ZIERIKZEESCHE COURANT. voor het arrondis- jdkj^ sement Zierihzee. 1876. No. 73. Woensdag 13 September, 79ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD LS, IS, PENSIOEN VERBOND BURGERLIJKE AMBTENAREN. FLORA en FLORALIA. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden/1,Franco per post 1,- Afzonderlijke uommers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTEN TI EN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEA'JJAIV. bui onder door rbaav. jn ge- irring •rtdu- ge- de deze rheid, |n en dat (lleen stige van bnder Iollo- t de kt de ■zege- |ge a jiland, 533 "van In eene vergadering-, die den 28sten Augus tus 1.1. te Utrecht is gehouden door eenige plaatselijke commissiën binnen dit Rijk, zijn de Statuten ontworpen van eene Yereeniging »Het Pensioenverbond"waarvan het doel ishet verkrijgen van pensioen voor Weduwen en "Weezen van deelgerechtigden in het Pensioen fonds voor Burgerlijke Ambtenaren. De ondergeteekenden, door het Hoofdbestuur van Het Pensioenverbond daartoe aangezocht, noodigen bij deze alle Burgerlijke Ambtenaren en oud-Ambtenaren in deze provincie uit om het doel der Vereeniging te heipen bevorderen, door hetzij als gewoon lid of als werkend lid tot Het Pensioenverbond toe te treden, en van hunne toetreding voor den 18den dezer per briefkaart aan een der ondergeteekenden kennis te willen geven, daar vermoedelijk reeds in October a.s. door het Hoofdbestuur eene buiten gewone algemeene vergadering zal worden uit geschreven. Volgens de Statuten der Vereeniging bedraagt de geldelijke bijdrage bij de toetreding tot het lidmaatschap voor de gewone leden, die geen deel aan de beraadslagingen nemen, doch het doel der Vereeniging wenschen te bevorderen, f voor de werkende leden, die tot het doel der Vereeniging wenschen mede te werken en bevoegd zijn aan de beraadslagingen deel te nemen, f 2,50. Eene afdeeling van den Bond kan worden opgericht op ellce plaats of in elke streek, al waar minstens 25 werkende leden tot de Ver eeniging zijn toegetreden. Ter bereiking-van het door Het Pensioenverbond beoogde doel, durven wij ons vleien met de medewerking van alle Rijksambtenaren en oud- Ambtenaren in Zeeland. Middelburg, den 8 September 1876. D. A. BERDENIS VAN BERLEKOM, Lid der Arr. Rechtbank. G. A. VAN DIESEN, Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat. A. A. FOKKER, Inspecteur van liet genees kundig Staatstoezicht. F. HOIJER, Prov. Inspecteur van 's Rijks belastingen. B. MEIJLINK, Directeur der Posterijen. P. ROMEIJN, Directeur der Rijks Hoogere Burgerschool. E. P. SOHORER, Lid der Arr. Rechtbank. I. W. Th. SWATERS VAN SCHAUM- BURGr, Officier van Justitie. G. E. TERMAAT, Directeur der Registratie en Domeinen. D. G. VAN TEYLINGEN, Lid der Arr. Rechtbank. A. VAN REIGERSBERG VERSLUYS, President der Arr. Rechtbank. C. M. YAN YISYLIET, Inspecteur van het lager onderwijs. W. P. VAN VISVLIET, Arr. Betaalmeester. Van al de denkbeeldige wezens, waarmede het pantheïsme der ouden de wereld heeft bevolkt: de gezamenlijke goden, godinnen, halfgoden en halfgodiunen, nymfen, krachten, deugden en driften, hebben de godinnen ons altoos 't meest bevallen. Mochten we ooit pantheïst worden, 't zou alleen zijn om in 't zeker alleraangenaamst gezelschap te kunnen komen van die schare van godinnen, waarvan de eene met de andere wedijvert om 't den meuschen pleizierig en gemakkelijk te maken. Doen niet de avonturen, waarin de Olympische schoonen zoo menigen zoon des stofs betrokken hebben, nu nog deu vomantischen jongeling watertanden 't Is waar, daar waren er onder die hemelbewoonsters ook wel die in sommige zwakheden of krachten niet onderdeden voor haar aardsche zusteren, en die men wijs deed maar op zekeren afstand te houden, daar ze u anders leelijke parten konden spelen, waar ze trouwens voortdurend op uit waren ten einde zich in haar olympische rust wat afleiding te verschaffenmaar niet minder waar is het toch dat menige godin der oude Grieken en Romeinen ons zelfs nu nog een liefelijk, aantrekkelijk beeld blijft, niet enkel getuigende van 't in hoogen graad ontwikkeld gevoelsleven der ouden, maar in staat om ook bij ons ver hevene en verheffende, reine en reinigende ge dachten op te wekken. Onder alle godinnen is misschien de liefelijke Flora de aantrekkelijkste door haar reine, 'scbuldelooze aanminnigheid, door haar zuiver natuurlijke schoonheid, geheel vrij van eiken zweem van coquetterie, als zij, met kransen van de vlinderbloemen en het loof van erwten en boonen omstrengeld en met versch ontloken rozen in het haar, bij de feestelijke intrede dei- Lente voorgaat in deu stoet. Bij voorkeur stellen we ons haar dan voor volgens de Grieksche mythe als Chloris, de gade van Zepkyruswant de Flora der Ro meinen bevalt ons wat haar komaf betreft, minder, ofschoon dit eer de schuld der Romeinen dan van Flora zelf is, want de figuur van Flora is niet de eenige waaruit blijkt dat de Romeinen de Grieksche mythologie bezoedeld hebben met de vruchten hunner veelszins be dorven verbeelding. Om diezelfde reden willen we bij het woord „Floralia" ook maar liever niet denken aan 't geen de Romeinen daaronder verstonden en waarvan zich in enkele Meinachts feesten der Germanen en Franken, en van ons hun nakomelingen, ook nog eenigszins de we derga laat herkennen. Wij nemen de „Floralia" dus in den zin der Grieksche Anthisteiria ofbloe- menfeesten aan Chloris gewijd, en we willen vertrouwen dat de Nederlandsche dames in haar toewijding aan het welslagen der jonge Nederlandsche Floralia, 't woord ook zoo ver staan, ja dat ze waarschijnlijk van de dubieuse reputatie der Romeinsche Flora niet eens wat afweten, 't geen dan des te beter is. Doch waartoe al dit gekeuvel over die lang vergeten godinnen der keidensclie oudheid'? Hebben wij, fatsoenlijke Cbristenmenschen, die al dat keidensclie al lang van ons afgelegd hebben, niet wat beters te deen, dan ons met zulke beuzelingen op te houden Niet waar dat zou men zoo zeggen. Wij voor ons zouden dan ook Chloris en Zephyrus en Flora maal laten rusten in hun graven onder de bemoste ruïnen van den klassieken bodem, ware het niet dat we in de laatste weken gedurig in de kranten zulke aantrekkelijke beschrijvingen hadden gevonden van gevierde Floralia te 's Hage, Amsterdam, Rotterdam, Zwolle, haast overal. Met het oog daarop oordeelden we 't niet ongepast over Flora en haar feesten eens een stukje te schrijven voor onze lezers en lezeressen -die van bloemen en menschen, houden. Als we ons goed herinneren, dan is de aan leiding tot het ontstaan van die vereenigingen die zich Floralia noemen ongeveer deze geweest. In een onzer provinciesteden Zwolle? was een rijke dame, die op een goeden dag een aardigen inval kreeg. Zij kocht een dui zend pakjes bloemzaden en stelde die om niet verkrijgbaar voor arbeidersgezinnen, die de moeite wilden nemen uit de zaden bloemen te kweeken, deze te verzorgen en dan het vol gende jaar op een tentoonstelling te laten zien hoever ze 't hadden weten te brengen. Zij loofde voor die gelegenheid bovendien nog prijzen uit voor de best gekweekte planten en bloemen. In dit geval werd weder bewaarheid dat vaak iemand maar een goed denkbeeld behoeft aan te geven om dat denkbeeld door velen te zien overnemen en de uitvoering te verzekeren. Boven verwachting slaagde de proef. De pakjes zaden werden druk gevraagdoveral in de achterbuurten zag men de lui bloemtuintjes aanleggeD; wie geen lapje grond had, behielp zich met bakken en potten voor de vensters op planken gezet, of zelfs op dakvensters en platten geplaatst. Haast zonder opzet kreeg men de menschen aan 't bloemen kweeken, en even onwillekeurig roerde men daardoor snaren aan in het gemoed, welker trillingen niet dan wel dadig zijn kunnen, daar zij 't gevoel voor het schoone opwekkeu, den smaak, veredelen, en te midden van al 't harde proza des levens, een bron openen van schuldeloos onkostbaar genot en veredelend vermaak. Eere die dame voor het sehoone denkbeeld Hoeveel reiner was dat niet dan dat hetwelk de Flora der Romeinsche mythe bezielde, toen zij haar rijke nalatenschap aan het Romeinsche volk overdroeg, onder bepaling dat uit de renten de kosten moesten bestreden worden van een jaarlijkscb lentefeest, dat evenwel, volgens kaar uitersten wil, van dien aard had moeten zijn, dat de Romeinsche Raad er welvoegelijkheids- halve eerst een gedachten draai aan meende te moeten geven aldorens de erfenis te aan vaarden. Doch hier zien we al weer de vruchten van den vooruitgang en daaraan is het toe te schrijven dat de bloem der jufferschap in vele steden zich dezer dagen lieeft vermeid in het beredderen der bloemeufeestjes van de Althans volgens Lactantius, die evenwel door andere schrijvers op dit punt bepaald wordt tegengesproken.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1876 | | pagina 1