ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondis- seiuent Zierikzee. 1877. No. 1. Woensdag 3 Januari. 80ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD F e uillet o n. OUD EN NIEUW. SCHETSEN OP REIS, Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post I,- Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. P.RIJS DE 11 AD VERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels GO cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAliENMAN. Bij cle intrede van een nieuwen jaarkring mijne beste heilwenscben aan vrienden en begunstigers. Zierikzee, 1 Januari. H. LAKEN MAN. Met dit nommer treedt de Zierikzeesche Courant haar tachtigste jaar in. Vele menschen worden zoo oud nietvele groote bladen bereiken ook niet znlk een eerbied- waardigen leeftijd. Dit bedenkende mag de kleine, bescheidene Zierikzeesche Courant zich wel eenigszins gelukkig rekenen dat zij dezen dag haar tachtigsten verjaardag beleeft, 't Is een heele ouderdom, tachtig jaar. En hoeveel wederwaardigheden in dat lange leven heeft zij al achter den rug! Ons als redactie heugt het nog best hoe zij, eenige jaren geleden, dreigde te be zwijken onder de kwaal waaraan zij destijds leed, de kwaal van totale onbeduidendheid, die de ergste is waaraan een courant kan laboreeren, en hoe zij toen een korte poos onder dokterslianden geweest is en op haar een kuur is toegepast, die werkelijk in de laatste jaren hier en daar zoo'n enkel oudje van dagen, die in dergelijke hachelijke omstandigheden verkeerde als zij, er weder bovenop heeft geholpen. Doch die kuur wilde met haar niet gelukken, zij werd opgegeven en zou be zweken ziju, zoo niet een paar jonge dokters, een paar mannen van de nieuwe richting en vol illuziën, zich liarer hadden aange trokken. Zij bezweek niet, zij fleurde weêr op. Maar 't zegt wat een oudje, die al zoo lang gesukkeld en gekwijnd heeft, weder te verjongen, de rimpels glad te wrijven en 't gelaat weder aantrekkelijk te maken, zoo aantrekkelijk dat ze er aan denken kan nog weder eens veroveringen te maken op haar ouden dag. Zouden de bedoelde jonge doktoren te dezen opzichte illuziën gehad hebben, die wat al te stout waren Zij hebben 't vol ledige succesop hun pogingen niet mogen zien, maar zij hebben ons de verdere be handeling overgedragen en wij hebben die taak, zooveel mogelijk in hun geest, tot nu toe volbracht. Zoo is het oudje nu tachtig jaar ge worden, en zonder ijdelheid mogen wij zeggen dat het grooté gevaar, waarin zij verkeerd heeft, gowek.-.n is, en dat zij 't alles wel beschouwd zooals 't thans met haar gaat nog wel zou kunnen honden totja, tot in lengte van dagen. Toch willen we niet verbergen dat wij bij de aanvaarding onzer taak illuziën hadden, waarvan al heel weinig is terecht gekomen. Waarom wil men ook altoos alles van den dokter vergen Met hoeveel lust deze zich ook bezig houde met de verzorging van zijn patient, als de omstan digheden niet wat medewerken, als de belangstelling van vrienden en geburen de patient niet ook wat opbeurt en daarmede tegelijk den dokter aanmoedigt, dan be- teekent al zijn arbeid weinig. Dit wil nu niet zeggen dat wij niet dankbaar zijn voor de belangstelling die onze arbeid van vele zijden wedervaart. Dankbaar zijn we daarvoor wel, maar in lange niet voldaan. Het zegt inderdaad ook weinig, een tachtigjarig besje nog zoo wat op de been te houden 't zegt zoo weinig dat 't we zenlijk haast al de moeite niet waard is die 't kost, als men dit zoo nemen wil. Maar dat is ook de eigeulijke grond van ons pogen, het doel van ons streven niet. Wat oud was in 't leven te houden, was onze illuzie niet. Neen, we meenden illu ziën te mogen koesteren, omdat we be- i ginselen en denkbeelden voor oogen hadden, die, ofschoon oud, toch altoos nieuw en 4 jong zijn en dat blijven. Zij 't ook in/ beseheiden kring, we hoopten waardeerinV te vinden, waar we opkwamen voor \(J lichting, voor verspreiding van kern; voor opheldering van denkbeelden, voorï verbreiding van 't geen waar, schoon en goed is, voor de beginselen van ware hu maniteit. Die zaken worden niet oud, ze blijven eeuwig nieuw eu eeuwig jong. En met al wat jong is hebbeu ze dit gemeen dat hun bestaan eigenlijk niets anders is dan ontwikkeling door strijd en onder strijd en ondanks strijd. Van overwinning in dien strijd isdan ook- geen sprake. Het is al genoeg als dc ontwikkeling, de groei, de wasdom blijft aanhouden. Zoo wordt het doel des bestaans bereikt- Wat we dus op dezen tachtigsten ver jaardag van ons blad tot onze lezers willen zeggen, 't is ditde Zierikzeesche Courant is oud, maar wat haar illuziën betreft voor al wat vooruitgang, verlichting, be schaving, veredeling betreft, voor al wat van over zee en van over land. xv. This is the Ryward-Tower, and here is seen on the left hand a narrow street, and this street ex tends round the fortressthe southern side excepted. Passing on from the Ryward-Tower you see on the right hand a strong Tower and Watergatethese are St. Thomas-Tower and the Traitors Gate....'" Doch dat is zoo niet bij te houden; terwijl de vlugge oud-krijger, die er erg babbelachtig en druk uitziet en, met de Krim-medaille op de breede borst met nog eenige zilveren en andere penningen of eti ketten er bij, geen onaangename vertooning maakt, daar ginds al met de hand staat te wijzen in de donkere cliepte der Verraderspoort, staan we nog te peinzen aan den voet van den Ryward-Tower. Kom, laat den man maar dravenstraks zullen we hem wel op een drafje naloopen als hij ons al te ver vooruitkomt, en zoo niet, dan zijn we van zijn toch maar half verstaanbare quasi-uitlegging ontslagen. Een drie- of viertal van ons dozijntje denken er anders over; zij sluiten zich dicht bij den rooden met goud gestreepten man aan en hangen als naïeve kinderen aan zijn lippen, waardoor bij zich vast gestreeld ge voelt, daar hij aan deze uitverkorenen zoo nu en dan een of andere aardigheid toedeelt die met groote be langstelling wordt opgenomen en genoten, docli die wij hem gaarne gunnen, als wij maar een weinig op ons gemak kunnen aanschouwen wat onze oogen zullen vinden om te zien. En dat is waarlijk niet weinig. Hier staan wij bij den Ryward-Tower. Mijn lezers weten zeker wel dat het woord tower «toren" betee- kent. De geheele Lonclensche Koningsburgt heet «de Tower"maar ook de talrijke afzonderlijke, op zich zelf staande, of met elkaai; verbonden gebouwen die 't meest merkwaardig zijn.; heeten towers of torens, al beantwoordt hun gedaante juist niet aan dien naam. De Ryward-Toiver levert niets merkwaardigs op. Het is de tusschen-lioofdingang, gelijk cle Leeuwen poort of Micldeltower de buitenste hoofdingang is. Uitwendig komt hij met dezen veel overeen en is evenals de Leeuwenpoort zeer gerestaureerd en dit juist niet met inachtneming van den oorspronkelijken vorm. De binnenzijde vooral gelijkt meer op een fan- tastieke villa clan op een midcleleeuwschen slottoren daar is ook een wachtkamer voor soldaten en een stuk veldgeschut staat vrij doelloos ter zijde, van clen doorgang. Merkwaardiger is de zware toren dien we eenige stappen verder aan de linkerhand opmerken en die te weerszijden verbonden is met den hoogen zwaren binnen-walmuur. Het is de Bell-Tower of Klokken toren, aldus genoemd omdat weleer boven in dit ge bouw de alarmklok der vesting hing. Gelijk de meeste torens was ook cleze een gevangenis. De twee vermaardste gevangenen, die binnen zijn muren gezucht hebben, waren Fisher, bisschop van Rochester en Elisabeth cle latere koningin. Fisher het slachtoffer van clen toorn van Hendrik VIII. Eli sabeth de dochter van dienzelfden monarch. Ik wil clen lezer niet plagen met al dc bloedige drama's die in den Tower zijn afgespeeldzij vormen een lange reeks van gruwelen clic als een roode clrnad door Engelands geschiedenis loopt. Slechts enkele aan stippingen kunnen hier een plaats vinden. Bij onze wandeling door cle oude veste kwamen ook voor mijn geest niet alle schimmen van hen die daar gemarteld zijn, die de cellen van hun wee klachten hebben vervuld en die nu daar slapen onder den grond dien wij nu betraden. Vooral de langdurige regeering van Hendrik VIII, misschien den snoodsten van alle Engclsche vorsten, was een donkere tijd. De sombere Hendrik, bij afwisseling dronken van wierook walmen, van wellust en van bloeddorst, liacl zich in Mei 1533 door een van zijnentwege benoemd geestelijk gerechtshof laten scheiden van zijn eerste gemalin, Katharina van Arragon, en wilde hiermede zijn in No vember '1532 gesloten huwelijk met Anna Bolcijn wet-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1877 | | pagina 1