voor liet arrondis- seisient Zierikee. 1877. No. 5. Woensdag 17 Januari, 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uille t o n. Het Wetsontwerp-Heemskerk op het lager onderwijs. SCHETSEN OP REIS, zu isikmmm, i'oimu. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post I, Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NTI EN Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Gehoor te en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN. ui. In dit artikel zullen we kortelijk het wets ontwerp artikelsgewijs volgen voor zoover er afwijking, uitbreiding, inkrimping of andere wijziging der artikelen van de wet van 13 Augustus 1857 in voorkomt, of nieuwe be ginselen in zijn neergelegd, en daaraan enkele opmerkingen toevoegen. In Art. 1 wordt opgesomd wat het lager onderwijs omvat. De opzettelijke onderscheiding van gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs komt daarin niet meer vooruit latere artikelen blijkt echter dat dit ontwerp ook een soort van meer uitgebreid lager onderwijs erkent daar alleen de vakken a—ff (het lezen, schrijven, rekenen, de beginselen der Nederl. taal, die der aardrijkskunde en der kennis van de natuur) voor elke school verplicht zijn (zie Art. 16) en de vakken hl (zingen, gymnastiek, hand- teekenen en nuttige vrouwelijke handwerken) of een of meer daarvan daarbij kunnen gevoegd worden, terwijl ook het onderwijs in de beginselen der levende talen en dat in de landbouwkunde op de lagere school kunnen gebracht worden, hetwelk dan mede tot het lager onderwijs ge rekend wordt. Hier is dus een leemte. Er had ook melding gemaakt moeten worden b.v. onder de letters»»o van de beginselen van het Fransch, Engelsch en Duitsch. Vergelijken we Art. 1 met Art. 1 van de wet van '57, dan zien we dat de vormleer vervalt. Dit is te beschouwen als een kleine concessie aan de lieden van de Veluwe en elders, die een onbestemden maar niettemin verklaarden afkeer van die leer hebben. Wij zien er ook niets in dat zij niet als afzonderlijk leervak wordt opgenoemd, daar tot heden toe nog niet uitgemaakt is wat eigenlijk vormleer is. Meestal wordt een soort van onwetenschap pelijke meetkunde, met wat hoogere wiskunde er door voor vormleer uitgevent en dat geven we aan de gemoedsbezwaarden en anderen gaarne cadeau. Voor zoover de vormleer wordt, opgevat en geleerd als een gedeelte der opzettelijke aanschouwings- of verstaudsoefeningen kan men haar ook onder deze nieuwe voorgestelde wet blijven aanhouden. Van de wijziging blijft in alle geval een kleine concessie aan de tegenstanders van het positivisme over. Maar er is nog iets meer. Daar het bepaalde onderscheid van lager en meer uitgebreid lager onderwijs vervalt, zoo vervalt daarbij ook voor de gemeentebesturen de verplichting om aan een school, waarin men meer vakken dan die van ag wil doen on derwijzen, juist een hoofdonderwijzer aan te stellen die voor die vakken ook de speciale bevoegdheid heeft. Ook de uit de acten voort vloeiende klassifleatie der scholen in een zelfde gemeente komt daardoor te vervallen. Blijkens Art. 3 vervallen de bevoegdheid van het Kijk, de Provincie en de Gemeente om bijzondere scholen te subsideeren. Dit ziet er uit als koren op den molen van de voorstanders der openbare school. Lager zal blijken wat hiervan is. Bij Art. 4 wordt de krachtens Art. 4 der- wet van '57 aan de Schoolopzieners verleende bevoegdheid om ongeschikte schoollokalen af te keuren, aan dezen ontnomen en overgebracht naar de Inspecteurs in overleg met de Inspecteurs van het geneeskundig staatstoezicht. Dit is wel een weinig onbepaald, daar bet denkbaar is dat een schoollokaal onbruikbaar is wegens gebreken van geheel anderen aard, dan lot welker beoordeeling de geneeskundige eigen aardig de bevoegde persoon is. Het artikel schijnt te veronderstellen dat alleen gezondheids redenen een schoollokaal goed of minder goed, bruikbaar of onbruikbaar maken. In Art. 4 der wet van 1857 wordt alleen van „onvoldoende ruimte" der lokalen gesproken. Een nieuw Art. (5) van het ontwerp schrijft een vast minimum van ruimte voor, n.l. 70 d.M2. en 4 W. per leerling. Deze bepaling kan haar nut hebben. In de meeste sedert de invoering der wet van '57 gebouwde nieuwe scholen, inzonderheid in de groote steden, is meri nog al wat boven het minimum van 70 d.M2. en. 4 M2. gegaan, doch er bestaan nog vele openbare en bijzondere scholen waar de ruimte daar ver beneden blijft. Bovendien is de uitdrukking van „onvoldoende ruimte" te onbepaald om in een wet op baar plaats te zijn. In Art. 6 wordt over kweekelingen gehandeld. Het ontwerp erkent kweekelingen als onder wijskracht en laat hen als zoodanig onder zekere beperking op zestienjarigen leeftijd in de school toe. Wij gaan op dit punt met den Minister mede. Wij willen de kweekelingen niet ge bannen zien, daar we dit onpractisch, oupaeda- gogisch en voor de aankweeking van 't noodige personeel verderfelijk houden. Wij achten het een bepaalde onhandigheid van „Volksonderwijs" dat zij de verbanning der kweekelingen tot een barer geloofsartikelen heeft gemaakt en schrijven dit toe aan onbekendheid met de practische economie der volksschool. Art. 12 handelende over kweekscholen en normaallessen laat het oprichten van bijzondere inrichtingen van dien aard toe. Dit kan uitgelegd worden als een courtoisie jegens de mannen van de bijzondere scholen meer ook niet. Ook onder de wet van '57 is zoo iets niet verboden, en aangezien dit ont werp ook niet voorschrijft aan welke inrichtingen van over zee en van over land. XVIII. De telkens op nieuw navertelde legende zegt ook dat op het blok de sporen van bloed nog duidelijk te zien" zijn. Dit moet dan verstaan worden van legendair bloed. Wel zijn de kerven door de bijl ge maakt goed te zien, doch van bloedvlekken is op het gladde, donker bruine en als gepolitoerde hout geen spoor te ontdekken. Trouwens dit behoeft ook niet; de herinneringen zijn hier bloedig genoeg. Het scherpe, fraai gewerkte moordtuig dat bij dit blok behoort, is met een beugel aan een stijl gekluisterd, zeker om aardigheden er mede te beletten. Doch ik heb waarlijk mijn lezers reeds lang genoeg met al dat wapentuig bezig gehouden't wordt tijd dat we wat anders gaan ziende oude Tower heeft nog zoo veel! Daar is nog de wapenzaal vol nieuwe geweren, blinkende fonkelnieuwe jEnfieldrifl.es: er zijn er 60000 zoo als de roode warcler vertelt; die man is ook een oud gediende; hij vindt dat een voorraad van 60000 nieuwe geweren al heel veel is; hij is Engelschman en heeft dus niet veel noodig om grootsch te wezen. Wanneer anders Engeland niet meer dan die 60000 geweren had, zou 't er maar slecht uitzien. Dan is er nog de juweelkamer, die great attraction van de lieden die houden van wat het mooiste blinkt en er zijn nog zooveel vertrekken die wij niet gezien hebben, ook hier in den Witten Toren, en waaraan zooveel herinneringen verbonden zijn. Van de kroon- juweelen, the Crown Jewels of the Regaliadient toch nog een enkel woord gezegd te worden. Zij worden bewaard in een gebouw dat daartoe in 1842, na den grooten brand in den Tower, is ingericht. Vroeger bevonden zij zich in een hijgebouw van den Witten Tower; na de restauratie van Karei II (1660) zijn ze geborgen in den St. Marlins Towerdie men daarom sinds dien'tijd den Jeweltower is gaan noemen. Onze geleider, dien we haastig volgen daar hij reeds het geweer-magazijn verlaten heeft, brengt ons over het achterplein van den Witten Toren, dat tevens het voerplein der kazerne van de bergschotten is, naar den ingang van het lokaal waar we wezen moeten om de i egalia te ziendoch hij laat de taak der aan wijzing en explicatie er van over aan een oude juf frouw, die speciaal hiermede belast schijnt te zijn. Zelden hoorde ik 't Engelsch zoo duidelijk als van deze oude vrouwmaar nooit ook zag ik zoo onmiskenbaar den invloed van een dagelijks honderdwerf opgezegd lesje voor menschen die haar volmaakt onverschillig waren. Geen spier van haar gelaat vertrok, geen enkele variatie in haar stem, waaruit men zou opge maakt hebben dat zij een levend mensch en geen automaat was. Zij zeide haar lesje op even nauwkeurig en stereotiep als men het gedrukt ziet in den offici- eelen gids voor Tower-bezoekers. Trouwens wat wil men ook van dien hoop gouden en zilveren met juweelen versierd speelgoed anders zeggen dan dit »Be kroon onzer geliefde Souverein, Hare Majesteit Koningin Victoria. De kap van purper fluweel is omsloten door zilveren hoepels, getooid met een bol en kruis, alles glinsterende van diamanten. In het midden van het kruis staat de onschatbare saffier, en in het front der kroon de hartvormige robijn, die naar men zegt afkomstig is van den Zwarten Prins." Wat het vrouwtje er niet bij zeide, voeg ik er bij, n.l. dat de kroon 3 *4 Eng. ponden weegt, met 377 diamanten, smaragden, saffieren en robijnen bezet is en op anderhalf millioen gulden waarde ge schat wordt. Men ziet daar verder de kroon van den Heiligen Eduard, 7 pond zwaarde kroon van den Prins van Wales; de oude kroon der koninginnende Koninklijke diadeem van Maria d'Este, gemalin van Jacobus II. Vervolgens den scliepter van den Heiligen Eduard, van massief geslagen goud, 4 voet en 7 duim lang. 9 pond zwaar en getopt met een ring waarin een stuk van het ware kruis; den koninklijken scliepter met het kruis; de roede der gerechtigheid, ook een gouden

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1