Brouwershaven, doch kortelings als zoodanig naar Delft vertrokken, had een schriftelijk afscheid aan de vergadering ingezonden, waarvan voorlezing ge daan werd. De vraagpunten, die na 't afdoen der huishoudelijke zaken en mededeelingen behandeld werden, waren 1°. Het onderwijs in de plantenkunde op de lagere school, ingeleid door den heer P. Nieuwdorp van Ouwerkerk3°. Ebbe en vloed, behandeld door den heer J. J. van Elsiicker van Oosterlanden 3°. Het onderwijs in de aardrijkskunde op de lagere school, waarover een opstel geleverd werd door den heer A. Bijlo van Nieuwerkerk. De eerstvolgende vergadering werd vastgesteld op den 23 Dec. a.s. Z. M. heeft herbenoemd met 15 Oct. e.k., tot burgemeester van Bruinisse, den heer C. M. Voorbeijtel. Tot notaris in liet arrondissement Goes, standplaats Heinkenszand, is benoemd de heer J. Karseboom, candidaat-notaris te Twello. Niet van algemeene belangrijkheid ontbloot is de rechtzaak, die Vrijdag j.l. door de arr. rechtbank te Botterdam werd behandeld. Het was de zaak van den Minister van Einanciën tegen J. H. S., kleeder- bleeker te Botterdam, beklaagd wegens heimelijke fabricatie van zeep (uit oleïne en loog), zonder deswege aangifte te hebben gedaan bij den ontvanger van den accijns op de zeep. De rechtbank, uitspraak doende, heeft den beklaagde veroordeeld tot een geldboete van vierhonderd gulden, bij onvermogen te vervangen door een gevangenisstraf van zes dagen, met verbeurdverklaring van de zeep en de in beslag genomen grondstoffen. Zuinige en slimme huismoeders mogen zich dus voor gewaarschuwd houden. In een ingezonden stuk in de N. Rott. Ct. verzoekt het standbeeld van Desiderius Erasmus om een andere standplaats, daar het op zijn tegenwoordige, gelijk bekend is het vuilste hoekje van de groote markt, voor een fatsoenlijk geleerde niet is uit te houden. Het komt ons voor dat er alleszins termen bestaan om aan het billijk verzoek van het geachte standbeeld gevolg te geven. Het is waar dat dit beeld waar 't thans staat een ergernis uitmaakt voor de Botter- dammers en wellicht nog grooter ergernis voor de vreemdelingen die, Botterdam bezoekende om zijn merkwaardigheden, natuurlijk ook het beeld van den grooten geleerde gaan zien, terwijl ze dat dan vinden te midden van onoogelijke stalletjes, waarvan de afval van allerlei aard den grond bedekt eu terwijl niet zelden het geheele hek is behangen met vuille zakken en vodden. Waarlijk het standbeeld, waaraan boven dien zooveel curieuse herinneringen verbonden zijn, verdient dringend op een andere plek gezet te worden. In het Vcid. komt een particuliere correspondentie voor uit Indië, van een officier van gezondheid in het Indische leger. De schrijver drukt de hooge mate van verontwaardiging uit, die bij het geheele corps officieren van gezondheid van 't Indische leger heerscht tengevolge van een door het Ind. Gouver nement genomen maatregel. Dat gouvernement heeft namel. den gepensioneerden generaal-raajoor dr. Archer van het Britsch-Indische leger opgedragen in Atchin een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de vele ziekte- en sterfgevalllen die daar in ons leger voorkomen en naar de inrichting der hospitalen en de ziekenverpleging. Het laat zich wel- begrijpen dat zulk een maat regel een groote ergernis, ja zelfs een grievende vernedering is voor onze officieren .van gezondheid in Indië, waaronder er zijn die minstens evenveel onder vinding en kennis van Indische toestanden hebben als de geleerde Brit. Daarenboven is de maatregel hoogst onbillijk, daar onze officieren van gezondheid, nu drie jaren lang, niet opgehouden hebben te klagen over het gebrekkige der bestaande toestanden en middelen aan te wijzen om daarin verbetering te brengen. Zoo zijn verbetering der vivres, der barak ken van de troepen, der lokalen voor de zieken en tal van andere verbeteringeu juist geschied op aan drang der geneeskundigen bij 't leger in Atchin. Men zou hierbij nog kunnen voegen dat het in de gegeven omstandigheden niet zeer staatkundig is een vreemdeling en nog wel een Engelschman te belasten met een zending van vertrouwen, die wat men ook zegge, tevens een officicele verklaring van wantrouwen is in onze eigen geneeskundigen. Het gebeurde zal den lust om in Indië als officier van gezondheid te dienen niet aanwakkeren. In de Amst. Court, komt een woordje op zijn pas voor naar aanleiding van de daar thans druk in gang zijnde beweging tegen de autoriteiten zoo militaire als burgerlijke, wegens de ruwe wijs waarop de politie en de soldaten zijn tewerk gegaan bij de demping- van 't oproer volgens hen, de onderdrukking van een kwajongensbeweging volgens anderen. De Amst. Court, meent dat er onder deze na-agitatie veel kwade trouw schuilt, dat er listige petitiën wor den verspreid en ter teekening aangeboden ten einde de burgerij op te zetten tegen overheid en militaire macht. Het spreekt van zelf, zegt dc Amst. Court., dat er nauwkeurig onderzoek zal worden ingesteld naar den aanleg van de afgeloopen wanordelijkheden en naar de machtsoverschrijdingen, die mochten heb ben plaats gehad, opdat zoowel de tumultmakers als de misbruikers van macht streng gestraft en ten voorbeeld gesteld worden. Wij voor ons vatten niet best hoe de Amst. Court. er na zijn bezadigd woord toe komt, om twee geheel verschillende categoriën van lieden over een kam te scheren. Zij schijnt niet in tc zien dat zij nu juist in dezelfde fout vervalt, die zij aan de adressenmakers van de jongste dagen verwijt. Op die manier opgevat zou de geheele zaak eigenlijk aldus zijn te karakteri- seeren //In de kevmisweek hebben het Amstevdamsche canaille en de burgerlijke en militaire autoriteiten, deze beiden laatsten gevolgd en bijgestaan door hun onderhebbenden, tumult gemaakt te "Amsterdam en de rust der goede burgerij verstoord, derhalve moeten ze allen de kast in." Dit gaat toch niet aan. Het tumult en de tumultmakers, en de autori teiten met hun onderhebbenden zijn in dit geval twee zeer onderscheiden zaken. Het is wel te betreuren dat de Nederlandsche burgerij over 't algemeen nog zoo weinig begrip heeft van de eenheid die er in tijd van oproer zoowel als in rustige dagen moet bestaan tusschen de welgezinden of de burgerij in 't algemeen en de autoriteiten die speciaal geroepen zijn om de orde te handhaven en de wet te doen eerbiedigen. Bij voorkomende gelegenheden van tu mult, oploop, oproer, heeft het nog veel te veel den schijn alsof er dan twee partijen samen aan 't harde- bollen zijn de oproermakers en de autoriteiten terwijl de burgerij met geen van beiden te maken heeft. Vandaar ook die weinige medewerking, die indirecte, ja niet zelden directe tegenwerking die de autoriteiten ondervinden van den kant van hen, die zich toch rustige burgers willen genoemd zien, en en die als zij zelf nadeel van het oproer hebben, wel van de autoriteiten, willen eischen dat zij beschermd en verdedigd worden. Wij willen hiermede niet zeggen dat er geen gevallen van misbruik van macht kunnen hebben plaats gehad. Maar zeker is het dat als de werkelijk welwillende en rustige burgers zich uit het gedrang, buiten het oploop en zooveel mogelijk dicht bij hun eigen huis gehouden hadden, de standjes veel gemakkelijker hadden kunnen onderdrukt worden en dat dan al bitter weinig onschuldige slachtoffers hadden kunnen vallen. Wij achten het dan ook zeer ongepast dat b.v. de Tijd een vergelijking durft maken tusschen 't gèen er te Amsterdam en 't geen er in Bulgarije geschied is, en 't heeft geen zin om de huzaren bij Bachi-bouzonks en Tscherkessen te verge lijken. Dan dient de Tijd het Amsterdamsche canaille ook gelijk te stellen met de arme, verdrukte Christenen in Bulgarije. Maar waar komt men op die manier eindelijk te recht Bovendien, men heeft nu goed praten, nu alles zóó afgeloopen is. Maar als de politie en militaire macht nu eens heel mak en zoet sappig was geweest, het canaille had laten begaan uit vrees van misschien bij ongeluk ook onschuldigen te treffen, en de tumultmakers hierdoor aangemoedigd aan 't plunderen, moorden en branden waren geslagen, wat zou men dan zeggen? Dan zou 't weer heeteu dat men streng had moeten te werk gaan. Voor ontevredenen en onwilligen is 't dus nooit goed. Het schijnt dat Amsterdam nog al wat fatsoenlijke onwillige en rustige ontevredenen bezit. De gewone jaarlijksche witte patrijs is reeds ge schoten en wel te Tiel; de witte haas nog niet; ook laat de witte raaf nog op zich wachten. Z. Ms. ramtorenschip //Koning der Nederlanden" ligt nog steeds te midden der Ilollandsche duinen aan de sluizen van het Noordzee-kanaal. Men heeft weder eens een proef met de //mal" genomen, doch deze is slecht uitgevallen. Toch koestert men nog de hoop dat men het ramtorenschip nog wel in zee zal krijgen voor 't door de roest den weg van alle pantserschepen is opgegaan. Op de Exposition d'Hygiene et de Sauvetage te Brussel zijn alsnog eenige bekroningen geschied voor brandspuiten en is o. a. toegekend een medaille le klasse aan de firma H. Beider en Co. te Amsterdam. Een geval van hondsdolheid heeft zich voorgedaan te Hengelo; dientengevolge is de muilkorvenwet voor 4- maanden toegepast. Aan den gezagvoerder Clark van de stoomboot z/Times", varende tusschen Botterdam en Duudee, is gedurende 3 maanden de 'bevoegdheid om als gezag voerder en aan den 2en stuurman Campbell voor 9 maanden de bevoegdheid als 2e stuurman het bevel te voeren ontnomen, wegens het aan den grond varen met bovengemeld stoomschip bij de Pig Sow Klippen in den morgen van 29 Augustus 11. Omtrent het monument voor Lord Byron, dat in Greenpark te Londen zal opgericht worden, verneemt men dat het bronzen beeld des dichters zal gedekt worden door een marmeren koepel, geschraagd door «Tonische of Korinthische zuilen, die op hun beurt op een marmeren voetstuk rusten. De uitvoering van dit plan zal 6000 pond st. kosten, dat is veel meer dan er tot nu toe voor het Byron-monument ingezameld is. Een reeds voor kapitein Webb en Boyton vermaard zwemmer, Erederik Cavill, heeft den afstand tusschen Southampton en Portsmouth, 33 kilometers, zwem mend afgelegd in een tijdsverloop van kwartier over twaalven tot kwart vóór achten. Van wege de Engelsche admiraliteit is een over zicht publiek gemaakt van de kosten voor den bouw der oorlogsschepen, loopende van 1854 tot 1875. Terwijl in 1854 een linieschip, de machine inbegrepen, 112,000 a 156,000 pond st. kostte, een fregat 53,000 a 95,000 pond, kwam de in 1863 gebouwde //Mi notaur" op 456,880 pond te staan, de //Hercules" in 1868 op 361,000 pond, het fregat //Inconstant" op 213,000 pond. In 1870 werd voor den bouw van de //Sultan" 357,000 pond betaald; in 1871 voor de //Devastation" 354,000 pond; in 1875 voor de //Dreadnought" 508,000 pond en voor de//Alexandra" 522,000 pond. I-Ioe groot de bier-consumtie in Beieren is, laat zich uit de volgende cijfers opmaken: In 1875 werden in het koninkrijk gemiddeld 13 millioen hectoliter bier gebrouwen, die aan accijns 20 millioen mark (12 millioen gulden) opbrachten. De uitvoer bedroeg 600,000 hectoliter, zoodat er voor binnen- landsch verbruik overbleef 12,400,000 H.L. of ge middeld 161 liter per inwoner. Het Eransche Journal ojjiciel heeft een overzicht gegeven van de opbrengst der directe en indirecte belastingen in de Bepubliek over het eerste halfjaar 1876. De directe belastingen leverden 334,239,800 frs., waarvan 45,867,200 bij vooruitbetaling was ver kregen, nagenoeg evenveel als verleden jaar. De drie percents inkomsten-belasting, die over het geheele jaar op 35,174,000 fr. geraamd was, bvachtop L8,800,000 frs. De gezamenlijke indirecte belastingen leverden 983,298,000 fr. of 70,263,000 fr. meer dan de raming en 14,993,000 frs. meer dan over het eerste halfjaar 1875. In het eerste halfjaar 1876 zijn vooral ge stegen: de registratie met 3,571,000 fr.invoerrechten met 8,554,000 fr.belasting op de dranken 1,314,000 fr.; het labaksmonopoli 5,456,000 fr.de papierbelasting 875,000 fr. Daarentegen zijn achteruitgegaan de spoorwegbelasting met 1,306,000 fr.onderscheidene indirecte belastingen met 2,242,000 fr. De posterijen brachten ondanks de pas ingevoerde verlaging der briefporto's 263,000 frs. meer op dan in de eerste helft van 1875. Te Madrid is onder den titel //Benito Espinosa" een Spaansche vertaling verschenen van Berthold Auerbach's bekende Boman //Spinoza". Het boek is vertaald door Gonzalez Serrano, een bloedverwant van den Maarschalk. De vertaling is zeer goed, doch écu hoofdstuk is er uit weggelaten, en wel dat waarin de geschiedenis van Manuela, Spinosa's moeder, ver haald wordt, die volgens de overlevering van de Mooren afstammelijk moet geweest zijn, en waaruit dan de betrekking van den grooten denker tot de drie godsdienstenhet Christendom, den Islam en het Jodendom, zou af te leiden zijn. Te Konstantinopel verschijnen tegenwoordig niet minder dan 72 nieuwsbladen, waarvan 16 in 'tTurksch, 1 in 't Arabisch, 1 in het Perzisch, 1 in het Duitsch, 1 in het Engelsch, 12 in het Griekscb, 13 in 't Armenisch, 4 in het Bulgaarsch, 2 in 't Joden-Spaansch, 1 in 'fc Italiaansch en 20 in het Eransch geschreven worden. Iii 't oogvallend is het groote aantal Eransche bladen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 2