ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor hot arrondis- seineiii Zierihzee.
1877. No. 4. Zaterdag 18 Januari, 80ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Het Wetsontwerp-Heemskerk op het
lager onderwijs.
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geb ooi'te
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, tie redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. EAKEMIAN.
ii.
I-Iet is niet voldoende tot juiste omschrijving
van het standpunt, dat de Minister in deze
zaak diende aan te nemen, te stellen dat hij
zich reeds hij zijn optreden geplaatst vond
vóór de onderwijskwestie. Die kwestie heeft
voel meer haar zwaartepunt gekregen in de
algemeene politieke verwikkelingen die het
bestaan van het tegenwoordige kabinet zoo
van nabij raken, dan in den algemeenen toestand
van liet nationaal onderwijs zelf.
Uit allerlei omstandigheden is reeds voorlang
kunnen afgeleid worden en uit dit wetsontwerp
blijkt thans zeer klaar, dat de Minister zich
niet de vraag heeft gesteld hoe zal ik de in
1857 overgelaten leemten aanvullen, de bij de
wet van 1857 gemaakte fouten herstellen, het
volksonderwijs in allen deele versterken maar
veelmeer deze: hoe zal ik zooveel mogelijk
alle partijen bevredigen, zoowel hen die, steu
nende op de Grondwet en op de wet van 1857,
alleen versterking van het openbaar onderwijs,
verbetering van het bestaande in dien geest
verlangen, als hen die openlijk vijanden zijn
van de beginselen, die in de wet van 1857,
op grond van de Grondwet, zijn nedergelegd
en ten deele uitgewerkt en verzekerd.
Dit wetsontwerp schijnt alzoo de pretensie
te hebben de uitersten tot elkaar te brengen,
do onverzoenlijken te verzoenen, de warme
voorstanders in broederlijke harmonie te brengen
met de gloeiende tegenstanders.
Is dit niet het onmogelijke beproeven?
Moet hieruit niet reeds d priori volgen dat
het geheele ontwerp een ding zal wezen zonder
geur of kleur, zonder houvast, zonder sprekend
karakter
Werkelijk is ons oordeel over het ontwerp
niet anders. Dat oordeel moge hard klinken,
wij kunnen ons niet vereeuigen met de enkelen,
die meer de memorie van toelichting op den
voorgrond stellen dan de wet zelf. Ware 't
mogelijk de memorie van toelichting tot wet
te maken en het wetsontwerp zelf ter griffie
te deponeeren, daar zou nog eens over te denken
zijn. Maar om een verzoenende, naar alle
kanten vriendelijk wenkende en aanminnig
lonkende memorie van toelichting is het niet
te doen op dit oogenblik.
Het is ons, die vóór de openbare school
zijn, te doen om het grondwettig beginsel van
„voldoend openbaar onderwijs overal van over
heidswege aangeboden", gehandhaafd, krachtig
gehandhaafd en door de wet tot een werke
lijkheid gemaakt en gewaarborgd te zien. En
daartoe kunnen de goedigste phrases eener
memorie van toelichting hij een op zichzelf
zwevend, slap, hinkend, reeds bij zijn wording
ter dood toe kwijnend wetsontwerp ons niet
dienen.
Ook de tegenstanders kunnen met dit wets
ontwerp geen vrede hebben. Ze worden er
ook niet mede geholpen. Wel zoo half en
half en als ondershands; maar wie de al klim
mende en klemmende eiselien der vijanden van
het openbaar ouderwijs kent, begrijpt dadelijk
dat dien tegenstanders in lange niet genoeg
wordt geboden om hen tot bijvallen, tot deeling
van 't verschil over te kunnen halen.
Blijkt uit alles wat met dit wetsontwerp in
verband staat, en voornamelijk uit de memorie
van toelichting, dat de Minister zich de illuzie
gevormd heeft de uitersten tot elkaar te brengen
en te verzoenen, wat niet blijkt is dat hij
daarbij de bekende en luide uitgesproken pro
gramma's dier beide uiterste richtingen vlak
onder de oogen heeft gezien. Het is bekend
dat de Minister het voorstel Moons heeft ge-
écarteerd door zichzelf het initiatief voor te
behouden in de schoolwetsherziening. Het is
ook bekend dat aan de andere partij bij gele
genheid van het restitutie-stormpje vrij duidelijk
is te kennen gegeven wat zij niet te verwachten
of te hopen had.
Niettemin blijkt nit dit wetsontwerp niet wat
de Minister zoo al voor zaken van belang heeft
gehouden in de uitgesproken wensohen, eiscben
en meeningen der beide uiterste partijen.
Er stonden onderscheidene wegen open voor
den Minister om zich in dit opzicht te verklaren
en zoo, door het doen uitkomen van een of
ander bij hem erkend hoofdpunt, aan het wets
ontwerp een karakter te geven en aan de
eventueele discussiën alvast zeker perk af te
bakenen. Hierdoor zou hij met zijn erkende
bekwaamheid allicht altoos meester van den
toestand hebben kunnen blijven. Hij had óf
aan de mannen van „Volksonderwijs", of aan
de mannen van het „Anti-Schoolwetverbond",
óf aan de mannen van den „Syllabus" de een
of andere groote avance of concessie kunnen
doen, of wel hun de een of andere scherp ge
markeerde streep door de rekening kunnen geven.
Niets of althans zeer weinig daarvan, en dat
weinige nog zoo indirect, zoo achteromaehtig
dat het niet zonder reden achterdocht moet wekken
bij allen die belang in de zaak stellen.
Het schijnt ons toe dat alleen mannen die
ten aanzien van het lager onderwijs op het
standpunt staan dat Mr. Tuteijn Nolthenius
onlaugs heeft verdedigd als 't ware standpunt,
in dit wetsontwerp iets en veel van hun gading
zullen kunnen vinden. Van dat standpunt uit
redeneert men ongeveer aldus: 't is alles maar
blaf met die onderwijskwestie; zet die „mijn-
heeren van den kouden grond" maar zoo wat
op hun plaats, voldoe aan de algemeene schreeu-
werij om wetsherziening zóó, dat niemand er
wat van lust, dan hebt ge 't uwe gedaan en
ge kunt gerust de geheele machine laten loopen
zooals ze loopt; want ten slotte krijgen allen
hun zin en zullen ze zwijgen.
De „mijnheeren van den koudeu grond"
krijgen f 600 'sjaars; de „commis-voyageurs"
krijger^ ook genoeg; de ondernemers van bij
zondere scholen krijgen den troost dat de ge
meenten hooge schoolgelden zullen moeten heffen
en kunnen dus conenrreerende kvveekelingen
worden met de eene hand weggezonden en
met de andere weder vastgehoudende „maat
schappelijke en christelijke deugden" blijven in
functie; de schoolboeken komen onder scherpe
censuur; de schooluren worden geregeld door
de pastoors en domiué's de vormleer vervalt
de bnurtscholen (art. 20) worden gesloten enz.
enz., en zoo zal ieder tevreden zijn.
Wij willen dit nog eens wat nader zien.
Wordt vervolgd.
ZIERIKZEE, 12 Januari 1877.
Bij de op 11 Januari 1877 gelioudene aanbesteding
van het verdedigen van den oever tuschen dijkpalen
33 en 35 aan het district Elauwers van het Water
schap Schouwen door zes zinkstukkcn, volgens bestek
No. 4-4, bij inschrijving en opbod, is aannemer ge
worden de Heer O. Roskam Jz, te Sliedrecht, voor
f 27300.gemijnd hebbende.
Ouwerkerk. In 1876 zijn in deze gemeente ge
boren 19 J. en 13 M. Samen 32 kinderen.
Levenloos aangegeven 3. Overleden 13 M. en
13 V. Samen 26 personen, waaronder 14 kinderen
beneden liet jaar. De sterfte bedroeg 32 °/00 van de
bevolking.
Er werden 8 huwelijken gesloten.
De bevolking bedroeg' op u°. December j.I. 391 M.
en 392 Y. Totaal 783.
Brouwershaven, 2 Jan. De Rederijkerskamer
„Talma" van Zierikzee gaf alhier voor 't eerst eene
voorstelling, welke aan het talrijk opgekomen gezel
schap eene aangename avond verschafte.
De goede uitvoering der opgevoerde stukken ver
dient bijzondere vermelding en moge dit der nog
jeugdige Kamer eene aansporing zijn, hare talenten
meermalen aan te wenden ten genoege van liet publiek.
Z. M. heeft herbenoemd tot Kantonrechter te Goes
mr. B. Yerselewel van der Bilt.
Z. M. heeft op zijn verzoek eervol ontslag verleend
aan den kapitein bij de d.d. schutterij te Vlissingen
J. H. Will en hem benoemd tot kapitein a la suite
bij diezelfde schutterij; verder benoemd tot kapitein
bij de d.d. schutterij te Ylissingen A. J. van Ocken-
burg, thans le luit;; tot le luit. effectief J. van
Raalte, thans le luit. a la suite, en J. Pervoost
thans 2e luit.
Z. M. heeft benoemd tot lid en voorz. der perma
nente militaire spoorweg-commissie den gewezen
Minister van Oorlog jhr. G. J. G. Klerck, tot leden
d.ier commissie den lieer M. C. J. Piepers, den gener.
maj. PI. E. W. Radi de Loo en den kolonel PI. J.
Enderlin,en tot secretaris den kapit. der art. PI. A. Perk.
Door dr. IP. A. de Jongh te Middelburg ivordt
sinds eenigen tijd veel werk gemaakt van de onder
richting van aanstaande ziekenverplegers en verpleeg
sters. Thans heeft die heer, op verzoek van eenige
aanzienlijke dames, een cursus geopend in ziekenver
pleging, gezondheids- en verbandleer. Ruim een
twintigtal dames maken van de wekelijksche lessen
van dr. de Jongh gebruik.
Middelburg. Naar men verneemt zal de heer
Brieve, procureur te dezer stede, eerstdaags zijn ont
slag als zoodanig nemen en zich metterwoon te Amster
dam gaan vestigen.
Naar aan de Nieuwe Goesche Ct. uit den Haag
wordt medegedeeld, zal aan het voornemen om het