ZIEMKZEESCHE COURANT. 1876. No. 88. Zaterdag 4 November. 79ste jaargang. F e uiliet o n. SCHETSEN OP REIS, De Staat als Antiquarius. In de G-ron. Courant kwam dezer dagen liet volgende artikel voor, door andere bladen al reeds overgenomen en dat bijzonder onze aan dacht trok. De familie H. te Leiden bezat (tot) voor korten tijd den prachtigen gouden beker, die aan admiraal Tromp na den zeeslag voor Chatham werd aangeboden: een bokaal van gedreven goud, aan goud slechts een waarde van f 800 vertegenwoordigende, doch als kunstproduct de geheele zeeslag stond er op afgebeeld honderdvoudig die waarde bezittende en als nationale reliquie bovenal zeer zeker ontschat- baar. Daar de eigenaren besloten hadden, dien beker van de band te doen, boden zij der re geering het prachtig stuk van onzen grooten zeeheld voor een som van f 50,000 aan. Maar de Minister Heemskerk verklaarde, dat 't Rijk geen geld had om dit geschiedkundig' voorwerp voor de natie te bewaren en weigerde den koop. Weldra geraakte de beker in de handen van eenige antiquaren te 's Hage en te Amsterdam deze boden hem den handelaar Goklschmidt te Frankfort a/M. aan, en in de vorige week kocht deze het prachtig stuk voor een halve ton gouds, om 't daags daarna aan een particulier te ver- koopen voor f 80,000. Wie thans den historischen beker van Tromp wil bewonderen, bij ga naar Frankfort en vrage beleefd toegang tot het ka binet van antiquiteiten van den baron Rotschild. Er ligt in dit stukje een zekere toon van beklag alsof er iemand onrecht geschied is. Wie kan dit zijn De familie H. zeker niet. Deze wilde den beker van de hand doen en begon met er een halve ton voor te vragen. Zij heeft haar halve ton gekregen en mag dus niet klagen. Haar heeft de Miuister geen onrecht gedaan met den aankoop te weigeren. De familie beeft zich zelf een verlies van f 30,000 bezorgd door iets dat f 80,000 waard was, volgens de Gron. Ct., te verlaten voor een halve ton. En had de Minister als rijks antiquaar toegehapt en de halve ton gegeven of voorgesteld aan de Kamer, dan zou de familie H. kunnen zeggen dat zij voor f 30,000 gefopt was. Er is ook zekere wrevel in 't artikeltje op te merken, alsof de nationale eer zou te kort gedaan zijn, van daar die bittere toespeling aan het slot, en de over dreven uitdrukking- opgeheelonbestemdegronden, dat die beker als nationale relequie „zeker on schatbaar zou zijn." Zooveel is zeker dat de Staat het geld dei- burgers niet moet gebruiken om iets te koopen van over zee en van over land. nr. Toch moest men tegen de wel wezenlijke, maar toch in den grond geringe, bezwaren van een zee tochtje niet opzien. De schoone Britsche Archipel is een bezoek overwaard. Ik raad ieder, wien 't schikt en gelust, vrijmoedig aan, zelfs een attaque van zeeziekte, die onpasselijkste aller onpasselijkheden, er' om te trotseeren. Het was op een schoonen, frisschen zomermorgen, den 20 Juli 1875, des morgens te ruim 8 lire, dat de «Stad Middelburg" met vlaggen getooid, onder feestmuziek en door een belangstellende menigte be groet, waaronder zelfs Z. K. II. Prins Hendrik zich bevond, van de ponton aan 't havenstation te Vlissingen werd losgemaakt om zee te kiezen en haar eerste serieuse reis, een feestelijken proeftocht in allen deele, te volbrengen. Ik zal hier geen verdere uitweidingen doen over de feesten bij dezen grootschen proeftocht door de stoomvaart-maatschappij «Zeeland" aan haar genoodig- den bereid, ze zijn elders reeds meermalen beschreven. dat onschatbaar van waarde is als nationale reliquie. De Staat moet vooral voorzichtig zijn zich niet te stellen in de positie van een anti quiteiten-liefhebber. Onze constitutioneele staats inrichting veroorlooft dat niet. Met de regeering uit eigen beweging aanbiedingen te doen die enkel ten doel hebben om geld te bekomen en die aanbiedingen lekker te maken met wat nationale eer oefent men op de regeering een pressie uit die niet goed is. Voor de familie H. beteekent het gemis van den beker niets, en als zij door afkomst als ander- zins zoo veel ophad met de nagedachtenis van C. Tromp, dan hadde zij den beker niet van de hand moeten doen. Den Staat kan men niet verwijten dat hij die zoogezegde nationale reliek zou van de hand gedaan hebben, daar 't ding niet in 't bezit van den Staat is geweest. Er ontbrak nu nog maar aan dat de hande laar Goldsckmidt ook zich kwam beklagen dat de Staat niet b.v. een ton heeft geboden om Rothschild 't vetje te doen ontgaan. Wat ondertusschen alles afdoet is dat de Staat nooit kan concureeren met liefhebbers van antiquiteiten. Men ziet het weder aan dit voorbeeld. Baron de Rothschild geeft honderd maal de waarde voor een voorwerp dat hem zeker niet schelen kan en dat, al wordt er ook f 80,000 voor betaald, toch slechts een geheel ingebeelde waarde bezit. Op dezen weg kan de Staat niet meegaan. Toen do regeering dooi de Kamers gemachtigd is om iets voor de kunst en de vaderlandsche oudheden te doen, lag 't ook vast niet in de bedoeling dat er nu voort aan door regeeriDgs-beambten geaasd zou worden op rariteiten. Buitendien is 't een weinig' aangenaam ver schijnsel als oude families hnu relielceu van de hand doen, om er klinkende munt voor te krijgen. Als dit te ver gaat dan kan 't inderdaad schadelijk worden voor de nationale eer, doch dit mag. den Staat als zoodanig niet aange rekend worden. Binnenland, ZI ERIK ZEE, 3 November 1876. Brouwershaven, 2 Nov. Gisteren bad bier ten raadhuize liet vergelijkend examen plaats ter vervul ling van de vacante betrekking van hoofdonderwijzer der openbare school. Yan de vijf sollicitanten waren vier niet opgekomen. De eenige opgekomene, de heer G. Huisman, secondant te Leerdam, werd achtervolgens geëxamineerd in de vakken van 't gewoon lager on derwijs en in het Eransch en Engelsch. Voor hem die dit voor 't eerst ondervindt, laat het vertrek uit het vaderland per zeeschip niet na een levendigen indruk te maken. Als men te land de grenzen overschrijdt, merkt men zulke gewaar wordingen niet op. Het begrip van weggaan uit het vaderland en van 't achter zich laten der vaderland sche kusten is tastbaarder. Maar onder 't overigens zeer talrijke reisgezelschap waren er zoo 't scheen weinigen die veel bespiegelingen maakten over dat vertrek uit het vaderland. De meesten berekenden dat zij binnen vier en twintig uren toch weer thuis zouden zijn, zoodal 't eigenlijk de moeite niet waard was veel te philosofeeren. Ik wil dan ook wel bekennen dat ook ik de gewaar wording gemist heb van Neerlands blanke duinen aan den gezichteinder achter mij te zien verdwijnen, doch dit geschiedde niet uit achteloosheid of door materia listische invloeden. Dezelfde oorzaak waarom mij 't geijkte trotsche gezicht van »Albions krijtgebergte" niet vergund werd, belette mij ook 't vaderland op de gebruikelijke manier, met een van tranen bevoch tigden zakdoek, vaarwel toe te wuiven. Over de Schelde en de zee rondom Walcheren hing een dunne mist en over 't Noordvoorland en den Theemsmond hing ook zulk een gordijn van dampen. Ylissingen, geheel Walcheren en het land van Cad- zand waren zeer spoedig uit het gezicht. De krachtige wiekslagen der vele honderdenpaarde- De districls-sclioolopziener Mr. Schneiders van Greijffenswertli werd bijgestaan door de lieeren C. Hofman, leeraar aan de hoogere burgerschool te Zie- rikzee en J. Th. Oosterman, hoofdonderwijzer aldaar. De uitslag van het examen zal binnen eenige dagen bekend gemaakt worden. Z. M. heeft met .15 Nov. benoemd tol griffier bij het kantong. te Corfcgene, W. Kuyper Boone, deurw. aldaar. Het ,/Phoenix"-proces is, na eerst afgedaan te zijn, thans weder in vollen gang; zulke zaakjes zijn niet kwaad voor de heeren advocaten. Bij de feesten ter inwijding van lJmuiden op 1 November is de tribune niet ingestort, 't welk als een merkwaardigheid mag gelden, daar er wel 2000 personen op de tribune volgens geestdriftige Am- sterdamsche correspondenten een //prachtige tempel" plaats hadden gekregen. Het heeft evenwel nog al geregend. Ook de di rectie der Kanaal-maatschappij heeft een bui gehad, doch 't was gelukkig maar een bui van kruisjes en geen regenbui. Uit Luxemburg wordt gemeld, dat daar op hoogst- plechtige wijze volgens het programma het monument is onthuld, ter eere van wijlen Prinses Hendrik, ge malin van den Prins-Stalhouder, opgericht. Te een uur vergaderden de corporatiën en deputa- tiën uit het groothertogdom op het Willemspleiu en begaven zich in optocht met de banieren aan 't hoofd naar het monument. Een uur later verkondigde 't geschut de komst van HH. KK. HH. Prins Hendrik en Prins Alexander, die door de hoofdcommissie werden ontvangen en met 't //Wien Neerlandsch bloed" verwelkomd. Nadat de Prins met HD. gevolg eu genoodigden ter linker-, het zangkoor ter rechterzijde van de op gerichte tribune, de leden der feestcommissie en van den gemeenteraad aan den voet van 't monument, de deputatiën enz. aan de achterzijde daarvan hadden plaats genomen, begon de uitvoering van den //Amalia- marsch" van L. Menager, door de maatschappij //Concordia" en de korpsen uit Grand en Pfeffenthal. Daarop volgde de overdracht van het monument aan de stad en de feestrede van den president der commissie, afgewisseld door een cantate (woorden van 3. Neuman, muziek van A. Zinnen), uitgevoerd door corporatiën uit de hoofdstad en omliggende gemeenten. Onder het zingen van de cantate werd het beeld onder luide toejuichingen onthuld en werden door een aantal meisjes op den voet van het monument kransen nedergelegci. De Prins was bij 't aanschouwen dezer hulde aan de nagedachtenis zijner onvergetelijke gade blijkbaar diep bewogen. Vervolgens aanvaardde de burgemeester namens de hoofdstad het gedenkieeken; waarna de plechtigheid werd besloten met de uitvoering eener Hymne van Lentz, op de melodie van //Wien Neerlandsch bloed", kracht sterke machine deden het kolossale schip wel statig maar toch ongewoon snel de grijsgroene baren klieven, zoodat 't schuim voor den scherpen boeg opspatte alsof een zaag door 't water sneed, en er zich een eindeloos lange baan van kielzog achter 't schip vormde. Achtervolgens vlogen wij aan de eene zijde tonnen en vuurschepen aan de andere zijde de Vlaamsche kust voorbij. Deze laatste bleef een paar uren lang zichtbaar, en daar de boot betrekkelijk dicht langs den wal hield, was 't alsof zich een panorama voor onze oogen ontrolde. Zelfs de badhotels te lleyst en te Blanken-» berghe en de liclitgeschilderde badkoetsen met hun witte zeilen, op 't strand, waren zeer duidelijk te onderscheiden. Tegen den middag bevonden we ons in volle zee en voor 't eerst ondervond ik de gewaarwording van niets dan water en lucht rondom mij te aanschouwen. Zoo menigmaal had mij te Scheveilingen, waar ik eenige jaren heb gewoond, aan 't strand de lust be vangen om toch ook eens te zweven over die breede zee. Ik heb haar daar gezien in alle gedaanten, nu eens kalm en blinkende van zonnelicht als een metalen spiegeldan de sombere kleuren der grauwe wolken massa's weerkaatsendedan weder brullende en loeiende als de stormen haar golven voortzweepten tot ze bulderend op 't strand uit elkaar sloegen in kokend schuimdan den chaos gelijk en vormeloos als 't in-

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1