ZIERÏK ZEESCHE COURANT. 1877. No. 7. Woensdag 24 Januari. 80ste jaargang. F e uillet o n. Het Wetsontwerp-Heemskerk op het lager onderwijs. v. SCHETSEN OP REIS, Onwillekeurig zijn wij in ons overzicht bij sommige artikelen wel wat uitvoerig geweest. We zullen ons best doen wat meer de kortheid te betrachten. Bij art. 25 wordt de wijze van benoeming en ontslag, alsmede van schorsing en tijdelijke vervanging van het onderwijzers-personeel ge regeld. De vergelijkende examens vervallen. Alleen wordt voorgeschreven dat de benoeming van een hoofdonderwijzer zal geschieden uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door Burgemeester en Wethouders in overleg met den Districts schoolopziener; de benoeming van de hulponderwijzers en kweekelingen blijft op den bestaanden voet. Dus geen vergelijkende examens, geen hard draverijen of hardzingerijen meer. Velen zullen daarover juichen anderen zullen dat betreuren. Wij voor ons zonden vooreerst de vergelijkende examens nog wel willen behouden zien. Voor vele knappe en geschikte jonge menschen zon der kruiwagen, parerrteit of uitgebreide relaties, zijn ze nog bet eenige middel om zich te onder scheiden en in aanmerking te komen. Zonder een zeer ingrijpende reorganisatie van ons openbaar schoolwezen zal men de vergelijkende examens nog wel niet kunnen missen. Door classiflceering der scholen, door 't aanleggen van ranglijsten, misschien door 't invoeren van een zeker livretsstelsel, alles in verband met het vergrooten van het aantal Schoolopzieners, of met het inkrimpen daarvan, doch dan betere jaarwedden aan die ambtenaren gevende, zon er wel aan opruiming der vergelijkende examens te denken zijn. Dit is zeker, goed ingerichte vergelijkende examens zijn mogelijk en dan zeker niet te verwerpen en in vele maatschap pelijke vakken zouden de leden daarvan gaarne de invoering van zulke examens zien, omdat nu niet zelden gunstbetoon, intrigue, knoeierij alles afdoen en de onpartijdigheid ver te zoeken is. Bovendien zijn de vergelijkende examens volstrekt niet door alle eminente onderwijs mannen veroordeeld. Wij meenen in bet beginsel van art. 25 meer een halion d'essai dan een uitvloeisel van de overtuiging van den Minister te. zien. Art. 25 is volmaakt conservatief. Het is 't art. 23 van de wet van '57 en reeds nage noeg woordelijk in 't oude Reglement van het lager schoolwezen, onder art. 22 te vinden. van over zee en van over land. XIX. Dit is ook niet vreemd. Tegelijk met de vestiging van het Normandisch leenstelsel werd ook het Engelsche clericalisme gesticht. De Souverein werd numero één, de adel en de kerk werden gezamenlijk numero twee, en terwijl in den loop der tijden de Souvereiniteit meer en meer haai' persoonlijk karakter heeft verloren en een zakelijk begrip, een zedelijk idéé»de Kroon", is geworden, hebben adel en geestelijkheid nagenoeg ongeschonden hun prerogatieven weten te handhaven tot in de nieuwste tijden toe. Uit de Engelsche in zekeren zin nationale ofschoon katholieke kerk der middeleeuwen, is, als 't ware toevallig, doch in den grond langs zeer natuurlijken en geleidelijken weg, ten tijde van Hendrik "VIII de Staatskerk, en onder den invloed der Reformatie de Protestantsche Staatskerk ontstaan. Dit trotsche gevaarte in figuurlijken zin natuurlijk door Hendrik VIII in 1534 ge grond door de instelling van den supremaatseed, en in 1563 door de uniformiteits-acte bekroond en voltooid, staat nog ik wil juist niet zeggen in al zijn Daar echter spreekt men van „alle maatschap pelijke en christelijke deugden". Dit wetsontwerp rangschikt de deugden andersom: „alle chris telijke en maatschappelijke deugden", zooals de wet van '57 't ook doet. Men zal 't druk hebben in de Kamers over dit artikel. Die deugden, de christelijke vooral, hebben al wat voeten in de aarde gehad en door 't gehaspel er over is al wat klaar water troebel, ja drabbig geworden. vMqgelijk zal men nu wel tot de oplossing der vraag komen welke eigenlijk die tweederlei soort van deugden zijn of er maatschappelijke deugden bestaan die onchristelijk en omgekeerd christelijke deugden die on- of anti-maatschappelijk zijn Gewis, men zal 't druk hebben over dit artikel. Op dit punt der deugden staan dan ook de partijen al zeer ver van elkaar. Terwijl de ééne van meening is dat het bij de nationale opvoeding der jeugd enkel en alleen aankomt op 't aankweekeu van ware humaniteit, van zuiver zedelijke beginselen aangaande 't geen waar, goed, schoon en recht is, beweert de andere dat deugd zonder goed herkenbare kerkelijke verf niet bestaanbaar is, terwijl dan verder alle verf ook niet dezelfde verf is, maar ieder de zijne voor de alleen goede houdt en haar dus door den staat wil geoctrooieerd, zoo mogelijk ook betaald zien. Dit zij zoo 't wil, de christelijke en maat schappelijke deugden (misschien zijn 't beiden dezelfde wel staan in het ontwerp. Doch er staat nog meer in datzelfde art. 26. alin. 2 zegt „De onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige gezindheden" Art. 23, wet '57 spreekt van den „eerbied verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden." 't- Een en 't ander is al even onbestemd, al even vatbaar voor spitsvondige uitlegging, al even veel of even weinig geschikt om klaar uit te drukken wat men eigenlijk wil. Door vrienden zoowel als door vijanden van 't openbaar onderwijs is met deze onbepaalde uitdrukking al veel kwaad gedaan aan de school, d. i. aan de jeugd, d. i. aan de natie. De wet van '57 neemt aan dat men per se een zekeren eerbied verschuldigd is aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden. Toch is dit niet zoo; we zouden honderd „godsdienstige begrippen" kunnen opsommen waarvoor al zeer weinigen in Nederland den minsten eerbied plichtmatig zullen achten. Al eerwaardigheid, want 't waggelt wel een weinig en zal niet eenwig duren het staat nog en houdt zich staande dooi' de zilveren banden, krammen en ankers waarvan het voorzien is. Men begrijpt mij Engeland heeft een Staatskerk, de in 't zooeven ge noemd jaar 4563 gevestigde en in 1574 in de 39 artikelen van een onfeilbaren papieren paus voorziene »Anglicaansche" of »Episcopaalsche Kerk." Aan deze Staatskerk wez'den rechten, voorrechten, macht veel macht en, wat alles zegt, daaraan werd verbazend veel geld toegestopt. Geen wonder dat dit machtig lichaam der Engelsche Staatskerk op de natie zekeren stempel van kerkschheid heeft gedrukt. Ziedaar wat in hoofdzaak de zoo wijdvermaarde godsdienstigheid der Engelschen uitmaakt. Doch ik wilde in deze schetsen allerminst de ker kelijke geschiedenis van Engeland gaan uitpluizen. Ik wil nu alleen maar den lezer verzoeken mij te verge zellen op een tochtje, zooals elke Nederlander niet verzuimt te doen als hij zich op een vreemde plaats bevindt, n.l. kerkenkijken. Heel lang zal ik hem bij dat kerkenkijken niet ophouden. Wel telt de stad Londen alleen meer dan duizend kerken en kapellen, waaronder meer dan tweehonderd zeer groote kerkendoch van die allen hebben wij gedurende ons kort verblijf in de wereldstad er maar twee bezocht en van deze twee alleen, wensehte ik iets te zeggen. Het zijn de St. Pauls Kathedraal en de evenzoo is bet met al 't geen zoo al dooi' „godsdienstige gezindheden" wordt uitgedrukt. Wie heeft er b.v. in Nederland eerbied voor het allerjongste Russische nihilisme, zoo pesti- lentiens en schurftig van allerlei communistische en demonische etterbuilen en puisten Is „men" daarvoor eerbied verschuldigd? Moet op dien grond 't geweten van den onderwijzer geweld aangedaan worden en hij bovendien nog ge dwongen bij de bem toevertrouwde jeugd den eerbied voor zulke uitwassen van de ontwik keling of liever raadselen in de ontwikkeling der menschkeid te wekken en levend te houden? Zou er toch inderdaad geen andere formule te vinden zijn om den onderwijzer te beduiden dat hij geen sectenhaat mag kweeken Immers daarop en op niets anders komt het aan Eerbied voor de „godsdienstige gezindheden", zoo aan te nemen als een objectieve zaak als een paal boven water, is onzin. Onze Grondwet is gebaseerd op de veron derstelde mogelijkheid dat verschillende gods- dienstseoten voor zoover zij in hun statuten en handelingen niet onbestaanbaar zijn met het gewone recht, samen vreedzaam kunnen bestaan in hetzelfde land en onder dezelfde wetten. Een staatskerk wordt door de Grondwet niet erkend evenmin een staats-zedeleer. Daarom kan de Grondwet niet anders willen dan dat da Staat, d. i. hier de regeering, van zijn kant alles tracht te vermijden wat den sectenhaat die óp zichzelf wel nooit geheel weg te nemen is kan op wekken of aanzetten. Zou dit beginsel nu niet in een formule te gieten zij u, die weinig of geen vat geeft aan de spitsvondigen om toch elkaar op 't gebied der kerkelijke nijdigheden den voet dwars te zetten en elkaar in 't haar te vliegen In nauw verband met alin. 1 en 2 van art. 26 staat wat in art. 27 gelezen wordt. Daarin wordt in beginsel aangenomen zekere censuur op de schoolboeken en hoe ernstig de ontwerper bet biermede meent blijkt uit de bepaling dat de „onderwijzer die voortgaat met bet gebruiken van een afgekeurd schoolboek", te dier zake kan worden ontslagen. Het behoefde zoo streng niet aangepakt te worden. Welke onderwijzer zal zijn brood en dat zijner kinderen wagen voor een schoolboek Men kan ondertusschen uit den geest van dit artikel de vinnigheid proeven van het elericale odium dat in onzen schoolstrijd gemengd is. Wat zal men met dit artikel gebruid zijn iii 't goede N.-Brabant, 't verlichte Limburg en op de donkere Veluwe! Collegiale kerk van St. Peter, beter bekend onderden naam van Westminster-abdij. Dit zijn dan ook de allervoornaamste kerken van Londen, en heeft men die gezien, dan kan men veilig een honderd of negen kerken van minder aanzien overslaan en als men overvloed van tijd heeft onder de overigen nog keuze genoeg doen om overdaad van pracht, zonderlingheid van bouw, of een of andere curiositeit te bewonderen. Geen reiziger drijft het kerkenkijken te Londen echter zoo ver. Eigenlijk zou ik 't eerst moeten spreken van de Westminstcr-abdij omdat zij waarschijnlijk de oudste en voor Engelands geschiedenis zeker de merkwaar digste kerk is. Ik zal evenwel den lezer eerst naar St. Pauls brengen. De St. Pauls kerk was ook 't eerste openbare gebouw van Londen dat ik met mijri vriend op onze eerste voormiddagwandeling bezocht. 't Was 's morgens vóór half tien, 't regende een weinig' toen we 't hótel verlietendoch St. Pauls is heel dicht hij Ludgate-hill en dus hadden we niet ver te gaan want Royal Hótel is daar ook vlak bij. Onze wan deling buiten om bet gebouw, ten einde er eerst eens een overzicht van te krijgen duurde daarom slechts kort; we gingen al spoedig schuilen, onder het gewelf van het groote portaal van den hoofdingangde deur was nog niet geopend voor 't publiek, daar de dienst pas te kwart vóór tienen zou aanvangen. De eerste dienst heeft 's morgens te 8 ure plaats. De kerk staat

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1