt Spr. aan, stikstofhoudende toevoegsels te geven b.v. granen, erwten, boonen, alsook klaverhooi of lucernehooi die door het groote stikstofgehalte een goede toevoeging uitmaken. De vertering en vooral de opneming van het voedsel zijn gebrekkig wanneer de verhouding tusschen stik stofhoudend en stikstofloos voeder niet goed is. In den regel is het hooi te weinig stikstof houdend. Voor een goede menging der grassen zijn kunstweiden zeer aan te bevelen. Maïs maakt een zeer goed groeu voeder uit, doch alleen met toevoeging van granen. Dit geldt ook voor mangels, turnips en andere wortelgewassen. Omtrent het toedienen van water valt op te merken dat dit alleen noodzakelijk is als het dier zelf daar behoefte aan toont. Als het voeder saprijk genoeg is zal het dier weinig drinken; ontbreekt die saprijkheid dan moet het matig gedrenkt worden. Regelmaat in de voedering der dieren is zeer nood zakelijk; want de melkafscheiding is een voortdurend proces, zoodat er geen storing in de voeding mag zijn. Ook is een zachte vriendelijke behandeling van veel- belang, onder de eigenschappen eener goede melkkoe telt ook de zachtmoedigheid. Ieder gevoele op dit punt zijn gebreken. Eenzijdigheid in de voeding moet vooral vermeden worden; men moet rekening houden met de behoeften van het dier. Overdrijving moet ook vermeden worden. Zoo wordt door overvoeding de vetvorming in de hand gewerkt en de melkafschei ding belemmerd. Regelmatige en zooveel mogelijk volledige voeding komt het voordeeligst uit. In het tweede deel der voordracht behandelde Spr. de voeding van mestvee. Op den voorgrond staat dat vetmesting nog altoos is aan te bevelen ondanks de concurrentie uit andere streken. De vleeschconsumtie is nog voor groote uitbreiding vatbaar, zelfs in Engeland waar het ver bruik van vleesch per hoofd het grootste is. Men zij dan niet bevreesd voor de concurrentie. Wat de veepest betreft, deze drukt den handel zeer in het algemeen, al brengt zij ook enkele streken een tijde lijk voordeel aan. Stelt men nu de vraag wat meer winstgevend is: melkerij of mesting, dan vindt men daarop verschil lende antwoorden, al naar de omstandigheden. In Duitschland geeft men aan drijven der melkerij de voorkeur; doch dit laat zich verklaren uit het feit dat de zuivelbereiding daar te lande zoozeer volgens de laatste eischen der wetenschap geschiedt. Waar men de melk (zooals in de steden) in verschen staat kan debiteeren, verdient melkerij de voorkeur. Waar de boterbereiding minder goed gaat, is de vet mesting voordeeliger. Tot vetmesting moet men dieren hebben van goed ras. De mesting moet niet te vroeg begonnen worden. Men moet het vee laten uitgroeien. Bij de mesting is de voeding natuurlijk hoofdzaak. In den eersten tijd der eigenlijke vetmesting is de verhouding van 1 tot 5 a 5*/2 van de stikstofhoudende tot de stikstoflooze voedsels toe te passen. In de laatste periode komt het bepaalde krachtvoeder te pas boonen meel, lijnzaad enz. Ook hier is de gemakkelijke verteerbaarheid van het voedsel een hoofdvoorwaarde want men vergete niet dat de toestand van vetwor- ding geen normale, maar een afwijking is van den natuurlijken gang, waardoor o.a. ook het verterings vermogen van het dier vermindert. Voor vetmesting zou hooi, klaver of lucerne te veel volume hebbendaarom is noodig toevoeging van graan, pulpe of mangels. Deze zijn ondertusschen op zichzelf geen voldoend voedsel. Zoolang nog niet algemeen goed wordt acht geslagen op de wezenlijke kwaliteiten van het vleesch, en dus het beste vleesch niet altoos ook het duurst wordt betaald, gaat slecht gemest vee er mee door. Wanneer echter, zooals in Engeland het zoogen. doorschoten vleesch den hoogsten prijs bedingt dan moet er naar gestreefd worden dit te produeeeren. En dat heeft men goeddeels in zijn hand, door de voeding zoo te regelen dat zij een goede menging zij van stikstof houdend en stikstofloos voedsel. Met enkel pulpe of wortelgewassen verkrijgt men waterig vet vee, dat los is op 't gevoel eu het vet hier en daar opgehoopt heeft. Lijnkoeken zijn ook voor vetmesting een goed voeder. In den jongsten tijd is hoog opgegeven van de katoen koeken doch zij voldoen toch niet. Grandeau te Nancy heeft aangetoond dat in de katoenkoeken de stikstof voorkomt in een voor het dier onoplosbare verbinding en dus niets beteekent. Onder de goede voedsels voor mestvee moet ook de fabrieksafval gerekend worden, zooals die van branderijen en suikerfabrieken. Jammer is het dat deze stoffen doorgaans in een te lokalen kring worden verbruikt. Over ruimer kring verdeeld en onder toevoeging van andere voedingsstoffen zon er veel meer voordeel mede verkregen worden. Wat de pulpe aangaat, zeer onderscheiden zijn voor de voeding de pers-pulpe en de diffusie-pulpe. De diffusie-pulpe bevat wel meer stikstof, doch heeft evenwel minder voedingswaarde dan de pers-pulpe. Daar echter het diffusie-stelsel in de fabrieken meer en meer veld wint, zoo zal de daardoor ontstane pulpe ook menigvuldiger moeten gebruikt worden. Pulpe is goed voeder in verbinding met granen. Men houde ook in het oog dat pulpe stof eeu is die door broeiing en verzuring veel van haar goede eigenschap pen kan verliezen. De behandeling van mestvee is van veel belang, zij moet zacht zijn zoodat de dieren rustig en stil gehouden worden. Voor de stallen is een gematigde temperatuur de beste. Te veel warmte is evenzeer nadeelig als te veel koude. De stallen moeten luchtig zijn, waarom een goede ventilitatie door middel van verticale buizen beter is dan het te pas en te onpas openzetten der stallen. Zindelijkheid is mede een vereischte, doch het met koud water wasschen der dieren niet aan te raden. Beter is het door goed gesloten zolders boven den stal en door het weren van instuivend vuil van buiten, het vee rein te houden. Hoewel in liet algemeen aanleg tot vetvvording een raseigenschap is, zoo komt hierbij toch ook het indivi-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1