ZIERIKZEESCHE CO HU M
voor het arrondis- juêtK sement Zierikzee.
1877. No. 15. Woensdag 21 Februari, 80ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
F e uille t o n.
Kijkjes op het gebied der Maat
schappelijke Huishouding.
SCHETSEN OP REIS,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,-
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
i.
Gebrek aan officieren, predikanten en
onderwijzers.
Meermalen zoekt men ver van huis wat vlak
voor de deur te vinden is. Menigmaal zoekt
men hoogst wijsgeerige verklaringen voor ver
schijnselen die werkelijk op de eenvoudigste
wijze kunnen opgehelderd worden. Zoo ook
omtrent bovengestelde onderwerpen. Br is
klaarblijkelijk gebrek aan officieren bij het
leger; gebrek aan onderofficieren en manschappen
valt eigenaardig het meest in het oog, en dat
gebrek is er evenzeer, doch er is ook een meer
en meer toenemend gebrek aan officieren. Men
heeft naar de oorzaak van dit gebrek gezocht
en meent die gelegen te zijn in een meer en
meer algemeen wordenden afkeer van het krijgs
mansleven bij de natie. Nu is militarisme nooit
het zwak der Nederlanders geweest, doch men
meent dat de anti-militaire geest in de jongste
tijden vooral met toenemende kracht vaardig is
geworden over hen, zoodat de jongelingschap
niet meer streeft naar 't blinkende zwaard en
de sierlijke gouden of zilveren kwasten en
tressen, maar eerder de pen ter hand neemt of
achter de toonbank gaat staan.
Er is ook een met den dag toenemend ge
brek aan predikanten zoodat vele gemeenten
sinds jaren zonder geestelijken zijn en het ver
vuld krijgen der openvallende plaatsen overal
zonder uitzondering groote moeite veroorzaakt.
Hier zoeken velen de oorzaak van 't gebrek in
de toenemende verdeeldheid der kerk en in den
mede toenemeuden afkeer der jongelieden van
een vak, dat zoo weinig bestand schijnt te zijn
tegen de mokerslagen of wel tegen den zacht
blazenden adem der kritiek, terwijl anderen het
gebrek wijten aan het veldwinnend ongeloof.
Eindelijk is er een schreeuwend gebrek aan
onderwijzers, en dit gebrek is haast toenemende
in gelijke verhouding tot al het kunst- en
vliegwerk dat men de laatste twintig jaren
heeft ondernomen om liet weg te nemen.
Men ziet dus drie belangrijke maatschappelijke
vakken, tot deze drie bepalen we ons voor
ditmaal die lijdende zijn en niet meer be
hoorlijk vervuld worden, en dat ten gevolge
van gebrek aan arbeidskracht.
Dit verschijnsel doet zich voor in een tijd,
die algemeen een moeielijken tijd, een tijd van
veel zorg en strijd, veel moeite en bezwaren
wordt geacht wat kostwinning of broodwinning
betreft, in een tijd dat, naar men zegt, de
concurrentie zoo groot is in alle vakken dat
het haast onverklaarbaar is hoe de meeste
lieden uit den fatsoenlijken middelstand nog
weten te blijven wie zij zijn, in een tijd
bovendien waarin men ldaagfc over overbevol
king zoodat zeker het gebrek niet geschoven
kan worden op gemis aan mensehen.
Deze drie vakken, die gezamenlijk verscheidene
duizenden personen vereischen tot bezetting der
plaatsen, zijn kwijnende en dat te midden van
een tijd waarin volgens 't gerucht der pessi
misten de lieden haast elkander opeten uit
naijver om den broode.
Zoo weinig begeerlijk schijnen die vakken
dat men verbaasd staat als men zoo eens na
gaat en optelt wat al knnstmiddeleu er worden
aangewend om in het gebrek aan personeel te
vöorzien.
Zoo treurig is het b.v. gesteld met den lust
om officier te worden dat men de brug naai
de gouden kwasten van dag tot dag al breeder
en gemakkelijker maakt, ja dat men, 7.00
onder anderen in bet nieuwe ontwerp-wet op
de Militaire Academie de jongelieden haast
lokt met zoet gefluit en zachte woordjes. Zoo
treurig dat de aaukweek van predikanten reeds
op groote schaal, zuiver kunstmatig wordt ge
dreven, waarbij de kosten van aanwerving,
uitrusting en gedeeltelijk onderhoud, worden
gezocht en gevonden overal en op allerlei ma
nier, behalve alleen door lien die er in de
eerste plaats in betrokken zijn, de menschen
zelf die voor hun zonen den geestelijken stand
begeeren.
Zoo treurig is het met het gebrek aan per
soneel bij het onderwijs, dat in dit vak kunst
matige aanwerving en aaukweek nagenoeg regel
is geworden.
In al deze drie vakken stoot men op een
verschijnsel dat in lijnrechten strijd schijnt te
wezen met de eenvoudigste grondregelen die
de maatschappelijke huishouding heheerschen,
namel. dat gewichtige betrekkingen ook begeer
lijk zijn, daardoor met ijver worden gezocht
en derhalve nooit gebrek aan aanbod zullen
ondervinden, en zeker in geen geval kunst
middelen om die betrekkingen vervuld te krijgen
dienden aangewend te worden, daar uit den aard
der zaken moest volgen dat zich altoos eer te
veel dan te weinig personeel zou aanbieden
voor de vervulling der plaatsen.
Gewichtig zijn toch die drie maatschappelijke
betrekkingen 1
Wie zal er aan twijfelen of het vak van
officier bij het leger, zoo lang er legers zijn,
ook hoogst gewichtig moet geacht worden
Wie zal tegenspreken dat het ambt van gods-
dienstleeraar, predikant, evangeliedienaar of hoe
men zeggen wil, van het grootste gewicht is
voor het welzijn der natie? Wie zal einde
lijk het gewicht van het onderwijzersambt
ontkennen
Naar den natuurlijken gang van zaken in
de maatschappelijke huishouding en bovendien
nog te meer met het oog op den boven aange-
stipten algemeenen broodsnood, moest er geen
j sprake zijn van gebrek aan personeel in die
vakken.
Eerder moest het aanbod van arbeidskracht
van over zee en van over land.
XXVI.
Wij gaven de Maatschappij die 't paleis exploiteert,
het orgelconcert cadeauwant op dat uur wandelden
we juist door het prachtige park aan deh voet van
den heuvel. Te vijf ure was er weder een orgelconcert
met muziek van Rosini, Flotow, Wagner, Adam en
anderen. Te half drie liet zich het paleis-orChest in
de concertzaal hooren. We hoorden daar de Jubel
ouverture" van Weber, een stuk uit de »Favorite"
van Donizette, en nog een uit de »Diamants de la
couronne" van Auber. Te half vijf zou er al weder
een muziekuitvoering zijn en wel van de militaire
muziek van 't paleis. We verzuimden dit en gingen
Viever eens op dat uur kijken naar een zeer origineel
artist, Mr. Fritz Renhard, van the Egyptian Hall.
Deze heer was namel. de vermaardste gezichtentrekker
der wereld, volgens 't pogram en eenparig er
kenden wij dat we nooit iets dergelijks gezien hadden
en 't gaarne geloofden dat de wederga van Mr. Renhard
bezwaarlijk ergens zou te vinden ziju. Toen wij de
schouwburgzaal, waar deze vertooning plaats had,
binnen kwamen, vonden we daar eenige honderden
toeschouwers in aandachtige stilte gezeten. Loges, of
rangen waren er niet, de honderden kleine stoelen
waren allen gelijk en wie 't eerste kwam had de
beste plaats. Mr. Renhard was juist bezig met een
aardige proeve van buikspreken te geven. Met drie
poppen te gelijk voerde hij een soort kluchtspel op
waarin een ondeugende jongen, een bedorven kindje
van de ergste soort, de hoofd-persoon was. Verwonderlijk
verschillend en karakteristiek bootste hij drie verschil
lende sprekers na: dien jongen, een vrouw en een
ouden heer, waarbij zijn eigen natuurlijke stem, helder
en welluidend vooral afstak en het kunstige der na
bootsing van cl'e andere stemmen sterk deed uitkomen.
Daarna kwam de gezichtcntrekkerij. De zaal was
met gas verlichtde kunstenaar plaatste zich nu achter
een tafel waarop twee schermen stonden die naar den
kant van 't publiek donker, doch naar zijn kant hel
verlicht, zijn gelaat zeer duidelijk deden uitkomen.
Nu had hij kartons waarop levensgroote portretten
waren geschilderd, doch waarvan de aangezichten
waren uitgesneden. Achtervolgens hield hij nu deze
kartons vóór zich, met zijn gelaat de uitgesneden
vlakken aanvullende, en het effect dat hij zoo verkreeg
was inderdaad verrassend. Men aanschouwde zoo
zeventien levende portretten achter elkander, en daarin
was zooveel karakter, nu eens in 't ernstige en deftige,
dan weder in 't belachelijke, nu een lieve jonge dame,
dan een oud besje, of een krijgshaftige generaalskop,
opgevolgd door dien van een erbarmelijken dommen
kinkel, dat 't schier toovenverk scheen, zoozeer was
die man de spieren van zijn gelaat meester, 't Laatste
-portret dat hij gaf was een caricatuur van Benjamin
Disraëli, die uitbundig werd toegejuicht door't publiek,
dat zich blijkbaar zeer bij die vertooning vermaakte.
Dat deden wij trouwens ook.
Ondertusschen werd 't tijd voor ons om aan ver
trekken te denkenna nog een toertje door den schil
de i*achtigen tuin en na een blik geworpen te hebben
over de uitstekend aangelegde renbaan aan den voet
van den heuvel achter het gebouw namen we afscheid
van deze verrukkelijke uitspanningsplaats.
De dag was anders nog in lang niet om. Te
zes ure zou een zwem-wedstrijd om prijzen zijn,
afgewisseld door proeven van zwemkunst door den
vermaarden kapitein Matthew "Webb en een eenden-
jacht, waarbij een andere waterkunstenaar voor eend
zou spelen.
Voor deze waterspelen is er een ruime en frissche
vijver in de nabijheid van 't paleis. Ook was daar
een gebouw waarin een man in een duikerspak een
voorstelling gaf van het werken onder water.
Des avonds te kwart over zeven, moest vervolgens
het eerste groote zomeravond-concert in de central hall
plaats hebben, 't Zou een Beethoven Night zijn, voor
vokale en instrumentale muziek, en welde ouverture