ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondis- seinent Zierikee. 1877. No. 16. Zaterdag 24 Februari. 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uille t o n. BRIEVEN UIT HOLLAND. Deze Courant verscliijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, - Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TI EN Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEXMAN. li. M. de Bed. Op den derden Donderdag van elke maand kunt ge in een der lokalen van zeker Soeiteits- gebouvv, staande en gelegen (ge bemerkt dat ik liet zoo notarieel nauwkeurig mogelijk wil opgeven) in een der bedrijvigste gemeenten der provincie Zuid-Holland, een gezelschap vergaderd vinden van een dertiental mannen, werkzaam op verschillend gebied, die het van hun plicht achten een oog te houden op de golvingen in den maatschappelijken oceaan en door samen- spreking wenschen te komen tot opheldering van 't voor sommigen verborgene, tot een schrede nader aan de oplossing van het legio vraag stukken op gebied van maatschappij, staatkunde, godsdienst, zedeleer en wat daar verder een gebied heeft, en dan 't liefst van de zoodanige, die dringend naar oplossing wachten. Welnu, op den löden van Sprokkelmaand j.l. had een twaalftal van de leden dier club zich opgemaakt tot bespreking van een kwestie, die in onze dagen steeds aan de orde is en dat nog wel eenigen tijd. blijven zal, vrees ik. Ik bedoel Leerplicht. Vergun me dat ik, zonder van het lezen der notulen en andere dringende werkzaamheden te reppen, een beknopt verslag geef van 't toen verhandelde. De lieer B. had op zich genomen het punt in te leiden en vergastte zijn hoorders op een uiteenzetting der redenen, waarom bij oordeelde dat bet invoeren van den leerplicht, primo on- noodig, seenndo beleedigeud zou zijn voor 't Nedeiiandsche volk. Hij tleed dat, zij 't niet met dezelfde woorden, dan toch in dezen geest. De statistiek zegt dat in ons laud van de jeugd 80 perc. ter school gaat, waaruit volgt dat nog 20 perc. geheel van onderwijs verstoken blijft. Men zou dwalen door te meenen dat dit betrekkelijke klein getal door dwang binnen de schoolmuren zou kunnen gedreven worden, dewijl het bestaat uit kinderen die öf geen plaats kunnen vinden, hetzij door gebrek aan ruimte, hetzij om den grooten afstand hunner woning van 't naastbijzijude schoolgebouw, of die reizende zijn op vaartuigen, öf eindelijk, die door huiselijke omstandigheden gedrongen worden thuis te blijven. Zal nu de regeering een wet invoeren die voor de goeden onnoodig is, terwijl ze hij de nalafcigen toch niet het doel kan bereikenSpreker is er voorts sterk tegen dat eeu bestuur, waar dan ook, tot het goede dwingt. Zijn taak bestaat in 't straffen van 't onbehoorlijke, niet in 't dwingen tot binnengaan. Een vergelijking met. het vaderlijk gezag gaat volstrekt niet aan. Waar de vader staat tegenover onmondiger), heeft de regeering met mondigeu te doen, die een recht hebben op bun kroost. Als hij 't wel heeft, dan meent spr. dat leerplicht een plant van Duitschen bodem is en nu zou hij ons land niet gaarne in deze de voetstappen van den grooten nabuur zien drukken. De verhouding van regeering tot volk is in Pruisen hemelsbreed verschillend met die bij ons en waar liet Pruisische bestuur een middel uitdenkt om het individu steeds meer afhankelijk te makeu om zijn superieuren, en leerplicht is een middel dat den burger al vroeg zijn gehoorzaamheid inprent aan 't hooge gezag daar wenscht hij dat ons land verschoond zal blijven van dergelijke machts inprenting door de overheid op 't jeugdige ge- moed. Vrijheid is eeu dier kleinood op 't welk liij geen enkele inbreuk wenscht toetéjuiehen. Er bestaat verder bier te lande volstrekt geen antipathie tegen 't onderwijs, integendeel meent hij dat we, wat intellect betreft, kunnen wed ijveren met alle andere landen en daarom zou hij 't een beleediging achten voor de natie, wanneer de regeering haar verplichtte tot iets, dut ze zonder dwang reeds gewillig doet. De eerste spreker na den inleider verklaart dat hij 't in geen enkel opzicht met den laatste eens is. Volgens zijn overtuiging heeft het land wel degelijk recht zich te ontfermen over on- mondigen, door liet vaderlijk gezag willekeurig onttrokken aan de school. De tweede spreker zou het dwaas vinden het invoeren van den leerplicht een beleediging te heeten voor de natie, zoo 't noodig werd dit te doen. Ook volgens hem echter is dat on noodig. Men mag 't evenwel als een verblijdend verschijnsel aanmerken dat alom zoo de aan dacht op dit onderwerp gevestigd is. Hij meent dit te moeten verklaren uit het diepe besef bij 't volk levendig, dat de regeering, wat onderwijs zaken betreft niet gedaan heeft wat ze had kunnen doen. Die overtuiging heeft reeds veel gedaan om bestaande gebreken te verhelpen. Met dit laatste wenscht hij voorttegaanalles in 't werk stellen om 't onderwijs zoo goed en zoo alge meen mogelijk te maken. En mocht de natie daarna van haar onwil doen blijken dan is 't nog tijd om tot leerplicht de toevlucht te nemen. Leerplicht blij ve le couronnemenl de Vedifice. De volgende vindt het wel wat vreemd dat men hier uitsluitend zich bepaalt tot de vraag: hoe die 20 perc. in de school te krijgen, ter wijl niemand nog heeft gevraagd: zou 't met die 80 perc. wel in orde zijn Hem komt leerplicht wel zoo wensehelijlc voor ten behoeve der laatsten, die voor een groot gedeelte een heel beseheiden gebruik maken van 't onderwijs als voor de eersten, van welke verondersteld wordt dat ze tocli niet te trekken zijn. Nadat de inleider opgemerkt had dat leer plicht niet in de eerste plaats een nüddel tot wering van schoolverzuim was, zeide een vol gende dat 't dan al zeer weinig zou helpen zoo men bij de wet de jaren bepaalde gedurende welke 't kind ter school moet gaan om op 't einde van dien tijd aan een zeker programma te kunnen voldoen, wanneer men zich verge noegde met zijn naam alleen, prijkende op de SCHETSEN OP EEIS, van over zee en van over land. XXVII. Ofschoon ons bezoek aan het Alexandra-paleis ons nagenoeg een geheelen dag had gekost, wilden we toch niet gaarne Londen verlaten zonder het oude volkpaleis, dat van Sydenham, doorgaans Crystal-palace, het glazen paleis, geheeten, te hebben gezien. Wie Londen bezoekt om iets van het merkwaardige dat daar is te leeren kennen, kan wel onmogelijk alles zien doch in geen geval mag hij een tochtje naar 't Syden- ham-paleis verzuimen. Menige aanzienlijke- stad op het vaste land levert zooveel bezienswaardigs niet op als deze eenige inrichting. Evenals naar het Alexandra-paleis loopen er ook naar Sydenham's glazen paleis speciale treinen. Men heeft zelfs wel twee stations hij het paleis, het eene, 't hooge1 station, high level statio?idat de reizigers nagenoeg onder het paleis zelf afzet, waar ze door ruime tunnels en breede, massieve trappen tot den hoofdingang opklimmen, en nóg een aan den Z.W. vleugel bij Norwood, terwijl men ook aan 't station Sydenham iets N.W. van het paleis kan afstappen. Men weet dat het Sydenham-paleis zijn ontstaan te danken heeft aan de wereld-tentoonstelling van 1851. Het destijds volgens het geniale plan van den ingenieur Paxton in Hydepark opgerichte glazen paleis, dat de bewondering der geheele wereld verwierf, oordeelde men algemeen een te gedenkwaardig voorbeeld van moderne bouwkunst om het na afloop der ten toonstelling als een gewone kermistent op te ruimen. Er vormde zich een vennootschap van negen heeren, waarvan Joseph Leech, een ingenieur, de voornaamste deelgenoot was, die zich ook belastte met de verplaat sing en den gewijzigdenherbouw van het paleis van Hydepark, en het tot een blijvende uitspanningsplaats voor Londens bevolking inrichtte. De vereeniging werd door aankoop eigenaar van het tentoonstellings gebouw en van het schoone uitgestrekte Pen ge-park, dat zich, 300 acres (ruim 121 hectares) groot, uitstrekt ten Zuiden van het Dulwich-bosch, over de heuvelachtige streek tusschen Sydenham en Norwood, Hier werd. op een heuvel, 300 voet bove.n de Theems, het glazen- paleis herbouwd, doch aanmerkelijk grooter en fraaier dan het als tentoonstellings-gebouw geweest was. In 1854 was het voltooid; later zijn er nog belangrijke verbeteringen, uitbreidingen en verfraaiingen aange bracht, zoodat het thans een inderdaad grootsch geheel mag genoemd worden, ofschoon het voorkomen van 't gebouw, wegens de dunne lijnen, en de eigenaardige bouwstoffen, ijzer en glas, niet zoo indruk wekkend monumenteel is als dat van het Alexandra- paleis. De overheerschende verfkleur, rood wit en blauw, geeft aan het geheel, vooral bij helder weder, ook een ietwat bont voorkomen, en 't aanzien van iets dat oud is en wrak. Niettemin is de aanblik van het reusachtige gebouw, vooral op eenigen afstand uit het park, betooverend schoon en doet, den vreemdeling aan de wonderen van de sprookjeswereld denken. Het glazen paleis van Sydenham bestaat uit een middenschip, twee zijvleugels, twee hoofdgalerijen, drie transepten en twee zijgebouwen. Het middelschip is 200 voet hoog en heeft vijf galerijende heide eind transepten hebben elk drie galerijen. Het hoofd gebouw met de drie transepten is 1560 voet (507 Meter) lang; elke zijvleugel is 195 M.de kolonnade- die naar het zuidelijke station voert is 227,5 M. en het geheele gebouw in alles 3374 voet of 1096 M. lang. Het beslaat 20 acres (ruim 8 hectaren) opper vlakte. Het is dus veel grooter dan Alexandra-palace en gewis een der grootste gebouwen van de wereld. De afmetingen zijn over 1t geheel zoo wel in- als uitwendig zeer harmonieus genomendoor den brand die in 1866 het noordelijk transept vernielde, hetwelk toen niet vrij wat wijziging herbouwd is, werd die evenredigheid eenigszins verstoord. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1