ZIERIKZEESfiHE COURANT.
voor het arrondis- seinen! Zierikzee.
1877. No. 18.
Zaterdag 3 Maart.
80ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
Het Brood en de Broodbakkers.
SCHETSEN OP PEIS,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VEIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per d r i e maanden 1,Franco per post 1
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PEIJS DEE AD VEETENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Hu w e 1 ijk s-Geboorte-
en Doodberichten van I6.regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van Ioregels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKtlVlIAN.
(Een Sprookje).
Er was eens een stad, welker inwoners allen
gaarne brood lustten, en er waren ook onder
scheidene bakkers in die stad, die elk bnn brood
aanprezen en trouw bun best deden, 't zij om
brood te bakken dat goed en voedzaam was,
of wel zooals de smaak der menscheu bet ver
langde. Maar de smaken verschillen zeer, en
alle brood is in lange niet hetzelfde brood ook
zijn alle baksels lang niet gelijk, en zoowel in
de keuze van meel, of bloem en gist, als in
bet toebereiden van het deeg en in het bakken
is veel verschil. Ook is daarin zekere vooruit
gang op te merken, althans zekere verandering
in de manier van doen. Vooreerst kan men
't brood maken van eenvoudig tarwemeel, of
van roggemeel, oolc van allerlei witte stof, die
bloem heet; men kan het deeg aanmengen met
water of met melkmen kan het kneden met
de vuisten of met de voeten, met het braakijzer
of met de kneedmachine. Zoo verkrijgt men
dan ook allerlei brood; grof en fijn, zwaar,
taai, kleiachtig, of wel luchtig, smakelijk, geürig
brood.
Nu waren er in die stad een aantal menschen,
ofschoon ook niet heel veel, die, van derjeugd
af gewoon aan vast, zwaar, oudervvetscli brood,
maar niet konden begrijpen dat er toch nog
wel beter, voedzamer, verteerbaarder brood kon
gebakken worden, dat niet zoo zwaar in de
maag lag en niet zoo schraal en droog werd
vóór 't nog oingesuedeu was. Deze mensehen
waren zoo verslaafd aan dat ouderwetsche brood,
dat nog gebakken werd volgens de overoude
bepalingen van het bakkersgilde, dat zij van
geen ander brood wilden weten en vooral niets
wilden te doen hebben met bakkers, die op
een nieuwe manier bakten. Eigenlijk waren
de ouderwetsche bakkers, van wie zij hardnekkig
en uitsluitend hun brood wilden hebben, al lang
uitgestorven. Daardoor geraakten zij niet weinig
in verlegenheid en braken zich dagelijks het
hoofd met zorg en kommer: hoe het toch na
voortaan gaan moest, als zij dat echte, onver-
valschte, zware, ouderwetsche brood niet meer
zouden kunnen bekomen. Eindelijk schaften zij
raadzij legden wat geld uit, richtten een eigen
bakkerij op en lieten toen een meesterknecht
komen uit een andere stad, waar 't bakken op
de oude manier nog in zwang was. Zoo waren
zij aanvankelijk geholpen; maar toch nog
niet geheel.
Zij hechtten namelijk ook groote waarde aan
het merk of' stempel dat volgens oud gebruik
op het brood gezet werd, en een meester
knecht had de bevoegdheid niet het brood te
stempelen, dat mochten alleen de meesterbakkers
doen. Een poosje lang haalden ze bij de be
staande bakkers in de stad nog zoo nu en dan
een broodje, 0111 het stempel alleen, niet om 't
brood, docb 't was wel te zien dat zij ook
daarmede zouden ophouden, zoodra zij maar het
noodige kapitaal hadden weten te vinden om
van hun bakkerijtje een groote bakkerij en van
hun meesterknecht een behoorlijk bevoegden
meesterbakker te maken, die ook't brood mocht
stempelen, als 't echte ware brood, dat zij ver
langden. Want zoo waren ze op hun brood
gesteld, en zoo hielden zo hun eigen smaak
voor den alleen goeden, dat zij bang waren van
bet brood der andere bakkers te zullen vermageren,
ziek worden en sterven, in welk geval zij na
tuurlijk in 't geheel geen brood meer zouden
kunnen eten.
De afkeer nam inzonderheid toe, toen er een
geheel nieuwe soort van brood op geheel bij
zondere wijze gebakkeu en dat daarbij aantrek
kelijk van geur en smaak en zeer voedzaam
was, in gebruik kwam. Dit brood beviel aan
de meeste inwoners der stad bij uitstek; liet
was ook eenvoudig, degelijk, voedzaam brood,
gemakkelijk om te verteren, niet duurder dan
het oude, en de nieuwe bakkers die liet maakten
en verkochten, waren beleefde, nette lieden, die
ieder gaarne naar zijn genoegen bedienden. Die
nieuwe bakkers kregen grooten toeloop en ver
kochten veel. Daar zij in de meeste bakkerijen
der stad gevestigd werden, waarvan de vroegere
meesters waren gestorven, of vertrokken, of gaan
rentenieren, zoo haalde bijna ieder hij hen het
brood dat hij noodig had voor zich en zijn gezin.
De aanhangers van het oude brood echter bleven
voor en 11a geheel uit de nieuwe bakkerswinkels
weg en maakten zich bovendien niet weinig
boos op de nieuwe bakkers en bet moderne brood.
Zoo ontstonden er op liet laatst twee partijen
en die kwamen van lieverlede scherp tegenover
elkander te staan. De partij van het 011de brood
schold het nieuwe voor luchtig, opgeblazen,
winderig brood, ja, voor gevaarlijken en vergif
tigen kost. De voorstanders van het nieuwe
brood meenden dat het oude onvoedzaam, on
verteerbaar was, dat liet als een steen 111 de
maag lag, dat liet totaal ongeschikt was voor
kinderen, dat liet onverantwoordelijk zou zijn
er pap van te koken voor de kleine gapelingen,
kortom dat de menschen op den duur niet bij
dat oude baksel leven konden. Nog waren er
enkelen die zich niet in dien twist wilden mengen,
't zij omdat zij zoo bijzonder veel niet om
broodkost gaven en bij voorkeur pasteitjes aten,
't zij oindat zij hun eigen brood bakten en noch
't oude, noch 't nieuwe voor hun huisbakken
brood begeerden. Dezen gaven den raad aan
de anderen, dat zij dan maar liever niasteluin-
brood moesten laten bakken, dan konden allen
zoo wat tevreden zijn. Wel kreeg dan eigenlijk
niemand zijn zin; maar ieder kon dan in dat
mastelninbroocl toch iets vinden van hetgeen naar
zijn smaak was. Dit stond velen wel aan;
werkelijk werd de proef genomen en liet men
een bakker komen, die den naam had van bij
zonder goed masteluinbro'od te bakken. Dit
bemiddelingsbrood zag er aan de eene korst uit
van over zee en van over land.
XXIX.
In een tierde galerij zagen we een overrijke collectie
van mineralen. Allerlei ertsen, zoowel uit Engeland
als uit andere oorden der wereld, benevens cle daaruit
getrokken metalen, verder tallooze edele en andere
steenen, aardsoorten en kristallen, vooral gerangschikt
om een gemakkelijk overzicht te krijgen van de grond
stoffen der industrie aan het' mineraalrijk ontleend
terwijl eindelijk de vierde galerij die Avij bezochten
een niet minder rijke verzameling bevatte van pro
ducten uit het plantenrijkhiervan vielen ons een
overgroote verzameling monsters katoen en boomwol
en een merkwaardige verzameling van allerlei hout
soorten het meest in het oog.
Als men zulke prachtige verzamelingen ziet, dan
kan men zich bijna niet weerhouden de bewoners van
een wereldstad als Londen te benijden. Waar ter
wereld toch vindt de aankomende jeugd zulke onkost
bare en 'uitmuntende gelegenheid om een schat van
practisclie kennis op te doen van de rijkdommen der
aarde
De uitgestrekte tuinen van het kristallen paleis
zijn niet minder merkwaardig dan het gebouw zelf.
Van de buitengalerij van het hoofdgebouw daalt men
langs breede steenen trappen naar het eerste terras
af. De glooiing van den heuvel is terrasgewijze aan
gelegd als een Italiaanschen tuin met waterwerken
ongeveer zooals die bij het kasteel van St Cloud in
het klein te zien zijn. Van de buitenste galerij heeft
men een heerlijk gezicht over deze terrassen en verder
over den wijduitgestrekten Ëngelschen tuin en de vijvers
benedendat gezicht, zooals wij 't genoten bij heldere
zon,is Verrukkelijk schoonmen vergeet zoo iets
nimmer.
De' genoemde waterwerken stonden bij ons bezoek
stil; men laat ze alleen'bij grootefeesten spelen of
als er vorstelijke bezoekers zijn.
Op het eerste terras verheffen zich ter wederzijde
van het uit massieve steenen gebouwde middenhassin,
dat door watervallen met de lagere bassins verbonden
is, twee zestig voet hooge koepels. Uit den top dezer
koepels springen waterstralen 150 voet hooghet
water stort dan langs de randen der koepels naar
omlaag en stort zich uit het bassin met een val van
120 voet breed en 30 voet hoog in het volgende
bassin, tot het eindelijk in de beide groote beneden-
bassins komt die elk 784 voet lang en 468 voet breed
zijn. In het midden van elk dezer bassins is een
waterbuis, waaruit een waterstraal van 21/o duim dik
tot op 2o0 voet hoog opspringt, Terwijl elk dezer
verbazingwekkende stralen door 50 stralen van 2
duim dik en 150 a 100 voet hoog springende
omringd is. De kracht waarmede het water uit de
monden der buizen geperst wordt, bedraagt 262
Eng. ponden per vierkanten duim. Nergens ter wereld
zijn fonteinen van zulke afmetingen. Verder springt
het water nog uit tallooze groote en kleine buizen die
overal zijn aangebracht en naar willekeur allen te
gelijk of bij groepen kunnen in werking gesteld worden.
Als de waterwerken in vollen gang zijn wordt er per
minuut door 11781 stralen 12000 gallons water op
geworpen gewoonlijk worden voor een waterspel van
een kwartier uür 2.000.000 gallons (90.800 Ned.
vaten) water verbruikt.
Dit reusachtig fonteinwerk wordt gevoed uit één
enkelen arterischen put, bij de schietbaan in den tuin
gelegen De put bestaat uit een van steen gemetselde
schacht van 247 voet diep en 8'/o voet wijd op den
bodem van deze steenen buis begint echter1 pas de
ijzeren buis die nog 328 voet dieper in den grond is
gedreven, zoodat de geheele put 575 voet diep is.
Uit deze diepte komt bet water op, doch wordt dan
door krachtige stoomwerktuigen achtervolgens opge
perst naar reservoirs, die op verschillende hoogten ge
legen zijn; de hoogste reservoirs zijn boven op den
heuvel ter zijde van bet paleis en bestaan uit twee
gTOote ijzeren bakken die op een gevaarte van.ijzeren