■MMSffll C(K KAM voor het arrondis- yuètA seiiient Zierikzee. 1877. No. 9. Woensdag 31 Januari, 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F euille t on. BRIEVEN UIT HOLLAND. SCHETSEN OP REIS, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever If. LAKENMAN. i. M. de Red. Toen 'k ging zoeken naar liet nummer van nw blad dat mijn laatsteu brief bevat, viel 't me op, ten eerste dat 't al zoo lang geleden is dat 'k den briefvorm 't laatst bezigde, ten tweede, dat mijn brievental reeds een aan merkelijk boog cijfer moekt bereiken. Ik verzoek u daarom hierboven een simpele één te laten zetten, doch 'k waarschuw tl zoo ge hieruit wildet opmaken dat met deze nieuwe reeks ook een nieuw veld van beschouwingen zal betreden worden. De oude en deze, ze zullen zijn van één geest en één geloof en de sprongen die de eerste te zien geeft, zullen gewis ook in de thans aangevangene worden bespeurd, want ik heb geen plan mijn brieven naar een vooraf beraamd stelsel in te richten. Wat 't bespreken waard is zal onder handen genomen worden, ook 't kritieke, des gevorderd het kritiekste. Aan tijd bind ik me niet, aan plaats evenmin en zoo zal 't ook wel weer gebeuren dat ge als vroeger een brief uit Holland ontvangt, niet alleen zonder een letter nieuws, nieuws in den zin van mijn buurmans opvatting, die daarmee branden, moorden en andere dergelijke liefelijkheden be doelt, maar zelfs zonder iets, dat metderdaad bewijst dat de schrijver een Hollander is. Om te beginnen ga 'k uwen lezers wat vertellen van eenige personen, die evenmin Hollanders als Zeeuwen zijn. Aanleiding daartoe vind ik in een bericht van deze week dat Zierikzee binnenkort bet Florentijnsche kwartet in zijn midden hoopt te ontvangen. Het Florentijnsche kwartetDat is dat viertal mannen, ongelijk van landaard en taal, maar één, volmaakt één, van opvatting waar 't de vertolking geldt der meesterstukken uit de mu zikale wereld. Het Florentijnsche kwartet! Er zijn van die namen, die ge slechts gedeeltelijk behoeft te hooren fluisteren om een snaar van 't reinste genot in uw borst te voelen trillen. Dan her innert ge u plotseling dien avond dat ge door bemodderde straten en onder aanhoudende plas regens den loop aanvingt en volenddet waarnaar ge reeds een paar weken reikhalzend verlangd hadt, een loop, die uitliep op een helder ver lichte zaal met honderden bezoekers die even als gij door dik en dun geplast hadden, om Inci te genieten en te bewonderen. Dan ziet ge in uw verbeelding hoe op dat ruime orkest een viertal mannen plaats namen aan even zooveel lessenaars en ge herinnert u hoe dat ge een oogenblik voor den aanvang aan een eiland in den oceaan durfdet denken en een zekeren twijfel voeldet opko men aan den geweldigen roep die dat viertal was vooruit gereisd, een twijfel, die als een morgen wolk voor't aaDgezicht der dagvorstin verdween, om plaats te maken voor een oprecht geloof aan de macht der goddelijke muziek, zoo spoedig die heerlijke, reine klanken door de zaal ruisebten. O, ik waag het in naam van al wat schoon is en wel luidt, deze letteren te doen gelijken op een reklame en iederen minnaar der toon kunst toeteroepen vergeet de Florentijners niet, en tot de anderen gaat tot hen en bekeert n. De heeren die dit kwartet uitmaken zijn Jean Beckeu, E. Masi, L. Chiostm en L. Hegyesi. De geschiedenis van den hoofdpersoon Jean Beckeii is zeer eenvoudig, al is ze niet alle- daagsch. Zijn ouders hadden 't niet breed toch hield zijn vader, na dagen van zwaren arbeid, nog tijd en lust over om den zoon les te geven op de viool. Jeau maakte uitmuntende vorde ringen, zelfs was hij al spoedig zijn onderwijzer boven 't hoofd gewassen en mocht hij, nog knaap zijnde, reeds de toejuiching van 't Mann- heimsche publiek ontvangen. Dat publiek deed echter meer dan toejuichen. Enkele kunstvrienden beduidden den ouden Becker dat in Jean een genie schuilde, waaraan slechts een goede leiding behoorde loogevoegd te worden om den bezitter een schitterende loopbaan te doen ingaan. Ze ondersteunden hem in de middelen en zoo werd het den jongen Becker mogelijk gemaakt zijn studiën onder toezicht van den destijds beroemden violist Alard te Parijs voorttezetten. Men bad goed gezien. Becker ontwikkelde zich tot een musicus van den eersten rang, die aan technische vaardigheid een kunstzin van 't edelste gehalte -paarde. Zijn geboorteplaats Mannheim heeft jaren lang de vruchten getrokken van zijn arbeid. Hij werd daar na zijn terugkomst uit Parijs tot orkest-directeur benoemd en zeker mag men den tijd, dien hij daar doorgebracht heeft, als de voorbereiding aanmerken van zijn lateren arbeid. Dat tiental jaren was de zaaitijd, waarop een rijke oogst gevolgd is. Reeds lang was bij hem de lust ontwaakt de werken des meesters te beoefenen met enkele uitverkorenenhet kwartet was de vorm, die hem 't geschiktst scheen tot bereiking van 't ideaal des kunstenaars: vlekkclooze voordracht. En zeker was het goed gezien dat in het spel van enkele personen van dezelfde richting en opvatting- en met voorbeel- deloozen ijver bezield, een spoediger en inniger ensemble te verkrijgen is dan in dat van een groot orkest. Becker, wien 't na tien jaren arbeids te eng werd binnen de muren zijner woonplaats, trok naar Italië en legde daar de eerste hand aan de uitvoering zijner plannen. Drie musici van naam noodigde hij uit zich bij hem aantesluiten. Het waren de heeren Masi en Chiostri uit Italië, en Hilpert een Duitsclier. Na ijverige studiën gaf het viertal in Nov. 1865 te Florence het eerste concert en een buitenge woon succes kroonde hun werk. Sedert zijn ze aaneengesloten gebleven, totdat in '75 Hilpert vervangen werd door den Hongaar Hegyesi. Deze vier beroemde mannen zijn door banden van over zee en van over land. XXI. Wat den bouwmeester Chr. Wren betreft, is 't merkwaardig dat hij een der zeldzame genieën is, wien 't geluk te beurt is gevallen zijn levenstaak in dit geval den bouw van St. Pauls Kathedraal van 't ontwerp af tot de voltooiing toe, zelf te mogen volbrengen en aanschouwen, zonder tot aanmerkelijke afwijkingen van zijn denkbeelden en plannen te zijn gedwongen, gelijk dit met zoovele groote bouwwerken wel 't geval geweest is. De tegenwoordige St. Pauls-kerk dagteekent slechts uit het begin der vorige eeuw. Reeds in 603 was op die plaats een kerk gebouwd, op welks grondslagen later de St. Pauls-kerk werd gesticht, die in 1666 bij den grooten brand van Londen mede werd verwoest. In 1672 werd daarop met de uitvoering van Wren's stoute ontwerp aangevangen en niet zonder aanmer kelijke tegenspoeden kwam bet werk in 1710 tot vol tooiing. Alleen wat de dakbekleeding betreft, werd Wren's bestek niet gevolgdhij had voorgesteld een koperen dak, doch men besloot tot een looden beklee ding, en dat nog al om de kosten, hoewel het lood maar f 17000 deed uitwinnen boven het koper, waar tegenover nog staat dat looden daken voor groote ge bouwen veel meer brandgevaar opleveren, wegens de jaarlijksche reparatiën. Aanvankelijk was men van plan de kathedraal volgens bet ontwerp van Wren te bouwen op de bestaande fondementen der oude kerk. In 1670 begon men daartoe met de opruiming der puinhoopén en bet gelijkmaken van den grond. Toen bleek echter dat de oude fondementen niet meer te vertrouwen waren, 't geen Wren voorzien had en met zeker genoegen zag, daar bij nu in zijn afmetingen geheel vrij werd. Ondertusschen gingen nu nog vijf jaar heen met de voorbereidende werkzaamheden. Bij de ontgraving vond men op zes voet onder den grond een dichte laag menscbenbeenderen, vijf voet dieper nog een dergelijke laag en twaalf voet bieronder een laag puin. Ook werden Romeinsclie antiquiteiten, zoo als penningen, potscherven en bouwsteenen gevonden, alsmede overblijfselen vermoedelijk uit het Keltische tijdperk, n.l. hertshoornen en slagtanden van ever zwijnen. Men heeft hieruit afgeleid dat op die plek weleer een lieidensche offerplaats zal geweest zijn, waarop later een Romeinsclie tempel en vervolgens, in de zevende eeuw, de eerste Christen-kerk verrezen is. In 1697 was het koor voltooid en werd dit inge wijd bij gelegenheid der algemeene kerkelijke dank zegging voor den gesloten Rijswijkschen vrede. In 1710 was 't geheel voltooid en in 1711 werd de eindrekening afgesloten op een bedrag van 810,000 p. sterling of f 9,720.000. Tegenwoordig zou zulk een gebouw wel 50 millioen kosten, tenzij men den regel van licht en dicht toepaste, 't geen bij den bouw van St. Pauls echter niet geschied is. Aan bouwstoffen was uitgegeven 736,752 p., 't overige aan versieringen en bijkomende zaken. Het geld werd gevonden deels uit een subsidie van de kroon van 1000 pond's jaars, uit bijdragen na 1666 ingezameld tot een bedrag van 60 a 70000 pond, alsmede uit een fonds van 100000 pond dat reeds onder Karei I was aangewezen, omdat men toen al plan had de oude. St. Pauls-kerk, die ten deele reeds in 1561 door brand was vernield, te her bouwen. Het overige geld werd getrokken uit een speciale steenkolenbelasting, waarvan de opbrengst voor éénvierde voor den bouw van St. Pauls en voor de rest tot herstel en aanbouw der andere kerken van Londen werd bestemd. Uit dit middel trok de bouw commissie 5000 pond 's jaars. Toen wij bet schip der Kathedraal binnentraden, was juist de tweede morgendienst aangevangen. Be halve een oud vrouwtje, een onderwijzer met eenige scholieren denkelijk een kostschoolhouder met zijn élèves en wij was er niemand om den dienst bij te wonen. In het voorportaal stond ondertusschen een

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1