ZIERIKZEESCHE COURANT
voor het arrondis- seraent Zierihzee.
1876. No. 76. Zaterdag 23 September. 79ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
De Avondschool en het Herhalings-
onderwijs.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden ƒ1,Franco per post I,-
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTE N TI EN
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
De zomer is heen, de kermis is achter den
rng, de dagen korten, de nachten lengen, de
prettige winteravonden komen met rassche
schreden nader. Als de Oetobermaand is aan
gebroken dan wordt de gezellige huislamp al
omstreeks zes ure ontstoken. Het dagwerk is
dan voor velen geëindigd. Het huisgezin raag
dan met recht dien naam dragen, 't is ver-
eenigd in huis, 't doorleeft daar een groot
gedeelte van de vierentwintig uren, die elke
dag telt. Vader houdt zich bezig met 't een
of ander, 't zij ernstige bezigheid, 't zij tijd
verdrijf; moeder laat niet af van de duizend
kleine zorgen die zij ter harte nemen kan al
zijn ook de dagen wat kort, want immers zijn
de avonden des te langer, en aan werk dat
zij bij 't licht doen kan ontbreekt het nooit,
vooral als de jongens en meisjes wat slijterig
zijn, en welke knapen en meisjes zijn dit niet?
Deze laatsteu, de lustige, wakkere jongens en
de handige, leerzame meisjes, zitten ook niet
den langen avond door te suffen bij de kachel.
Allerminst zoeken ze dan uitspanning of spel
op straat; 't is donker en dikwijls guur en
koud daarbuiten, en bovendien, volgens ond-
vaderlijke zeden, past het niet dat jonge knapen
en onervaren meisjes lange najaars- en winter
avonden door op straat zijnze behooreu thuis
en kunnen daar bezigheid genoeg vinden. Daar
is het schoolwerk, men zegt eigenlijk huis
werk, doch zooals 't hier bedoeld wordt is dat
minder juist gezegd 't schoolwerk moet
afgemaakt worden, en als dat af is, of voor
hen die de school ontwassen zijn, is er nog
wel wat te doen om het geleerde te onderhou
den, de kennis te vermeerden, de ontwikkeling
te doen voortgaan. Gezwegen nu nog van 't
aangename van 't voorlezen door één van 't
gezin, terwijl de anderen, toehoorende ook iets
doen, of reeds met goed toe te luisteren nuttig
bezig zijn, en van die duizenderlei nuttige,
ontwikkelende, 't verstand scherpende bezig
heden, die zich zoo eigenaardig laten verrichten
in die lange winteravonden, en in gezinnen
van beschaafde menschen.
Zoo komt men d' avond door, zoo wisslen
zich de weken; en de mensch, geplaatst op
den trap van ontwikkeling waarop wij staan
die ons beschaafde Nederlanders noemen, levert
in de echt practisch nuttige wijze waarop hij
zijn winteravonden doorbrengt, het klare bewijs
dat hij niet onderworpen is aan die tijdperken
van stilstand en droomerigheid, die soort van
dood dien men gewoonlijk den winterslaap
noemt, en dat hij evenmin behoeft toe te geven
aan de verzoeking om de lange winteravonden
te vermorsen in ijdelheid, zoo niet nog erger
dan dat.
Ik zie ondertussehen een glimlach om uw
lippen, lezers, als ge soms de moeite genomen
hebt van dit artikel notitie te nemen. Ik zie
u spottend of spijtig glimlachen, en ik hoor u
zeggen: die man kent de toestanden niet, hij
idealiseert, wat geven ons al die idealen'?
Laat ons dan ook maar uit het ideale in
het werkelijke overstappen. Inderdaad ik geef
het toe dat de hier boven geschetste toestand
minder algemeen valt waar te nemen dan men
redelijker wijze zou mogen verwachten. Letten
we maar eens op die honderden jonge knapen
en meisjes, die, 't zij dan najaar of winter,
uren lang 's avonds op de straat rinkinken,
niet als dartele kindeven spelende in het dag
licht, in presentie der zon, maar als reeds half
of heel bedorven schepsels, die de eerste stappen
op het pad der verwildering reeds lang gedaan
hebben en aan wie alleen nog maar een paar
handbreedten in de taille ontbreekt om gelijk
op te kunnen tellen met de minsten onder
ben die min zijn. Zien we verder maar eens
's avonds laat zoo laat dat in de meeste
talen dat tijdstip niet anders dan met de uit
drukking „diep in den nacht" wordt aangeduid
te negen ure, tien ure, die kleine werkmannetjes
van tien jaar en daarboven, doch altoos ver
beneden den leeftijd waarop iemand werkman
mag heeten, .fluitend of zingend, hollend of
sloffend van den winkel naar huis scharrelen
door de holle, donkere straten en stegen. Of
bespieden we het niet minder groote getal
dienstmeisjes, loopmeisjes, kindermeisjes of hoe
al die vrouwelijke dienstboden in spe heeten
mogen, dat op het late avonduur langs de
straten dwaalt, een buurtje om niet zelden, om
het ouderlijk thuis op te zoeken op een uur
dat ja vaak dat men er geen hond meer
uit zou jagen, of dezen, als hij er soms nog
uit was, wat druk naar binnen zou fluiten.
Nemen we dan ook eens een kijkje daar
binnen in de woningen, om waar te nemen
hoe daar de lange avonden doorgaans doorge
bracht worden, met luieren, dutten, slapen, of
wel met kibbelen, kijven, elkander plagen en
zich zelf vervelen.
Kortom we weten het allen wel hoe veel de
werkelijkheid nog te wenschen overlaat wat
betreft het nuttig, het gepast gebruik der lange
najaars- en winteravonden. En we willen daarom
onzen medemensehen niet hard vallen. Immers
hoe wenschelijk 't zij dat in elk kuisgezin de
avonden goed worden besteed, vaak zijn de
omstandigheden te dezen opzichte zoo ongunstig,
dat daarvan toch eigenlijk niets kan terecht
komen.
Wie zou dan niet de maatschappelijke instel
lingen prijzen en toonen op prijs te stellen,
die speciaal berekend zijn op deze ongunstige
omstandigheden en die grootendeels datgene
vergoeden waarin de huisgezinnen tekort schie
ten Onder die instellingen rekenen wij wel
in de eerste plaats de avondscholen, de gele
genheden die opengesteld worden voor aanko
mende knapen en meisjes om het geleerde te
onderhouden, de kennis uit te breiden, de ont
wikkeling te verhoogen, en daarenboven tegelijk
de lange winteravonden wezenlijk nuttig en
voordeelig, in plaats van onnut en tot zedelijke
en lichamelijke schade door te brengen.
Wij bezitten hier in de gemeente: de bur
geravondschool, een avondschool voor jongens,
een avondschool voor meisjes, beiden kosteloos,
een bijzondere avondschool voor gewoon en
meer uitgebreid lager onderwijs, en bovendien
gelegenheden genoeg om in de winteravonden
privaatlessen te krijgen. Welnu, we zeggen
niets te veel als wij beweren dat van al deze
gelegenheden, noch van één er van in het bij
zonder, een zoodanig gebruik gemaakt wordt
dat men redelijkerwijs kan zeggen dat de toe
stand voldoende is. 't Is waar, men leest in
de verslagen betrekkelijk dit onderwerp, dat
elk dezer inrichtingen door zóóveel of zóóveel
leerlingen wordt bezocht, gedurende de winter
maanden; maar als men die cijfers vergelijkt
met de getallen die er zouden kunnen zijn als
ieder zijn belang begreep, dan moet men er
kennen dat zij gering zijn. Wanneer zullen
de ouders, die hun zonen tot knappe werklieden
willen zien opgroeien, inzien dat deze dan ook
noodwendig goed moeten onderwezen en vol
doende ontwikkeld zijn, en dat de burgeravond
school daartoe een uitstekende gelegenheid
aanbiedt'? Alle ambachtsjongens moesten die
school bezoeken, of althans trachten er op
toegelaten te worden. Alle werkbazen moesten
daartoe hun leerjongens hun eigen zonen
dat spreekt van zelf maar ook de leerjon
gens, zelfs de loopjongens, opwekken en aan
sporen.
Voor hen die niet voldoen kunnen aan de
eischen van het toelatings-examen voor de
burgeravondschool, of die 't matige schoolgeld
van f 4,niet betalen kunnen, staat de avond
school voor jongens open, evenals voor de
vrouwelijke aankomende jeugd die voor meisjes.
Nog maar al te vaak echter wordt door
ouders en zelfs door werkbazen, heereu en
vrouwen, de dwaling gekoesterd, dat avond
en herhalingsscholen bestemd zijn voor de
brekebeenen, voor de achterlijken, of voor ver
waarloosden, of ook dat die avondscholen enkel
en alleen dienen om de jeugd van de straat
te honden, zoodat huiselijk levende gezinnen
ze niet zouden noodig hebben. Hoe zal die
dwaling toch worden weggenomen Wanneer
zullen allen het inzien dat ook de knapen en
meisjes die hun schooljaren goed besteed heb
ben, ja zij vooral, zoo lang mogelijk van de
gelegenheden om onderwijs te ontvangen moeten
gebruik maken, om eenmaal werkelijk practisch
nut te trekken van hetgeen ze hebben geleerd,
en om als volwassenen wezenlijk beschaafde
en ontwikkelde menschen in hun kring en
stand te mogen genoemd worden
Zal dit ooit geschieden
Het komt ons voor dat het in alle geval de
plicht en roeping is van allen die eenigen in
vloed op hun medemenschen kunnen uitoefenen,
om zooveel mogelijk tot het bezoeken der avond
en herhalingsscholen op te wekken en aan te
sporen. Sommige collegiën en particulieren
geven reeds een goed voorbeeld door voor op
passende knapen het schoolgeld te betalen voor
de burgeravondschool. Tot het aanmoedigen
van het bezoeken der avondscholen voor jongens
of meisjes zijn geen geldelijke offers noodig.
Sommige hazen geven iu anderen zin een
goed voorbeeld door hun leerjongens of dienst-